In 1919 hield de befaamde socioloog en bestuurskundige Max Weber een referaat onder de titel ’Politik als Beruf’. Een van de onderwerpen die daarin aan de orde kwamen was het onderscheid tussen Gesinnungsethik en Verantwortungsethik. In de Gesinnungsethik gaat het erom of de instelling en de intenties waarmee men dingen doet goed of fout zijn. In de Verantwortungsethik gaat het om het resultaat.
Een interessant voorbeeld hoe datgene wat prijzenswaardig is vanuit de Gesinnungsethik vanuit de Verantwortungsethik moet worden afgekeurd, is de Rijksdagbrand van 14 jaar later. De Leidse arbeider Rinus van der Lubbe zag in Duitsland Hitler aan de macht komen, en wilde de Duitse arbeiders een signaal geven dat ze in opstand moesten komen. Daarom stak hij het gebouw van de Rijksdag (het parlement) in brand. Vanuit de Gesinnungsethik bekeken dus zeer lovenswaardig.
Maar de resultaten waren desastreus. De daarop volgende verkiezingen leverden de nationaalsocialisten en hun bondgenoten een absolute meerderheid op. Zoals Lou de Jong het omschreef: ’Hitler had van het ’psychologisch-juiste moment’, hem door van der Lubbe’s daad gepresenteerd, effectief gebruik gemaakt.’ Vanuit de Verantwortungsethik bezien handelde Van der Lubbe dus juist zeer afkeurenswaardig.
Actueel: Immigratie
Een actueel vraagstuk waar Gesinnungsethik en Verantwortungsethik op elkaar botsen is dat van de immigratie. Vanuit een louter moreel standpunt kun je mensen uit andere landen die het veel zwaarder hebben dan wij niet verbieden om hier te komen wonen. Dat stond ook in de Staatsregeling van 1798: “De Maatschappij ontvangt alle Vreemdelingen, die de weldaden der vrijheid vreedzaam wenschen te genieten, in haar midden, verleenende denzelven alle zekerheid en bescherming'.
Nu hoor ik u al denken, die Bordewijk leek me altijd een reële vent, maar wat hij nu opschrijft is toch complete kolder. Daar ben ik het mee eens, want het is een goed voorbeeld dat wat vanuit de Gesinnungsethik bepleit zou kunnen worden, vrije immigratie, in de praktijk tot grote ellende zou leiden, omdat onze voorzieningen er niet op berekend zijn, en daarom vrije immigratie vanuit de hele wereld op grond van de Verantwortungsethik moet worden afgewezen.
Ik weet ook niemand die dat laatste openlijk bepleit. Ook Prof. Lukassen, die elke week wel een artikel in een kwaliteitskrant kwijt kan om zich op te werpen als schutspatroon van de immigranten, heb ik nooit zien pleiten voor een onbeperkte immigratie. Latere staatsregelingen kennen zo’n bepaling ook niet, en het zou interessant zijn na te gaan hoe de discussie daarover indertijd gelopen is.
Maar dat wil niet zeggen dat onder de oppervlakte toch niet vanuit de Gesinnungsethik wordt geredeneerd. Wanneer er een kwestie is rond een voorgenomen uitzetting, duikt er al snel een spandoek op met de tekst ’Geen mens is illegaal’. Als niemand hier illegaal zou zijn, zou dus iedereen mogen komen, en dan pleit je dus toch voor onbeperkte immigratie, terwijl we vanuit de Verantwortungsethik geprobeerd hebben regels op te stellen die het mogelijk maken die buitenlanders toe te laten voor wie dat het meest urgent is, zonder dat onze maatschappij vastloopt.
Gesinnungsethik voor individuen
Wanneer individuele asielzoekers in de publieke belangstelling komen te staan kiezen veel linkse mensen er bijna automatisch voor dat ze vergunning krijgen om in Nederland te blijven. Dan domineert de Gesinnungsethik, want je kunt vanuit de Verantwortungsethik eigenlijk nooit aannemelijk maken dat het toelaten van één extra vreemdeling tot maatschappelijke ontwrichting leidt, behalve als het Ridouan Taghi is. Vanuit de Verantwortungsethik doemt dan echter een ander maatschappelijk belang op: dat wij een rechtsstaat zijn, waarin wettelijk is vastgelegd wie er recht heeft te worden toegelaten en wie niet. Omdat daarbij niet alles te voorzien valt, past het ook binnen de rechtsstaat dat er uitzonderingen kunnen worden gemaakt bij schrijnende omstandigheden. Maar dan moet wel vaststaan wie bevoegd is zo’n beslissing te nemen.
Hier doet zich een merkwaardige tegenstrijdigheid voor. Het bestuursrecht maakt onderscheid tussen beschikkingen en maatregelen van algemene strekking. Beschikkingen richten zich op individuele gevallen en worden door rechters genomen, besluiten van algemene strekking gelden breder en worden genomen door politieke organen. Daarom is nog niet zolang geleden besloten dat het uiteindelijk de rechter is die beslist over toelating van vreemdelingen, en niet meer de minister of staatssecretaris. Toch duikt nu het idee weer op dat het politieke oordeel van de minister of staatssecretaris boven dat van de rechter moet gaan, want dat geeft Kamerleden de mogelijkheid hun Gesinnungsethik te demonstreren. Je zou het ook populisme kunnen noemen. Dit staat in fel contrast tot het Urgenda arrest, waarbij de rechter een algemene beslissing nam over de toelaatbaarheid van de uitstoot van kooldioxide, waaraan de politiek zich maar te houden had. Veel juristen vonden daarbij dat de rechters de politiek onder curatele moesten stellen. Maar waarom als het om de toelating van vreemdelingen gaat dan de politiek de rechtspraak onder curatele zou moeten stellen, is mij niet duidelijk.
---------
De tekening is van Katharina Kouwenhoven.
|