archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 12
Jaargang 21
21 maart 2024
Nummer 13 verschijnt op
4 april 2024
Beschouwingen > In de polder delen printen terug
Geldgebrek en personeelsgebrek Paul Bordewijk

2004BS Geldgebrek
Ons land gaat gebukt onder vele plagen. Die ga ik niet allemaal opnoemen, u vindt een hele lijst in mijn stukje van 1 september, net als bij allerlei andere auteurs. Twee van die plagen hebben een bijzondere relatie met elkaar, armoede en personeelsgebrek.

Arbeidsmarkt

Het tekort aan personeel ontstond na de coronaperiode. Mensen met vaste inkomens hadden door de sluiting van de horeca en van culturele instellingen geld over gehouden, en wilden toen die sluiting voorbij was de schade inhalen. Daarvoor moesten ze zijn bij bedrijven waar men vaak opnieuw personeel moest werven, en dat was niet altijd beschikbaar. Ook bij de spoorwegen en in de gezondheidszorg waren er niet genoeg mensen beschikbaar. Dat heet een overspannen arbeidsmarkt.

Dat kan problematisch zijn voor wie uit eten of op reis wil, maar het heeft ook een tegenhanger. Wie werk zoekt heeft veel meer kansen, en loopt ook minder risico door werkgevers te worden afgewezen.
Zestig jaar geleden hadden we ook een overspannen arbeidsmarkt. In die tijd schreef Remco Campert Liefdes schijnbewegingen, met daarin het personage Robert Beka. Deze Beka had een paar dagen opgesloten gezeten in de koelkast van de buurtslager, en daar had hij de negatieve gevolgen van ondervonden. Op het bedrijf waar hij in de pakafdeling werkte, werd hij alleen geduld vanwege de personeelsschaarste. Dof deed hij zijn werk, stopte jampotten en blikken in kartonnen dozen, sloot die met brede stroken plakband, niets horend, niets zeggend, niets denkend.

Hier zien we de tegenhanger van personeelsschaarste: voor de een betekent het lang wachten op je koffie op het terras, voor de ander een baan bij een bedrijf waar ze hem anders misschien niet zouden willen. De huidige personeelsschaarste gaat dan ook gepaard met een historisch lage werkloosheid. Bij alle plagen van Egypte waar ons land op dit moment door geteisterd wordt is er dan ook een die opvallend ontbreekt: werkloosheid.

Werkgelegenheid

Toch was dat vanaf de jaren zeventig probleem nummer één. Het hele debat over de economie stond in het teken van de vraag: hoe krijgen we de mensen weer aan het werk. En nu is dat zomaar gelukt, zonder dat we eigenlijk goed weten hoe dat komt.

Het merkwaardige is echter dat de nagenoeg volledige werkgelegenheid in onze dagen gecombineerd wordt met steeds meer signalen van armoede. Dat was zestig jaar geleden heel anders. Toen profiteerde iedereen juist van een groeiende welvaart. Nu kunnen sommige mensen alleen maar rondkomen met eten van de voedselbank, dat had je vroeger niet. Inmiddels deelt ook het Rode Kruis voedselpakketten uit.

Dat is een schrijnend contrast. Zestig jaar geleden was er groot optimisme over de toenemende welvaart, die ook tot uitdrukking kwam in jaarlijkse loonrondes. Die overtroffen de inflatie, zodat de koopkracht elk jaar steeg. Allerlei duurzame consumptiegoederen werden zo voor steeds meer mensen bereikbaar, van telefoonabonnementen tot auto's. Dat was ook heel verklaarbaar: door de concurrentie om personeel te krijgen waren werkgevers bereid steeds meer te betalen. De eerste geluiden waren ook te horen dat het allemaal wel een beetje minder kon, vooral voor anderen natuurlijk.

Zestig jaar geleden

Het was de tijd dat ik lid werd van de PvdA, maar als je mij toen verteld had hoeveel daklozen er zestig jaar later zouden zijn en dat er voedselbanken zouden komen, had ik het niet geloofd. Misschien had ik het dan ook wel zinloos gevonden om van zo'n partij lid te worden.

Je leest weinig over waarom in onze tijd personeelsgebrek gepaard gaat met geldgebrek voor grote groepen mensen, terwijl zestig jaar geleden het juist gepaard ging aan een groeiende welvaart. Je hoort daar weinig over van economen. Ik ben geen econoom, maar ik blijf ook gissen.

In de jaren zestig had je sterke vakbonden, die in staat waren in centraal overleg loonstijgingen af te dwingen. Die zijn er nauwelijks meer, omdat er veel minder grote bedrijven zijn waar een gevoel van gezamenlijkheid heerst. Fabrieksarbeiders zijn meer in staat een vuist te maken dan pakketbezorgers en thuishulpen.

Waar het wel lukt, zoals bij de spoorwegen, wordt het resultaat al snel aangevreten door de inflatie. Maar de inflatie tast ook de koopkracht van de groepen met hogere salarissen aan, en toch zitten de restaurants en de treinen nog steeds vol. Kennelijk is het spaargeld uit de coronatijd nog niet op. Misschien wordt het ook wel versneld uitgegeven om de inflatie voor te zijn.

Gerichte steun door de overheid om de extreme energieprijzen te compenseren, wordt vaak niet aangevraagd omdat mensen door de toeslagenaffaire de overheid zijn gaan zien als een instituut waar je zo weinig mogelijk mee te maken moet hebben. Mensen worden ook afgeschrikt om bijstand aan te vragen. Maar je zou zeggen dat bij volledige werkgelegenheid ook minder mensen die steun nodig hebben.

Al met al blijft het gissen. Maar het is een troost dat als ik economie had gestudeerd ik het ook niet zou weten.

---------

De tekening is van Marcia Meerum Terwogt.
Meer informatie: marciamt72@gmail.com



© 2022 Paul Bordewijk meer Paul Bordewijk - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
Geldgebrek en personeelsgebrek Paul Bordewijk
2004BS Geldgebrek
Ons land gaat gebukt onder vele plagen. Die ga ik niet allemaal opnoemen, u vindt een hele lijst in mijn stukje van 1 september, net als bij allerlei andere auteurs. Twee van die plagen hebben een bijzondere relatie met elkaar, armoede en personeelsgebrek.

Arbeidsmarkt

Het tekort aan personeel ontstond na de coronaperiode. Mensen met vaste inkomens hadden door de sluiting van de horeca en van culturele instellingen geld over gehouden, en wilden toen die sluiting voorbij was de schade inhalen. Daarvoor moesten ze zijn bij bedrijven waar men vaak opnieuw personeel moest werven, en dat was niet altijd beschikbaar. Ook bij de spoorwegen en in de gezondheidszorg waren er niet genoeg mensen beschikbaar. Dat heet een overspannen arbeidsmarkt.

Dat kan problematisch zijn voor wie uit eten of op reis wil, maar het heeft ook een tegenhanger. Wie werk zoekt heeft veel meer kansen, en loopt ook minder risico door werkgevers te worden afgewezen.
Zestig jaar geleden hadden we ook een overspannen arbeidsmarkt. In die tijd schreef Remco Campert Liefdes schijnbewegingen, met daarin het personage Robert Beka. Deze Beka had een paar dagen opgesloten gezeten in de koelkast van de buurtslager, en daar had hij de negatieve gevolgen van ondervonden. Op het bedrijf waar hij in de pakafdeling werkte, werd hij alleen geduld vanwege de personeelsschaarste. Dof deed hij zijn werk, stopte jampotten en blikken in kartonnen dozen, sloot die met brede stroken plakband, niets horend, niets zeggend, niets denkend.

Hier zien we de tegenhanger van personeelsschaarste: voor de een betekent het lang wachten op je koffie op het terras, voor de ander een baan bij een bedrijf waar ze hem anders misschien niet zouden willen. De huidige personeelsschaarste gaat dan ook gepaard met een historisch lage werkloosheid. Bij alle plagen van Egypte waar ons land op dit moment door geteisterd wordt is er dan ook een die opvallend ontbreekt: werkloosheid.

Werkgelegenheid

Toch was dat vanaf de jaren zeventig probleem nummer één. Het hele debat over de economie stond in het teken van de vraag: hoe krijgen we de mensen weer aan het werk. En nu is dat zomaar gelukt, zonder dat we eigenlijk goed weten hoe dat komt.

Het merkwaardige is echter dat de nagenoeg volledige werkgelegenheid in onze dagen gecombineerd wordt met steeds meer signalen van armoede. Dat was zestig jaar geleden heel anders. Toen profiteerde iedereen juist van een groeiende welvaart. Nu kunnen sommige mensen alleen maar rondkomen met eten van de voedselbank, dat had je vroeger niet. Inmiddels deelt ook het Rode Kruis voedselpakketten uit.

Dat is een schrijnend contrast. Zestig jaar geleden was er groot optimisme over de toenemende welvaart, die ook tot uitdrukking kwam in jaarlijkse loonrondes. Die overtroffen de inflatie, zodat de koopkracht elk jaar steeg. Allerlei duurzame consumptiegoederen werden zo voor steeds meer mensen bereikbaar, van telefoonabonnementen tot auto's. Dat was ook heel verklaarbaar: door de concurrentie om personeel te krijgen waren werkgevers bereid steeds meer te betalen. De eerste geluiden waren ook te horen dat het allemaal wel een beetje minder kon, vooral voor anderen natuurlijk.

Zestig jaar geleden

Het was de tijd dat ik lid werd van de PvdA, maar als je mij toen verteld had hoeveel daklozen er zestig jaar later zouden zijn en dat er voedselbanken zouden komen, had ik het niet geloofd. Misschien had ik het dan ook wel zinloos gevonden om van zo'n partij lid te worden.

Je leest weinig over waarom in onze tijd personeelsgebrek gepaard gaat met geldgebrek voor grote groepen mensen, terwijl zestig jaar geleden het juist gepaard ging aan een groeiende welvaart. Je hoort daar weinig over van economen. Ik ben geen econoom, maar ik blijf ook gissen.

In de jaren zestig had je sterke vakbonden, die in staat waren in centraal overleg loonstijgingen af te dwingen. Die zijn er nauwelijks meer, omdat er veel minder grote bedrijven zijn waar een gevoel van gezamenlijkheid heerst. Fabrieksarbeiders zijn meer in staat een vuist te maken dan pakketbezorgers en thuishulpen.

Waar het wel lukt, zoals bij de spoorwegen, wordt het resultaat al snel aangevreten door de inflatie. Maar de inflatie tast ook de koopkracht van de groepen met hogere salarissen aan, en toch zitten de restaurants en de treinen nog steeds vol. Kennelijk is het spaargeld uit de coronatijd nog niet op. Misschien wordt het ook wel versneld uitgegeven om de inflatie voor te zijn.

Gerichte steun door de overheid om de extreme energieprijzen te compenseren, wordt vaak niet aangevraagd omdat mensen door de toeslagenaffaire de overheid zijn gaan zien als een instituut waar je zo weinig mogelijk mee te maken moet hebben. Mensen worden ook afgeschrikt om bijstand aan te vragen. Maar je zou zeggen dat bij volledige werkgelegenheid ook minder mensen die steun nodig hebben.

Al met al blijft het gissen. Maar het is een troost dat als ik economie had gestudeerd ik het ook niet zou weten.

---------

De tekening is van Marcia Meerum Terwogt.
Meer informatie: marciamt72@gmail.com

© 2022 Paul Bordewijk
powered by CJ2