
 Van sommige boeken kan ik heel gelukkig worden. Andere leg ik na 100 pagina’s weer terzijde, als ik die 100 pagina’s al haal. Iedereen zal dat herkennen (behalve de mensen die zich niet toestaan om een boek niet uit te lezen). Maar waarom maakt het ene boek wel gelukkig, en kom ik het andere niet door. Laat ik me beperken tot fictie. Wanneer word ik gelukkig en wanneer niet? Ik word gelukkig van een boek, van een verhaal, van een gedicht als het ‘mooi’ is geschreven. Mooie zinnen, een grote variatie aan woorden, mooie metaforen. Zo las ik onlangs ‘Het archief’ van Thomas Heerma van Voss. Ik werd elke weer getroffen door woorden waarvan ik dacht: ‘Oh ja, prachtig dat je dit woord hier gebruikt!’ Juist omdat ik ze niet meteen had verwacht.
Ik word gelukkig van een boek dat treffend verbeeldt. Denk aan ‘De woestijn van de Tartaren’ van Dino Buzzati. Hoe Buzzati vanaf de eerste tot de laatste pagina een sfeer oproept, die het verhaal een geheel eigen kleur geeft. Waarmee hij vanaf het begin de lezer het boek in trekt. Ik word gelukkig van een boek als het verrast. Als de verhaallijn complex is en er onverwachtse wegen worden ingeslagen. Dat ontbrak bijvoorbeeld geheel aan het genoemde boek van Thomas Heerma van Voss. Het enige wat verraste was het laatste deel over de dood van zijn eigen vader (Arend Jan), maar dat was er met de haren bij gesleept.
Ik word gelukkig als het lijkt alsof het boek niet is geschreven, maar er altijd al is geweest. Dat overkomt je in de regel alleen bij de hele groten. Zo las ik onlangs nog het nagekomen boek van Gabriel García Márquez ‘In augustus zien we elkaar weer’. Alsof Márquez een al eeuwen bestaand verhaal heeft opgeschreven. Het tegendeel zijn de boeken die vanaf de eerste regel vooral lijken te zijn ‘bedacht’. Hier wordt aan literatuur gewerkt! En de lezer maakt de worsteling van de schrijver van zin tot zin mee. Ik denk dan onwillekeurig aan ‘Hogere machten’ van Joost de Vries. Mooi geschreven, maar allemaal zo bedacht.
Ik word gelukkig als een boek vloeit. Als ik niet gestoord wordt door een zeer onwaarschijnlijke of zeer toevallige wending in het plot. Denk aan ‘In het oog’ van Marijke Schermer, waar twee geliefden wel erg toevallig in elkaars armen vallen. Als lezer ben ik bereid om mee te gaan in een fantasie, maar het moet ergens wel realistisch zijn. Overigens verder geen kwaad woord over dit boek van Marijke Schermer.
Ik word gelukkig als een boek diepgang heeft. Als het echt ergens over gaat. En als de personages interessant zijn. Denk aan ‘De jaren’ of ‘De schaamte’ van Annie Ernaux. Maar ook het ‘Beladen huis’ van Christien Brinkgreve valt hier voor mij onder. Het grappige is dat personages die diepgang hebben, nooit ‘bedacht’ lijken (afgezien van het boek van Brinkgreve dat autobiografisch is).
Ik word gelukkig als ik van een boek iets leer. Dat het me aan het denken zet. Dat ik bij het lezen mijn eigen leven anders ga zien en dus beter ga begrijpen. Dat had ik bij ‘Parade’ van Rachel Cusk of bij ‘Dezelfde maan’ van Dorien Dijkhuis. Maar zo zwaar hoeft het niet altijd te zijn. Als er voor mij (nieuwe) woorden worden gegeven aan een gevoel dat ik herken, word ik ook al gelukkig.
Ik vermoed dat velen bovenstaande criteria wel herkennen. En daar hun eigen criteria aan toevoegen. Bijvoorbeeld: zelf word ik niet gelukkiger als een boek ‘spannend’ is. Dat zullen velen anders beleven. Ook zal ieder zijn eigen gewicht aan dit soort criteria geven. Grappig dat we dan ook met 'top tiens' van best verkochte boeken om de oren worden geslagen. Sociologisch zijn ze misschien interessant, maar het is zonde om je leesgedrag erdoor te laten bepalen. Omdat het geluk van elke lezer uniek is.

|