 |
 |
 |
 |
 |
 |
 |

archief vorig nr. lopend nr. |
 |
 |
 |

Nummer 12
Jaargang 22
13 maart 2025 Nummer 13 verschijnt op 27 maart 2025 |  |
 |
Bezigheden > Ontmoetingen |
delen printen
terug
|
 |
 |
 |
 |
 |
 |
Captain Haddock |
Bram Schilperoord |
 |
 |

In de supermarkt van het dorpje aan de Algarve, waar ik een weekje verbleef, kwam ik een man tegen die zich duidelijk onderscheidde van de doorsnee vakantieganger. Niet alleen door zijn bebaarde uiterlijk, ook door zijn inkopen. In dit geval een zak rijst van 10 kilo en een kartonnen tweeliter-pak wijn. Bij de kassa kwam-ie een euro tekort, die ik hem graag schonk. Ik ben gewend om dat bedragje te doneren aan een arme Engelse man die in het gezelschap van een hond de hele winter bivakkeert op een beschutte plaats in de lagune in een van zeildoek en plastic zelfgemaakt verblijf. Hij zit doorgaans elke dag van één tot vijf 's middags tegen de pui van de winkel geleund en houdt zijn hand op om in zijn levensonderhoud te voorzien. Hij was er nu niet en dat kwam goed uit voor mijn nieuwe vriend de rijstliefhebber, die ik nu met dat eurootje uit de brand kon helpen.
Na wat heen en weer gepraat in de Engelse taal, bleek de bebaarde ook de Nederlandse taal te kunnen spreken, en zelfs de vaderlandse nationaliteit te bezitten, zei het dat hij de laatste veertig jaar niet meer in ons land was geweest. In 1980 was hij de haven van IJmuiden uitgevaren en via de Canarische eilanden naar de Azoren gezeild. Daar had hij langdurig verbleven. Hij had er de kost verdiend met reparatiewerk aan aldaar gestrande jachtjes. Daarna had-ie nog twee keer de wereld overgezeild. Met het nodige geluk had hij een aanvaring met een tanker overleefd en was uiteindelijk tien jaar geleden voor anker gegaan in de Guadiana rivier, die Portugal scheidt van Spanje. Zeventig jaar inmiddels, zonder vaste woon- of verblijfplaats, zoals dat formeel heet. 'En inkomsten?’, vroeg ik indiscreet, 'een pensioentje, AOW?' 'No, not any source of income', zei hij routinematig en 't leek alsof hij ze deze vraag vele malen eerder had beantwoord, hoewel hij niet de indruk maakte bedelend door het leven te gaan.
'Iets drinken?', bood ik aan, terwijl we langs de boulevard liepen. Hij met z'n 10 kilo zware rijstbaal op zijn schouders en het wijnpak onder zijn arm. Zijn antwoord niet afwachtend hield ik halt bij een terrasje en ging zitten op een van de metalen stoeltjes. Mijn nieuwe makker ontdeed zich van zijn lasten, nam ook plaats en wilde wel een glas rode wijn. 'Sjoerd', stelde hij zich voor. Zijn achternaam verstond ik niet, hoefde ik ook niet te weten. Wel was ik nieuwsgierig hoe hij hier in dit dorp, dat voornamelijk bevolkt wordt door gepensioneerde overwinteraars, terecht was gekomen. 'Ben de Guadiana af komen zakken, op zee in westelijke richting gekoerst en hier de baai binnengevaren', was het antwoord. 'Een paar keer per jaar moet het schip wat beweging hebben, anders wordt het lui', voegde hij er aan toe. Het was alsof hij het over een huisdier had. 'Lui?, hoe bedoel je dat?', wilde ik weten. 'Een schip moet varen', zei hij nu kortweg, en daar moest ik het mee doen.
Na het tweede glas wijn dat ik hem aanbood werd-ie wat spraakzamer en in het ongeveer anderhalf uur durend gesprek dat ik met hem had, ontrolde zich een leven waarbij filmfiguren als Indiana Jones en Crocodile Dundee kleine jongens waren. De keer dat hij midden in de nacht werd overvaren door een mammoettanker en zijn schip zwaar gehavend en stuurloos drie weken lang op de oceaan ronddobberde was nog peanuts vergeleken bij hetgeen hem was overkomen toen hij met een geleende boot na het ronden van Kaap Hoorn op de rotsachtige kust te pletter sloeg, het ternauwernood overleefde, daar z'n gebroken ledematen zelf spalkte en pas twee maanden later weer een levend wezen zag. Twee keer had een walvis zijn bootje bijna te grazen genomen. Witte haaien hadden hem dagen achtervolgd toen zijn schip water maakte, de pomp het liet afweten en hij nauwelijks meer vaart maakte. Midden op de Atlantische Oceaan was-ie overgestapt op een schip dat onbemand ronddreef maar in betere conditie was dan zijn eigen boot, zodat hij zich dat nieuwe schip maar toe-eigende.
'Maar hoe bleef je in leven?', wilde ik weten, 'hoe kwam je aan je voedsel'. Nou dat was wel het minste waar hij zich zorgen over maakte. 'Een lijntje uitgooien, vis plenty, en anders wel een vogel die aan boord kwam uitrusten. No problem.' En eigenlijk leidde hij, nu op zijn vaste plek in de Guadiana-rivier nog hetzelfde leven, zei het misschien wat minder riskant. Hoewel, hier was hij ook zijn leven niet zeker, 'want die verdomde Spanjaarden hebben de gewoonte om als het langdurig heeft geregend en het reservoir in de bergen vol loopt, zonder waarschuwing die dam open te zetten en dan gaat die rivier werken en stijgt een metertje of drie. Ik ben eens zestig kilometer meegesleurd, richting zee. Gelukkig was ik aan boord anders was m'n schip op de oever beland, wat trouwens is gebeurd met een aantal boten waar niemand aan boord was'.
'Maar waar leef nu je van?' wilde ik, burger die ik ben, toch weten. 'Wat de rivier oplevert, vis, en nu en dan een rat, heerlijk vlees. En rijst en een glas rode wijn', was het antwoord. 'Een radiootje heb ik, dat is genoeg. Tv, newspapers? Not interested in'. Van sloophout en bamboe dat-ie langs de rivier had gevonden had-ie naast zijn ankerplaats een hut gebouwd, waarin hij een gezellig zitje had gemaakt. Verdere verlangens had-ie niet.
'Maar geld', hield ik vol, 'je hebt toch minstens wat geld nodig, als is het maar om die fles wijn te kunnen kopen'.
'That's right', was zijn bescheid, 'een paar tientjes per maand heb ik wel nodig'. Daarbij keek hij mij indringend aan. Ik begreep de hint en haalde een twintigje uit m'n achterzak. Hij nam 't in ontvangst, vroeg m'n pen te leen en krabbelde iets op een bierviltje: 'hier is mijn adres'. Hij scheurde het doormidden en zei, 'schrijf hier je naam en banknummer op. Mijn moeder wordt volgende maand honderd-en-een, veel ouder zal ze niet worden. Het huisie waarin ze woont is afbetaald. Dat brengt genoeg op om al m'n schuldeisers te betalen, die betaal ik dubbel terug. Dus pakweg over een jaar stuur ik jou, wat heb je me geleend, twintig?, over een jaar stuur ik je die veertig euro op'.
Hij stond op schudde me de hand, nam de baal rijst weer op zijn schouder, alsook het pak wijn en liep, na nog een groet, richting haven.
Mooie kerel met een mooi verhaal en gek genoeg geloof ik hem ook nog. En komt dat geld niet terug, dan is er, in zijn termen, ook nog geen man overboord.
----------
Captain Haddock komt van Wikimedia Commons (enigszins bewerkt)

|
 |
 |
|
 |
 |
 |
 |
Bezigheden > Ontmoetingen |
Captain Haddock |
Bram Schilperoord |
In de supermarkt van het dorpje aan de Algarve, waar ik een weekje verbleef, kwam ik een man tegen die zich duidelijk onderscheidde van de doorsnee vakantieganger. Niet alleen door zijn bebaarde uiterlijk, ook door zijn inkopen. In dit geval een zak rijst van 10 kilo en een kartonnen tweeliter-pak wijn. Bij de kassa kwam-ie een euro tekort, die ik hem graag schonk. Ik ben gewend om dat bedragje te doneren aan een arme Engelse man die in het gezelschap van een hond de hele winter bivakkeert op een beschutte plaats in de lagune in een van zeildoek en plastic zelfgemaakt verblijf. Hij zit doorgaans elke dag van één tot vijf 's middags tegen de pui van de winkel geleund en houdt zijn hand op om in zijn levensonderhoud te voorzien. Hij was er nu niet en dat kwam goed uit voor mijn nieuwe vriend de rijstliefhebber, die ik nu met dat eurootje uit de brand kon helpen.
Na wat heen en weer gepraat in de Engelse taal, bleek de bebaarde ook de Nederlandse taal te kunnen spreken, en zelfs de vaderlandse nationaliteit te bezitten, zei het dat hij de laatste veertig jaar niet meer in ons land was geweest. In 1980 was hij de haven van IJmuiden uitgevaren en via de Canarische eilanden naar de Azoren gezeild. Daar had hij langdurig verbleven. Hij had er de kost verdiend met reparatiewerk aan aldaar gestrande jachtjes. Daarna had-ie nog twee keer de wereld overgezeild. Met het nodige geluk had hij een aanvaring met een tanker overleefd en was uiteindelijk tien jaar geleden voor anker gegaan in de Guadiana rivier, die Portugal scheidt van Spanje. Zeventig jaar inmiddels, zonder vaste woon- of verblijfplaats, zoals dat formeel heet. 'En inkomsten?’, vroeg ik indiscreet, 'een pensioentje, AOW?' 'No, not any source of income', zei hij routinematig en 't leek alsof hij ze deze vraag vele malen eerder had beantwoord, hoewel hij niet de indruk maakte bedelend door het leven te gaan.
'Iets drinken?', bood ik aan, terwijl we langs de boulevard liepen. Hij met z'n 10 kilo zware rijstbaal op zijn schouders en het wijnpak onder zijn arm. Zijn antwoord niet afwachtend hield ik halt bij een terrasje en ging zitten op een van de metalen stoeltjes. Mijn nieuwe makker ontdeed zich van zijn lasten, nam ook plaats en wilde wel een glas rode wijn. 'Sjoerd', stelde hij zich voor. Zijn achternaam verstond ik niet, hoefde ik ook niet te weten. Wel was ik nieuwsgierig hoe hij hier in dit dorp, dat voornamelijk bevolkt wordt door gepensioneerde overwinteraars, terecht was gekomen. 'Ben de Guadiana af komen zakken, op zee in westelijke richting gekoerst en hier de baai binnengevaren', was het antwoord. 'Een paar keer per jaar moet het schip wat beweging hebben, anders wordt het lui', voegde hij er aan toe. Het was alsof hij het over een huisdier had. 'Lui?, hoe bedoel je dat?', wilde ik weten. 'Een schip moet varen', zei hij nu kortweg, en daar moest ik het mee doen.
Na het tweede glas wijn dat ik hem aanbood werd-ie wat spraakzamer en in het ongeveer anderhalf uur durend gesprek dat ik met hem had, ontrolde zich een leven waarbij filmfiguren als Indiana Jones en Crocodile Dundee kleine jongens waren. De keer dat hij midden in de nacht werd overvaren door een mammoettanker en zijn schip zwaar gehavend en stuurloos drie weken lang op de oceaan ronddobberde was nog peanuts vergeleken bij hetgeen hem was overkomen toen hij met een geleende boot na het ronden van Kaap Hoorn op de rotsachtige kust te pletter sloeg, het ternauwernood overleefde, daar z'n gebroken ledematen zelf spalkte en pas twee maanden later weer een levend wezen zag. Twee keer had een walvis zijn bootje bijna te grazen genomen. Witte haaien hadden hem dagen achtervolgd toen zijn schip water maakte, de pomp het liet afweten en hij nauwelijks meer vaart maakte. Midden op de Atlantische Oceaan was-ie overgestapt op een schip dat onbemand ronddreef maar in betere conditie was dan zijn eigen boot, zodat hij zich dat nieuwe schip maar toe-eigende.
'Maar hoe bleef je in leven?', wilde ik weten, 'hoe kwam je aan je voedsel'. Nou dat was wel het minste waar hij zich zorgen over maakte. 'Een lijntje uitgooien, vis plenty, en anders wel een vogel die aan boord kwam uitrusten. No problem.' En eigenlijk leidde hij, nu op zijn vaste plek in de Guadiana-rivier nog hetzelfde leven, zei het misschien wat minder riskant. Hoewel, hier was hij ook zijn leven niet zeker, 'want die verdomde Spanjaarden hebben de gewoonte om als het langdurig heeft geregend en het reservoir in de bergen vol loopt, zonder waarschuwing die dam open te zetten en dan gaat die rivier werken en stijgt een metertje of drie. Ik ben eens zestig kilometer meegesleurd, richting zee. Gelukkig was ik aan boord anders was m'n schip op de oever beland, wat trouwens is gebeurd met een aantal boten waar niemand aan boord was'.
'Maar waar leef nu je van?' wilde ik, burger die ik ben, toch weten. 'Wat de rivier oplevert, vis, en nu en dan een rat, heerlijk vlees. En rijst en een glas rode wijn', was het antwoord. 'Een radiootje heb ik, dat is genoeg. Tv, newspapers? Not interested in'. Van sloophout en bamboe dat-ie langs de rivier had gevonden had-ie naast zijn ankerplaats een hut gebouwd, waarin hij een gezellig zitje had gemaakt. Verdere verlangens had-ie niet.
'Maar geld', hield ik vol, 'je hebt toch minstens wat geld nodig, als is het maar om die fles wijn te kunnen kopen'.
'That's right', was zijn bescheid, 'een paar tientjes per maand heb ik wel nodig'. Daarbij keek hij mij indringend aan. Ik begreep de hint en haalde een twintigje uit m'n achterzak. Hij nam 't in ontvangst, vroeg m'n pen te leen en krabbelde iets op een bierviltje: 'hier is mijn adres'. Hij scheurde het doormidden en zei, 'schrijf hier je naam en banknummer op. Mijn moeder wordt volgende maand honderd-en-een, veel ouder zal ze niet worden. Het huisie waarin ze woont is afbetaald. Dat brengt genoeg op om al m'n schuldeisers te betalen, die betaal ik dubbel terug. Dus pakweg over een jaar stuur ik jou, wat heb je me geleend, twintig?, over een jaar stuur ik je die veertig euro op'.
Hij stond op schudde me de hand, nam de baal rijst weer op zijn schouder, alsook het pak wijn en liep, na nog een groet, richting haven.
Mooie kerel met een mooi verhaal en gek genoeg geloof ik hem ook nog. En komt dat geld niet terug, dan is er, in zijn termen, ook nog geen man overboord.
----------
Captain Haddock komt van Wikimedia Commons (enigszins bewerkt) |
© 2025 Bram Schilperoord |
 |
 |
 |
 |
powered by CJ2 |
|