
Het museum in Franeker is gevestigd in het Martenahuis, een van de zes states in het centrum van de stad. Het is de grootste en mooiste state. Omdat het als museum gebruikt wordt is het van binnen en van buiten altijd te bezichtigen. De voorkant staat aan de Voorstraat, een ruime dubbelbaans allee die begint bij de kerk en loopt tot het Sjukefjild, waar jaarlijks in augustus de belangrijkste kaatswedstrijd van Friesland wordt gehouden. Rechts van de gevel is een hek en daar moet je door want aan de achterkant van het museum is een ruime tuin. Deze tuin is oorspronkelijk aangelegd door de in Friesland bekende tuinarchitect Roodbaard. Er staan een paar mooie grote bomen en in het grasveld staan veel stinzenplanten. Omdat er geen blaadjes aan de bomen waren en omdat de zon toen ik er was recht op het gebouw scheen kon ik prachtige foto’s maken van de achterkant waar duidelijk het verschil te zien is tussen de verschillende soorten bakstenen die gebruikt zijn voor restauraties of vernieuwingen.
Stinzen en states
In de middeleeuwen was Friesland een gebied met heel veel kloosters. Bekend is vooral Klooster Klaarkamp, een van de eerste kloosters die gebouwd was met plaatselijk gebakken (grote) bakstenen, de kloostermoppen. Na de beeldenstorm werden de kloosters niet verwoest maar afgebroken zodat de stenen weer opnieuw gebruikt konden worden. Ze werden met name gebruikt door de rijke boeren op het platteland die zich tot een soort nieuwe adel ontwikkelden. Eerst bouwden ze met de bakstenen versterkte huizen, stinzen, die ze goed konden verdedigen. De enige overgebleven stins in Friesland is de Schierstins in Veenwouden. Later in de tijd werden de bakstenen gebruikt om grote huizen te bouwen op het platteland of in de stad. Die werden states genoemd.
Het Martenahuis
Een van die states was Het Martenahuis waarvan de bouwgeschiedenis uitgebreid beschreven is in een boekje over het gebouw en de eerste bewoner, Hessel van Martena. Het pand moet omstreeks 1506 in zijn geheel zijn gebouwd want het gebruikte hout is omstreeks dat jaar gekapt en het metselwerk van de  muren is zonder onderbreking aan het hele gebouw uitgevoerd. De voorgevel is opgemetseld uit afwisselend rode en gele baksteenlagen, een speklagenarchitectuur die in die tijd in de Zuidelijke Nederlanden vaker gebruikt werd maar in het Noorden minder, met uitzondering van Friesland. De andere muren bestaan uit gele, rossige en rode kloostermoppen waarbij het geel overheerst. De hogere delen zijn van een kleinere baksteen gemetseld.
Andere states in Franeker
Tussen het begin van de Voorstraat en de Martinikerk, overigens ook een in prachtige gele baksteen opgetrokken gebouw, staat het Camminghahuis of Sjaardemahuis waarvan de oostgevel uit ongeveer 1400 stamt. In die gevel zijn schietgaten aangetroffen waaruit blijkt dat het de verdedigende functie van een stins had. Het gebouw was jarenlang een kantoor van de Friesland Bank en is nu de hoofdwinkel van een lokaal bekende bakkerij.
Tegenover het Sjaerdemahuis staat met de voorgevel naar een bolvormige plein, de Breedeplaats, Klein Botnia, ook wel Botniahuis of Botniastins genoemd. Het hout van het dak is van voor 1500 en het was een van de woningen van de in die tijd vooraanstaande familie Van Botnia. Na gebruik als Weeshuis vanaf 1854 is het nu de zetel van de Academie van Franeker, een dependance van de Rijksuniversiteit Groningen.
Schuin tegenover Klein Botnia staat het Dekemahuis, een wit gepleisterde state waarvan de stins aan de rechterkant omstreeks 1900 is afgebroken. Om duidelijk te maken dat het een state is zijn er in de bepleistering linksboven een paar gaten aangebracht die duidelijk laten zien dat er oude bakstenen onder zitten.
Verder heb je nog de Ockingastate en Groot Botnia, die wat minder opvallen.
-----
‘Schieringer Fortuin, Hessel van Martena en het Martenahuis in Franeker’, het gedeelte over het gebouw is van Dr. Rita Mulder-Radetzky, uitgave Friese Pers Boekerij, 2009.
----------
De schrijver zorgde voor de illustraties.

|