|
|
|
|
|
|
|
archiefvorig nr.lopend nr. |
|
|
|
Nummer 6
Jaargang 22
28 november 2024 Nummer 7 verschijnt op 19 december 2024 | |
|
Beschouwingen > Het zijn maar woorden |
delen printen
terug
|
|
|
|
|
|
|
Mooie, bijna vergeten woorden |
Julius Pasgeld |
|
|
Al jaren ben ik druk bezig met een soort woordenboek van mooie, bijna vergeten woorden. Woorden die nu niet of nauwelijks meer gebruikt worden. Maar waarmee je vroeger precies kon zeggen wat je bedoelde. En, wat nog belangrijker was, woorden waarmee de toehoorder ook precies begreep wat je bedoelde.
Bedsermoen bijvoorbeeld. Dat was een schrobbering van je partner als je samen in bed lag. Schrobbering is trouwens ook al zo’n woord dat gedoemd is te verdwijnen. Reprimande, uitbrander, berisping, veeg uit de pan eveneens. Het kleinzielige woord ‘standje’ of ‘de les lezen’ is eigenlijk alles wat overbleef uit deze prachtige woordenschat. Mijn woordenboek bevat nu talloze, bijna vergeten woorden. Groot was de schrik dan ook toen ik vernam dat er al zo’n boek bestond: ‘Duizend vergeetwoorden om te koesteren’, van Nelleke Noordervliet, uitgegeven in 2016. Prachtig natuurlijk. Dat wel. Maar ik ben maanden bezig geweest om alle woorden die dus al in het boek van Nelleke stonden uit mijn eigen woordenboek te verwijderen. Zo dat er in mijn woordenboekje nu ongeveer duizend andere woorden staan dan in dat van Nelleke.
Laat ik thans volstaan met een verhaaltje vol vergeetwoorden die ik zelf het mooiste vind.
‘Sakkerloot’, sprak de schobbejak nadat hij een schimpscheut had verleend aan het aprilkind dat met veel aplomb had geprobeerd hem een muilpeer te verkopen. Amechtig trachtte de balorige beuzelaar nogmaals een besmuikte poging tot bruuske aanval af te slaan. Maar de druiloor was bepaald geen evenknie voor de galgebrok die al dat gekrakeel en gebakkelei nog net op tijd gebelgd achter zich wist te laten. Zodat de schobbejak zich met een foedraal vol kanteloepen via het hijshokje van het huis van zijn maagd naar de ophandenzijnde fuif op de bovenste woonlaag begaf. Kordaat zette hij zich daar op een kamerfiets om onder het zingen van een luid ‘Jutekeisasa’ de kniesoor en kribbebijter in zichzelf meesmuilend naar de verdoemenis te verwijzen. Op dat moment kwam de maagd, een baltslustige lellebel van nog geen veertig binnen om het knopengordeltje van haar nylons met haar likkepot los te maken. Lamlendig lalde de schobbejak dat de maagd haar niemendalletje maar beter aan kon laten en miesch mompelde de maagd dat ze de schobbejak eigenlijk maar een oelewapper vond en diende zichzelf als troost nog een paar olienootjes toe. Het aprilkind was intussen ook gearriveerd en toonde de feestvierenden een allegaartje van kiekjes die hij gemaakt had voor zijn echtgenote terwijl ze hem van een bedsermoen voorzag. ‘Ben je belatafeld’, zou ze hem hebben toegeschreeuwd in de bedeemsterde ruimte van het slaapvertrek. Het aprilkind bevond deze bejegening echter onvoldoende geschraagd en had de deerne doodgemoedereerd verwezen naar de flessenlikker Hans Worst.
(Eventueel vervolg op aanvraag)
---------
De muilpeer is van Coc van Duijn.
|
|
|
|
|
|
|
|
Beschouwingen > Het zijn maar woorden |
Mooie, bijna vergeten woorden |
Julius Pasgeld |
Al jaren ben ik druk bezig met een soort woordenboek van mooie, bijna vergeten woorden. Woorden die nu niet of nauwelijks meer gebruikt worden. Maar waarmee je vroeger precies kon zeggen wat je bedoelde. En, wat nog belangrijker was, woorden waarmee de toehoorder ook precies begreep wat je bedoelde.
Bedsermoen bijvoorbeeld. Dat was een schrobbering van je partner als je samen in bed lag. Schrobbering is trouwens ook al zo’n woord dat gedoemd is te verdwijnen. Reprimande, uitbrander, berisping, veeg uit de pan eveneens. Het kleinzielige woord ‘standje’ of ‘de les lezen’ is eigenlijk alles wat overbleef uit deze prachtige woordenschat. Mijn woordenboek bevat nu talloze, bijna vergeten woorden. Groot was de schrik dan ook toen ik vernam dat er al zo’n boek bestond: ‘Duizend vergeetwoorden om te koesteren’, van Nelleke Noordervliet, uitgegeven in 2016. Prachtig natuurlijk. Dat wel. Maar ik ben maanden bezig geweest om alle woorden die dus al in het boek van Nelleke stonden uit mijn eigen woordenboek te verwijderen. Zo dat er in mijn woordenboekje nu ongeveer duizend andere woorden staan dan in dat van Nelleke.
Laat ik thans volstaan met een verhaaltje vol vergeetwoorden die ik zelf het mooiste vind.
‘Sakkerloot’, sprak de schobbejak nadat hij een schimpscheut had verleend aan het aprilkind dat met veel aplomb had geprobeerd hem een muilpeer te verkopen. Amechtig trachtte de balorige beuzelaar nogmaals een besmuikte poging tot bruuske aanval af te slaan. Maar de druiloor was bepaald geen evenknie voor de galgebrok die al dat gekrakeel en gebakkelei nog net op tijd gebelgd achter zich wist te laten. Zodat de schobbejak zich met een foedraal vol kanteloepen via het hijshokje van het huis van zijn maagd naar de ophandenzijnde fuif op de bovenste woonlaag begaf. Kordaat zette hij zich daar op een kamerfiets om onder het zingen van een luid ‘Jutekeisasa’ de kniesoor en kribbebijter in zichzelf meesmuilend naar de verdoemenis te verwijzen. Op dat moment kwam de maagd, een baltslustige lellebel van nog geen veertig binnen om het knopengordeltje van haar nylons met haar likkepot los te maken. Lamlendig lalde de schobbejak dat de maagd haar niemendalletje maar beter aan kon laten en miesch mompelde de maagd dat ze de schobbejak eigenlijk maar een oelewapper vond en diende zichzelf als troost nog een paar olienootjes toe. Het aprilkind was intussen ook gearriveerd en toonde de feestvierenden een allegaartje van kiekjes die hij gemaakt had voor zijn echtgenote terwijl ze hem van een bedsermoen voorzag. ‘Ben je belatafeld’, zou ze hem hebben toegeschreeuwd in de bedeemsterde ruimte van het slaapvertrek. Het aprilkind bevond deze bejegening echter onvoldoende geschraagd en had de deerne doodgemoedereerd verwezen naar de flessenlikker Hans Worst.
(Eventueel vervolg op aanvraag)
---------
De muilpeer is van Coc van Duijn.
|
© 2024 Julius Pasgeld |
|
|
|
|
powered by CJ2 |
|