archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 1
Jaargang 22
19 september 2024
Nummer 3 verschijnt op
17 oktober 2024
Beschouwingen > In de polder delen printen terug
We buigen niet naar links en we buigen niet naar rechts Arie de Jong

2201BS Linksrechts
Ooit, in de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen van 1977, sprak de net benoemde lijsttrekker van het CDA, Dries van Agt, de woorden ‘we buigen niet naar links en niet naar rechts’ in zijn rede tot het partijcongres. Hij stond midden op het podium en keek ferm de zaal in. Het moest iedereen duidelijk zijn: het CDA stond in het midden. Blijkbaar was het hem en de luisteraars helder waar hij het over had: links, rechts, midden.

Bij vlagen worden die termen meer of minder gebruikt en mijn indruk is dat het de laatste jaren weer bal is. Het vocabulaire is verrijkt met termen als extreem rechts, radicaal rechts, centrumrechts, centrumlinks, links-liberaal, radicaal links, middenpartijen en zelfs dom rechts. Meestal worden die termen zonder al te veel toelichting gebruikt, verondersteld wordt blijkbaar dat ze helder uitdrukken waar het om gaat. Kletskoek.

Waar komen deze termen vandaan?

Mijn indruk is dat het Britse Lagerhuis de belangrijkste bron is. Een paar eeuwen geleden ontwikkelde zich dat de conservatieven aan de rechterzijde van de voorzitter zaten en dat de liberalen aan de linkerzijde hun plek vonden. Een redelijk heldere tegenstelling: rechts was wie zich zo veel mogelijk wilde houden aan waar men aan gewend was: klassenonderscheid, christelijk fatsoen, respect voor eigendom. In die kring werd slavernij en imperialisme kritiekloos geaccepteerd. Daartegenover stonden liberalen die meer waarde hechtten aan persoonlijke vrijheid. Uit die kring kwam ook het verzet tegen de slavernij.

Al die mannen (het idee dat je vrouwen de zelfde rechten als mannen zou toekennen was zelfs nog niet tot de meeste liberalen doorgedrongen) kwamen uit de maatschappelijke bovenlaag. De enige factor die een afspiegeling van de samenleving kon verraden was de spreiding van de leden van het Lagerhuis over het gehele land, want er was een districtenstelsel.

Tweede Kamer

In de Tweede Kamer liepen ongeveer dezelfde scheidslijnen en werd dat in de ‘oude zaal’ tot 1992 zichtbaar gemaakt. Links van de voorzitter zaten fracties van PvdA, CPN en wat verder als links werd versleten, terwijl rechts van de voorzitter de confessionele partijen en de VVD waren geposteerd. Overigens zat de VVD eerst nog links, in een tijd dat de confessionele partijen (baken van conservatisme) de helft van de zetels bezaten. In de zaal van de Eerste Kamer zaten de leden niet gegroepeerd per fractie, maar allemaal door elkaar. In de ‘nieuwe’, hedendaagse zaal van de Tweede Kamer wordt vooral de tegenstelling tussen Kamer en kabinet gevisualiseerd, maar zitten de fracties wel bijeen en gegroepeerd naar een veronderstelde links-rechtsschaal.

Vanaf het einde van de negentiende eeuw, met de opkomst van de arbeidersbeweging, verschoof de tegenstelling tussen links en rechts naar de sociaal-economische visie. Je was rechts als je geloofde in vrij ondernemerschap, kapitalisme en zeggenschap van eigenaren, terwijl je links was als je de arbeidende klasse macht wilde toekennen, en in het verlengde daarvan welvaart en welzijn voor die arbeidende klasse. Maar die nieuwe tegenstelling is in de afgelopen decennia verdampt.

Twee kampen

Helaas is er nog steeds grote behoefte bij veel mensen om de opvattingen in de samenleving in twee kampen te delen. Vraag me niet wat daarvan het nut is, zo is het nu eenmaal. Uiteraard verzetten veel mensen zich ertegen, vooral ook in de politiek, om zich in dit simpel denken een stempel op te laten drukken, maar het gebeurt.

Wat mij zo frappeert is een verschuiving van hoe de termen links en rechts worden gebruikt. Ze worden nu vooral gebruikt als een soort scheldwoord. In de ene hoek wordt met misprijzen gesproken over ‘rechtse politiek’ en de laakbare houding van sommige bestuurlijk ingestelde partijen om samen met ‘radicaal rechts’ te regeren. Daartegenover staat dat in sommige kringen (in Nederland vooral in die van PVV en Forum voor Democratie) laatdunkend en smalend over links wordt gesproken. En in die hoek krijgt links ook de schuld van alles dat niet bevalt. Het vreemde is echter dat dit soort kwalificaties niet of nauwelijks inhoudelijk onderbouwd worden. Zoals ons ook altijd is geleerd van de Hoekse en Kabeljauwse twisten in de 15de eeuw dat je de tegenstelling niet kon herleiden tot een inhoudelijke tegenstelling. 

Het schiet niet op.

----------

Het plaatje is van Han Busstra.


© 2024 Arie de Jong meer Arie de Jong - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
We buigen niet naar links en we buigen niet naar rechts Arie de Jong
2201BS Linksrechts
Ooit, in de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen van 1977, sprak de net benoemde lijsttrekker van het CDA, Dries van Agt, de woorden ‘we buigen niet naar links en niet naar rechts’ in zijn rede tot het partijcongres. Hij stond midden op het podium en keek ferm de zaal in. Het moest iedereen duidelijk zijn: het CDA stond in het midden. Blijkbaar was het hem en de luisteraars helder waar hij het over had: links, rechts, midden.

Bij vlagen worden die termen meer of minder gebruikt en mijn indruk is dat het de laatste jaren weer bal is. Het vocabulaire is verrijkt met termen als extreem rechts, radicaal rechts, centrumrechts, centrumlinks, links-liberaal, radicaal links, middenpartijen en zelfs dom rechts. Meestal worden die termen zonder al te veel toelichting gebruikt, verondersteld wordt blijkbaar dat ze helder uitdrukken waar het om gaat. Kletskoek.

Waar komen deze termen vandaan?

Mijn indruk is dat het Britse Lagerhuis de belangrijkste bron is. Een paar eeuwen geleden ontwikkelde zich dat de conservatieven aan de rechterzijde van de voorzitter zaten en dat de liberalen aan de linkerzijde hun plek vonden. Een redelijk heldere tegenstelling: rechts was wie zich zo veel mogelijk wilde houden aan waar men aan gewend was: klassenonderscheid, christelijk fatsoen, respect voor eigendom. In die kring werd slavernij en imperialisme kritiekloos geaccepteerd. Daartegenover stonden liberalen die meer waarde hechtten aan persoonlijke vrijheid. Uit die kring kwam ook het verzet tegen de slavernij.

Al die mannen (het idee dat je vrouwen de zelfde rechten als mannen zou toekennen was zelfs nog niet tot de meeste liberalen doorgedrongen) kwamen uit de maatschappelijke bovenlaag. De enige factor die een afspiegeling van de samenleving kon verraden was de spreiding van de leden van het Lagerhuis over het gehele land, want er was een districtenstelsel.

Tweede Kamer

In de Tweede Kamer liepen ongeveer dezelfde scheidslijnen en werd dat in de ‘oude zaal’ tot 1992 zichtbaar gemaakt. Links van de voorzitter zaten fracties van PvdA, CPN en wat verder als links werd versleten, terwijl rechts van de voorzitter de confessionele partijen en de VVD waren geposteerd. Overigens zat de VVD eerst nog links, in een tijd dat de confessionele partijen (baken van conservatisme) de helft van de zetels bezaten. In de zaal van de Eerste Kamer zaten de leden niet gegroepeerd per fractie, maar allemaal door elkaar. In de ‘nieuwe’, hedendaagse zaal van de Tweede Kamer wordt vooral de tegenstelling tussen Kamer en kabinet gevisualiseerd, maar zitten de fracties wel bijeen en gegroepeerd naar een veronderstelde links-rechtsschaal.

Vanaf het einde van de negentiende eeuw, met de opkomst van de arbeidersbeweging, verschoof de tegenstelling tussen links en rechts naar de sociaal-economische visie. Je was rechts als je geloofde in vrij ondernemerschap, kapitalisme en zeggenschap van eigenaren, terwijl je links was als je de arbeidende klasse macht wilde toekennen, en in het verlengde daarvan welvaart en welzijn voor die arbeidende klasse. Maar die nieuwe tegenstelling is in de afgelopen decennia verdampt.

Twee kampen

Helaas is er nog steeds grote behoefte bij veel mensen om de opvattingen in de samenleving in twee kampen te delen. Vraag me niet wat daarvan het nut is, zo is het nu eenmaal. Uiteraard verzetten veel mensen zich ertegen, vooral ook in de politiek, om zich in dit simpel denken een stempel op te laten drukken, maar het gebeurt.

Wat mij zo frappeert is een verschuiving van hoe de termen links en rechts worden gebruikt. Ze worden nu vooral gebruikt als een soort scheldwoord. In de ene hoek wordt met misprijzen gesproken over ‘rechtse politiek’ en de laakbare houding van sommige bestuurlijk ingestelde partijen om samen met ‘radicaal rechts’ te regeren. Daartegenover staat dat in sommige kringen (in Nederland vooral in die van PVV en Forum voor Democratie) laatdunkend en smalend over links wordt gesproken. En in die hoek krijgt links ook de schuld van alles dat niet bevalt. Het vreemde is echter dat dit soort kwalificaties niet of nauwelijks inhoudelijk onderbouwd worden. Zoals ons ook altijd is geleerd van de Hoekse en Kabeljauwse twisten in de 15de eeuw dat je de tegenstelling niet kon herleiden tot een inhoudelijke tegenstelling. 

Het schiet niet op.

----------

Het plaatje is van Han Busstra.
© 2024 Arie de Jong
powered by CJ2