|
|
|
|
|
|
|
archiefvorig nr.lopend nr. |
|
|
|
Nummer 6
Jaargang 22
28 november 2024 Nummer 7 verschijnt op 19 december 2024 | |
|
Beschouwingen > Het leven zelf |
delen printen
terug
|
|
|
|
|
|
|
'Het wás jouw schuld niet' |
Jack Luiten |
|
|
Hij was amper twaalf jaar toen het gebeurde. Ze speelden tikkertje vlakbij het Centraal Station in Leiden, waar nog steeds een knooppunt is voor vele buslijnen. De bus was er nog niet, dus even tijd voor een spelletje. Ze waren met z’n vieren, zaten elkaar achterna en vlogen alle kanten op. Eén van hen, Tijmen, was nergens bang voor. Hij werd door Rob achterna gezeten en klauterde op een bushokje aan de rand van ‘hun speelplaats’. Zonder schroom probeerde hij met een enorme sprong de lantaarnpaal aan de overkant te halen. Rob vertelt zijn verhaal met zoveel details, alsof het net is gebeurd. De dramatische beelden waren weliswaar in zijn geheugen weggezakt, maar sluimerden blijkbaar in het onderbewustzijn. Twintig jaar later werd hij er, volkomen onverwacht, keihard mee geconfronteerd. Tijdens een fitnesstraining kwam het dramatische voorval opeens genadeloos voorbijflitsen. En later weer.
Confrontatie Het liet ’m sindsdien niet meer los en draaide uit op een confrontatie met hemzelf. Want híj was het toch, die Tijmen bij de spelletje achterna zat. De woorden ‘het is mijn schuld, het is mijn schuld’ begonnen zich in zijn hoofd vast te zetten. Huilbuien, zich schuldig voelen, het kwam telkens weer terug. Het is mijn schuld. Hij dacht het niet alleen, hij zei het ook hardop tegen zichzelf. Die woorden bleven in z’n achterhoofd zitten en gingen nooit helemaal meer weg. Dan gaat hij verder met wat er toen, op 27 februari 1975, precies gebeurde. Met een reuzensprong haalde Tijmen de overkant. Hij gleed echter uit over een aan de lantaarnpaal bevestigd kastje, verloor zijn evenwicht en viel op straat . Precies op dat moment naderde een bus van links, die niet meer kon stoppen. Rob zag het recht voor zijn neus gebeuren. Tijmen was op slag dood. ‘De buschauffeur rende in blinde paniek weg. Mensen zeiden tegen ons ‘niet wegrennen, niet wegrennen’. De politie bracht ons even later naar een andere NZH-bus. Een inmiddels toegesnelde vrouwelijke arts probeerde ons daar te kalmeren. Ik trilde over mijn hele lichaam en moest mijn hoofd tussen mijn benen drukken. Dat hielp. Toen zijn we naar het politiebureau gebracht en later naar huis’.
Facebook Rob gaat in gedachten terug naar het moment in de sportschool, toen het ongeval ineens weer boven kwam drijven. ’Het is nooit helemaal overgegaan, het was er altijd. Met pieken en dalen’. Tot hij een bericht voorbij zag komen op Facebook van iemand, die elders in Zuid-Holland woonde en dezelfde achternaam had als Tijmen. Hij nam contact met hem op en hij bleek inderdaad een broer te zijn van het toen overleden jongetje. Tijdens een telefonisch gesprek vroeg de man aan Rob of hij er eens met hem over wilde praten. Dat wilde hij wel, graag zelfs. Ze hadden elkaar nog nooit gezien en spraken af in een strandtent in Katwijk. Dat leek ze beter dan bij een van hen thuis. Die ontmoeting vergeet Rob nooit meer. Hoe zijn gesprekspartner eruit zag wist hij niet, maar hij wist bij aankomst direct wie het was. Na de wederzijdse bevestiging van hun namen vielen ze elkaar huilend in de armen. Ze hielden elkaar letterlijk vast, langdurig en in groot verdriet. Rob verhulde tijdens het strandtentgesprek niet, dat het traumatische ongeval hem af en toe nog bij de keel greep. De ene keer wat heftiger, dan de andere. Ook nu kon Rob zelf niet om de schuldvraag heen. ‘Het is mijn schuld’, zei hij. En later in het gesprek zei hij het nog eens.
Bevrijding Bij een derde keer greep zijn gesprekspartner zijn arm beet. Maar Rob, het wás jouw schuld niet’. De man zei het luid en duidelijk. Even later zei hij het nog eens, met heel veel nadruk: ‘Het wás jouw schuld niet’. Juist omdat híj het zei, gaven die paar woorden bij Rob een onbeschrijflijk gevoel van bevrijding en verlossing. Achteraf was hij blij, dat Tijmen’s broer het initiatief had genomen voor de ontmoeting. Ze waren allebei emotioneel en tegelijkertijd héél blij, dat ze er met elkaar over konden praten. De broer van Tijmen had ook foto’s van de kleine Tijmen meegenomen. Wat overheerste was de enorme opluchting, aan beide kanten van de tafel.
Het moment van afscheid nemen in Katwijk, was ook emotioneel. ‘Mag ik je een knuffel geven?, vroeg hij aan Rob. Zo eindigde een ontmoeting, zoals die begon. En die Rob nooit meer zal vergeten. Want pas toen werd hij verlost van een duiveltje, dat hem jarenlang in de greep hield. En áls hij tegenwoordig in de buurt van CS Leiden komt en aan het ongeluk terugdenkt, hoort hij als eerste de woorden van Tijmen’s broer. ‘Het wás jouw schuld niet’.
----------
De illustratie is van Han Busstra.
|
|
|
|
|
|
|
|
Beschouwingen > Het leven zelf |
'Het wás jouw schuld niet' |
Jack Luiten |
Hij was amper twaalf jaar toen het gebeurde. Ze speelden tikkertje vlakbij het Centraal Station in Leiden, waar nog steeds een knooppunt is voor vele buslijnen. De bus was er nog niet, dus even tijd voor een spelletje. Ze waren met z’n vieren, zaten elkaar achterna en vlogen alle kanten op. Eén van hen, Tijmen, was nergens bang voor. Hij werd door Rob achterna gezeten en klauterde op een bushokje aan de rand van ‘hun speelplaats’. Zonder schroom probeerde hij met een enorme sprong de lantaarnpaal aan de overkant te halen. Rob vertelt zijn verhaal met zoveel details, alsof het net is gebeurd. De dramatische beelden waren weliswaar in zijn geheugen weggezakt, maar sluimerden blijkbaar in het onderbewustzijn. Twintig jaar later werd hij er, volkomen onverwacht, keihard mee geconfronteerd. Tijdens een fitnesstraining kwam het dramatische voorval opeens genadeloos voorbijflitsen. En later weer.
Confrontatie Het liet ’m sindsdien niet meer los en draaide uit op een confrontatie met hemzelf. Want híj was het toch, die Tijmen bij de spelletje achterna zat. De woorden ‘het is mijn schuld, het is mijn schuld’ begonnen zich in zijn hoofd vast te zetten. Huilbuien, zich schuldig voelen, het kwam telkens weer terug. Het is mijn schuld. Hij dacht het niet alleen, hij zei het ook hardop tegen zichzelf. Die woorden bleven in z’n achterhoofd zitten en gingen nooit helemaal meer weg. Dan gaat hij verder met wat er toen, op 27 februari 1975, precies gebeurde. Met een reuzensprong haalde Tijmen de overkant. Hij gleed echter uit over een aan de lantaarnpaal bevestigd kastje, verloor zijn evenwicht en viel op straat . Precies op dat moment naderde een bus van links, die niet meer kon stoppen. Rob zag het recht voor zijn neus gebeuren. Tijmen was op slag dood. ‘De buschauffeur rende in blinde paniek weg. Mensen zeiden tegen ons ‘niet wegrennen, niet wegrennen’. De politie bracht ons even later naar een andere NZH-bus. Een inmiddels toegesnelde vrouwelijke arts probeerde ons daar te kalmeren. Ik trilde over mijn hele lichaam en moest mijn hoofd tussen mijn benen drukken. Dat hielp. Toen zijn we naar het politiebureau gebracht en later naar huis’.
Facebook Rob gaat in gedachten terug naar het moment in de sportschool, toen het ongeval ineens weer boven kwam drijven. ’Het is nooit helemaal overgegaan, het was er altijd. Met pieken en dalen’. Tot hij een bericht voorbij zag komen op Facebook van iemand, die elders in Zuid-Holland woonde en dezelfde achternaam had als Tijmen. Hij nam contact met hem op en hij bleek inderdaad een broer te zijn van het toen overleden jongetje. Tijdens een telefonisch gesprek vroeg de man aan Rob of hij er eens met hem over wilde praten. Dat wilde hij wel, graag zelfs. Ze hadden elkaar nog nooit gezien en spraken af in een strandtent in Katwijk. Dat leek ze beter dan bij een van hen thuis. Die ontmoeting vergeet Rob nooit meer. Hoe zijn gesprekspartner eruit zag wist hij niet, maar hij wist bij aankomst direct wie het was. Na de wederzijdse bevestiging van hun namen vielen ze elkaar huilend in de armen. Ze hielden elkaar letterlijk vast, langdurig en in groot verdriet. Rob verhulde tijdens het strandtentgesprek niet, dat het traumatische ongeval hem af en toe nog bij de keel greep. De ene keer wat heftiger, dan de andere. Ook nu kon Rob zelf niet om de schuldvraag heen. ‘Het is mijn schuld’, zei hij. En later in het gesprek zei hij het nog eens.
Bevrijding Bij een derde keer greep zijn gesprekspartner zijn arm beet. Maar Rob, het wás jouw schuld niet’. De man zei het luid en duidelijk. Even later zei hij het nog eens, met heel veel nadruk: ‘Het wás jouw schuld niet’. Juist omdat híj het zei, gaven die paar woorden bij Rob een onbeschrijflijk gevoel van bevrijding en verlossing. Achteraf was hij blij, dat Tijmen’s broer het initiatief had genomen voor de ontmoeting. Ze waren allebei emotioneel en tegelijkertijd héél blij, dat ze er met elkaar over konden praten. De broer van Tijmen had ook foto’s van de kleine Tijmen meegenomen. Wat overheerste was de enorme opluchting, aan beide kanten van de tafel.
Het moment van afscheid nemen in Katwijk, was ook emotioneel. ‘Mag ik je een knuffel geven?, vroeg hij aan Rob. Zo eindigde een ontmoeting, zoals die begon. En die Rob nooit meer zal vergeten. Want pas toen werd hij verlost van een duiveltje, dat hem jarenlang in de greep hield. En áls hij tegenwoordig in de buurt van CS Leiden komt en aan het ongeluk terugdenkt, hoort hij als eerste de woorden van Tijmen’s broer. ‘Het wás jouw schuld niet’.
----------
De illustratie is van Han Busstra.
|
© 2024 Jack Luiten |
|
|
|
|
powered by CJ2 |
|