archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 18
Jaargang 21
27 juni 2024
Nummer 19 verschijnt op
11 juli 2024
Beschouwingen > In de polder delen printen terug
De verkiezingen van 1963 Paul Bordewijk

2118BS Verkiezingen 1963Het is al weer meer dan zestig jaar geleden. Wat zal je je nu dan nog druk maken over de Kamerverkiezingen van 1963? Toch zijn die wel degelijk relevant voor de huidige politieke situatie en met name die van de Partij van de Arbeid. Dat is om twee redenen. In de eerste plaats waren het de eerste Tweede Kamerverkiezingen waarbij de PvdA een gevoelig verlies leed. En rond die verkiezingen was er een nog steeds actueel debat over de vraag hoe de PvdA zich verhield tot verschillende maatschappelijke groepen.

In de jaren vijftig was de PvdA gewend geraakt aan goede verkiezingsresultaten. In 1952 won de partij drie zetels en in 1956 vier, in een Tweede Kamer met honderd zetels. Omgerekend naar 150 zetels was dat een winst van tien zetels bij twee verkiezingen. Weliswaar verloor de PvdA in 1959 weer twee zetels, maar dat was niet zo gek nu Drees niet meer de lijsttrekker was. Het kwam dus hard aan toen in 1963 de PvdA vijf zetels verloor en in 1967 ook nog eens zes. In een periode van elf jaar verloor de PvdA dus 13 van de 50 zetels, waarmee zij in 1967 het laagste niveau tot dan toe uit haar geschiedenis bereikte. En dat midden in de jaren zestig, die we geneigd zijn bij uitstek als een linkse periode te beschouwen.

Kiezersonderzoek

Opmerkelijk is dat in die tijd de PvdA op grote schaal kiezersonderzoek liet verrichten. Dat is uitgebreid beschreven door Vondeling in zijn boek ‘Nasmaak en voorproef’, dat hij schreef in 1968, nadat de partij hem als partijleider had ingewisseld voor Den Uyl. Uit het kiezersonderzoek bleek dat de kiezers van de PvdA veel materialistischer waren ingesteld dan het kader. ‘Het lijkt waarschijnlijk dat een groot deel van de PvdA-stemmers toen weinig weet had van een aantal officiële partijstandpunten, zoals bij voorbeeld over de ontwikkelingshulp.’ (p. 19).   

Even opmerkelijk is dat de PvdA zich niets aan de resultaten van dit onderzoek gelegen liet liggen. De Wiardi Beckman Stichting publiceerde een reeks rapporten onder de titel ‘Om de kwaliteit van het bestaan’, waarvan de essentie was dat ons welzijn ermee gediend was wanneer er meer ruimte voor collectieve bestedingen was en minder voor particuliere bestedingen. Hogere belastingen dus. Nergens lees je hoe dat te rijmen viel met de resultaten van het kiezersonderzoek en of de verkiezingsnederlaag van 1963 niet juist hier het gevolg van was. Integendeel, de mensen die het in de PvdA voor het zeggen hadden waren trots op het nieuw verworven inzicht en zetten deze lijn voort bij de verkiezingen van 1967, met een even desastreus resultaat. Vaak wordt Den Uyl, die indertijd directeur was van de Wiardi Beckman Stichting, verantwoordelijk gehouden voor de nieuwe lijn, maar uit ‘Strategie en Illusie’ van Philip van Praag bleek dat toch een slag anders te liggen. Den Uyl was aanvankelijk niet enthousiast, maar moest overtuigd worden door zijn staf (p. 31).

Arbeiders en middengroepen

Er was nog een tegenstelling die in deze tijd opspeelde. Onder de nieuwe kiezers op de PvdA overheersten de arbeiders, afkomstig van de CPN of de confessionele partijen, terwijl de PvdA kiezers uit de middengroepen verloor aan de VVD. Dit maakte dat de harde stijl van oppositievoeren van fractievoorzitter Jaap Burger in de partij steeds minder gewaardeerd werd. Tegenwoordig zou hij misschien een populist worden genoemd. In 1962 moest Burger aftreden ten gunste van Anne Vondeling. Burger kwam er pas weer aan te pas bij de formatie van het kabinet Den Uyl in 1973, toen hij de scherven mocht opvegen.

Vondeling was een professor die een beetje geaffecteerd praatte, niet afkomstig uit de SDAP maar uit de Vrijzinnig Democratische Bond en geen lid van de VARA maar van de VPRO. Het was duidelijk geen electoraal succes. Terwijl onder Burger de partij bij de Statenverkiezingen van 1962 nog een winst van meer dan een procentpunt had weten te boeken, leverden de Kamerverkiezingen van 1963 onder Vondeling alleen maar verlies op, of je het resultaat nu afzette tegen de vorige Kamerverkiezingen of tegen de laatste Statenverkiezingen. Pas onder Den Uyl werd de weg omhoog weer gevonden, die wist de boel bij elkaar te houden.

De huidige PvdA is nog maar een schim van wat hij geweest is, maar onder de aanhang zien we nog steeds laag opgeleiden met een tamelijk materialistische instelling, de vroegere ‘arbeiders’, en hoog opgeleiden met hooggestemde culturele en mondiale idealen. In de fusiepartij met GroenLinks domineert de laatste groep. Daardoor wint de combinatie in Bloemendaal en verliest zij in Pekela, ik ben niet de eerste die daarop wijst. Om daar wat aan te doen zou de partij een leider moeten hebben die in staat is de kiezers teug te winnen die zijn overgelopen naar de PVV. Zo iemand als Den Uyl, of misschien wel Burger, al zou de laatste nu zeker niet gepruimd worden door de partijtop. 

----------

De plaat is van Marcia Meerum Terwogt.
Meer informatie: marciamt72@gmail.com



© 2024 Paul Bordewijk meer Paul Bordewijk - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
De verkiezingen van 1963 Paul Bordewijk
2118BS Verkiezingen 1963Het is al weer meer dan zestig jaar geleden. Wat zal je je nu dan nog druk maken over de Kamerverkiezingen van 1963? Toch zijn die wel degelijk relevant voor de huidige politieke situatie en met name die van de Partij van de Arbeid. Dat is om twee redenen. In de eerste plaats waren het de eerste Tweede Kamerverkiezingen waarbij de PvdA een gevoelig verlies leed. En rond die verkiezingen was er een nog steeds actueel debat over de vraag hoe de PvdA zich verhield tot verschillende maatschappelijke groepen.

In de jaren vijftig was de PvdA gewend geraakt aan goede verkiezingsresultaten. In 1952 won de partij drie zetels en in 1956 vier, in een Tweede Kamer met honderd zetels. Omgerekend naar 150 zetels was dat een winst van tien zetels bij twee verkiezingen. Weliswaar verloor de PvdA in 1959 weer twee zetels, maar dat was niet zo gek nu Drees niet meer de lijsttrekker was. Het kwam dus hard aan toen in 1963 de PvdA vijf zetels verloor en in 1967 ook nog eens zes. In een periode van elf jaar verloor de PvdA dus 13 van de 50 zetels, waarmee zij in 1967 het laagste niveau tot dan toe uit haar geschiedenis bereikte. En dat midden in de jaren zestig, die we geneigd zijn bij uitstek als een linkse periode te beschouwen.

Kiezersonderzoek

Opmerkelijk is dat in die tijd de PvdA op grote schaal kiezersonderzoek liet verrichten. Dat is uitgebreid beschreven door Vondeling in zijn boek ‘Nasmaak en voorproef’, dat hij schreef in 1968, nadat de partij hem als partijleider had ingewisseld voor Den Uyl. Uit het kiezersonderzoek bleek dat de kiezers van de PvdA veel materialistischer waren ingesteld dan het kader. ‘Het lijkt waarschijnlijk dat een groot deel van de PvdA-stemmers toen weinig weet had van een aantal officiële partijstandpunten, zoals bij voorbeeld over de ontwikkelingshulp.’ (p. 19).   

Even opmerkelijk is dat de PvdA zich niets aan de resultaten van dit onderzoek gelegen liet liggen. De Wiardi Beckman Stichting publiceerde een reeks rapporten onder de titel ‘Om de kwaliteit van het bestaan’, waarvan de essentie was dat ons welzijn ermee gediend was wanneer er meer ruimte voor collectieve bestedingen was en minder voor particuliere bestedingen. Hogere belastingen dus. Nergens lees je hoe dat te rijmen viel met de resultaten van het kiezersonderzoek en of de verkiezingsnederlaag van 1963 niet juist hier het gevolg van was. Integendeel, de mensen die het in de PvdA voor het zeggen hadden waren trots op het nieuw verworven inzicht en zetten deze lijn voort bij de verkiezingen van 1967, met een even desastreus resultaat. Vaak wordt Den Uyl, die indertijd directeur was van de Wiardi Beckman Stichting, verantwoordelijk gehouden voor de nieuwe lijn, maar uit ‘Strategie en Illusie’ van Philip van Praag bleek dat toch een slag anders te liggen. Den Uyl was aanvankelijk niet enthousiast, maar moest overtuigd worden door zijn staf (p. 31).

Arbeiders en middengroepen

Er was nog een tegenstelling die in deze tijd opspeelde. Onder de nieuwe kiezers op de PvdA overheersten de arbeiders, afkomstig van de CPN of de confessionele partijen, terwijl de PvdA kiezers uit de middengroepen verloor aan de VVD. Dit maakte dat de harde stijl van oppositievoeren van fractievoorzitter Jaap Burger in de partij steeds minder gewaardeerd werd. Tegenwoordig zou hij misschien een populist worden genoemd. In 1962 moest Burger aftreden ten gunste van Anne Vondeling. Burger kwam er pas weer aan te pas bij de formatie van het kabinet Den Uyl in 1973, toen hij de scherven mocht opvegen.

Vondeling was een professor die een beetje geaffecteerd praatte, niet afkomstig uit de SDAP maar uit de Vrijzinnig Democratische Bond en geen lid van de VARA maar van de VPRO. Het was duidelijk geen electoraal succes. Terwijl onder Burger de partij bij de Statenverkiezingen van 1962 nog een winst van meer dan een procentpunt had weten te boeken, leverden de Kamerverkiezingen van 1963 onder Vondeling alleen maar verlies op, of je het resultaat nu afzette tegen de vorige Kamerverkiezingen of tegen de laatste Statenverkiezingen. Pas onder Den Uyl werd de weg omhoog weer gevonden, die wist de boel bij elkaar te houden.

De huidige PvdA is nog maar een schim van wat hij geweest is, maar onder de aanhang zien we nog steeds laag opgeleiden met een tamelijk materialistische instelling, de vroegere ‘arbeiders’, en hoog opgeleiden met hooggestemde culturele en mondiale idealen. In de fusiepartij met GroenLinks domineert de laatste groep. Daardoor wint de combinatie in Bloemendaal en verliest zij in Pekela, ik ben niet de eerste die daarop wijst. Om daar wat aan te doen zou de partij een leider moeten hebben die in staat is de kiezers teug te winnen die zijn overgelopen naar de PVV. Zo iemand als Den Uyl, of misschien wel Burger, al zou de laatste nu zeker niet gepruimd worden door de partijtop. 

----------

De plaat is van Marcia Meerum Terwogt.
Meer informatie: marciamt72@gmail.com

© 2024 Paul Bordewijk
powered by CJ2