archiefvorig nr.lopend nr.

Bezigheden > Lopen delen printen terug
Gebreide dames in Northumberland Katharina Kouwenhoven

1217BZ Northumderland1Northumberland is het noordelijkste deel van Engeland en grenst aan Schotland. Het ligt aan de Noordzee en je zou kunnen denken dat de kust daar een spiegelbeeld is van onze Noordzeekust, maar niets is minder waar. De kust daar is zeer afwisselend, met strand, natuurlijk, maar ook met rotsen en basaltlagen en wadden en slikken, riviermondingen en natuurlijke haventjes.

Langs die kust loopt een kustpad, van Berwick upon Tweed tot Cresswel. Als je daarvandaan nog even doorloopt ben je zo in Newcastle. Wij liepen van Berwick naar Amble, van B&B naar B&B en met bagagevervoer. Weer eens iets anders dan het kustpad van Cornwall, dat voor ons steeds zwaarder wordt (fysieke ongemakken). Hier was het veel vlakker en hoefden we vast geen eindeloze trappen op en af te dalen. Zeker, maar hier deden zich weer andere moeilijkheden voor.

De startplaats Berwick is heel makkelijk te bereiken: je vliegt naar Edinburgh en spoort vandaar in een uurtje naar Berwick. Dat plaatsje heeft alles wat een provinciaal stadje aantrekkelijk maakt: een brede rivier die uitmondt in een haven, een paar prachtige bruggen, een oud kasteel en een schilderachtige dorpskern. In Berwick liepen we eerst ruim een kilometer langs de rivier en toen in zuidelijke richting richting Beal, over verharde en onverharde wegen. Beal ligt wat meer landinwaarts en wordt van de zee gescheiden door een groot wad, dat de verbinding vormt met Holy Island: de Holy Island Sands die bij vloed geheel onder water verdwijnen. Dat was het doel voor de volgende dag. Maar eerst Beal, waar we, na zes uur wandelen, nog een half uur moesten lopen naar onze B&B. De pubbediende suggereerde een taxi. Een gouden greep.

Vanuit Beal moesten we oversteken naar Holy Island en dat kan alleen bij eb, want ook de weg erheen is bij vloed ondergelopen. Dus liepen we tijdig de ruim vijf kilometer over de Lindisfarne Causeway naar het dorp op Holy Island. Dat is een vervelende wandeling. Je moet rekening houden met het verkeer en dat waddenlandschap is uiterst saai. Op Holy Island was ook niet veel te doen, een nepkasteel, gebouwd eind 18e eeuw als een soort vakantiehuis, wat winkeltjes, een pub, een hotel en een prachtige ruïne, die alleen tegen betaling te bezichtigen was. Eigendom van de National Trust en die heeft tegenwoordig overal toegangsprijzen. We konden pas 's middags om vijf uur terug, namen onze intrek in de bar van het hotel en bestelden een taxi. Die vervelende weg weer terug lopen en dan nog een flink stuk naar Fenwick was niet erg aanlokkelijk.

Fenwick ligt ook landinwaarts en is zo klein dat er noch pub, noch restaurant was. Wel in het 4 kilometer verder gelegen Lowick. Dat was natuurlijk geen doen. Gelukkig kon je door het restaurant aldaar gehaald en gebracht worden. Wat een service! En nog lekker eten ook.
Van Fenwick ploeterden we door de velden naar Bedford om de volgende dag weer in oostelijke richting naar zee af te buigen, naar Bamburgh met zijn gigantische kasteel. Dat kasteel is particulier bezit (!) van Lord Armstrong en tegen betaling kun je het bezoeken. Om zoiets te bezitten moet je wel haast een oorlogswoekeraar geweest zijn. Ook Bamburgh is een leuk plaatsje, met veel horeca, want veel toeristen en veel groen.

We1217BZ Northumberland2 verlieten Bamburgh om naar Beadnell te lopen. Tegenover dat deel van de kust liggen de Farn Islands, waar op dat moment duizenden vogels broedden. Onder andere de papegaaiduiker. We moesten dus een boottocht maken naar die eilanden om eindelijk de papegaaiduikers in levende lijve te aanschouwen (wat me bij eerdere gelegenheden in Groot-Brittannië nooit gelukt was) en dat kon vanuit Seahouses, niet ver van Beadnell. Dat was een onvergetelijke ervaring, niet alleen vanwege die vogels, maar ook door de kennismaking met een speciaal soort mensen, de vogelaars. Potsierlijk uitgerust en met camera's als bazooka's. Maar papegaaiduikers heb ik gezien, honderden.
Nagenietend in Seahouses in een pub met uitzicht op de haven, hebben we onszelf maar weer eens verwend met een taxi.

Beadnell is een plezierig havenplaatsje met naast de haven een aantal lime kilns, grote stenen ovens waarin kalksteen werd omgezet in ongebluste kalk (en dat vervolgens in de kalk waarmee muren gepleisterd werden). Verschrikkelijke gassen ontsnapten tijdens dit proces en gezond werk was het niet. Maar die ovens zijn wel karakteristiek.
Van Beadnell ging het naar Embleton, via Low Newton, waar zich aan het strand een drukbezochte pub bevindt. Een kilometer landinwaarts ligt het genoeglijke dorp Embleton met een prachtig kerkje, een gezellige pub en een matig hotel.
In Embleton kun je in de verte al de ruïnes zien van Dunstaburgh Castle, dat je passeert op weg naar Craster. Naar Craster, een beeldig plaatsje met een natuurlijke haven in een kom, werden we gebracht met een taxi, om vandaar verder te lopen naar Alnmouth. Dit was verreweg het mooiste deel van de wandeling, vlak langs de kust en met een lunchgelegenheid in een pub aan het strand in Boulmer. Dat geluk was ons nog niet eerder ten deel gevallen.

Alnmouth ligt aan de kronkelende rivier de Aln, die uitmondt in zee via een onbetrouwbaar wad. Wil je verder naar het zuiden, dan moet je daar omheen lopen, over een lange brug. Daarna ga je langs de zee weer verder naar Warkworth, waar de rivier de Coquet doorheen stroomt, langs een gigantisch kasteel. Langs de monding van de Coquet loop je dan naar het havenplaatsje Amble, dat afgezien van de haven een saai geheel vormt. Voor de terugtocht naar Edinburgh neem je in Alnmouth de trein.
 
Op het kustpad waar we overheen geleid werden had ik wel wat aan te merken. Soms was er een alternatieve route over het strand (zwaar) maar vaak liepen we door weilanden over bijna onzichtbare paden en langs vervaarlijke stieren (ook zwaar). Het vervelendste was echter dat praktisch elk plaatsje daar aan de kust een golfcourse heeft waar we overheen moesten en achterna gezeten werden door gebreide dames zodra we per ongeluk één voet on the green zetten. Ze moeten overpad verlenen, maar van harte gaat dat niet. Een bijzondere streek is het zeker met al die historische bezienswaardigheden.

En natuurlijk die vogels. Om nooit te vergeten.

-------------------------------------------------------
De plaatjes zijn van Katharina Kouwenhoven
--------------------------------------------------
Bestel uw boeken, CD's en nog veel meer
bij bolcom, via de banner rechts.
Dan steunt u De Leunstoel!


© 2015 Katharina Kouwenhoven meer Katharina Kouwenhoven - meer "Lopen" -
Bezigheden > Lopen
Gebreide dames in Northumberland Katharina Kouwenhoven
1217BZ Northumderland1Northumberland is het noordelijkste deel van Engeland en grenst aan Schotland. Het ligt aan de Noordzee en je zou kunnen denken dat de kust daar een spiegelbeeld is van onze Noordzeekust, maar niets is minder waar. De kust daar is zeer afwisselend, met strand, natuurlijk, maar ook met rotsen en basaltlagen en wadden en slikken, riviermondingen en natuurlijke haventjes.

Langs die kust loopt een kustpad, van Berwick upon Tweed tot Cresswel. Als je daarvandaan nog even doorloopt ben je zo in Newcastle. Wij liepen van Berwick naar Amble, van B&B naar B&B en met bagagevervoer. Weer eens iets anders dan het kustpad van Cornwall, dat voor ons steeds zwaarder wordt (fysieke ongemakken). Hier was het veel vlakker en hoefden we vast geen eindeloze trappen op en af te dalen. Zeker, maar hier deden zich weer andere moeilijkheden voor.

De startplaats Berwick is heel makkelijk te bereiken: je vliegt naar Edinburgh en spoort vandaar in een uurtje naar Berwick. Dat plaatsje heeft alles wat een provinciaal stadje aantrekkelijk maakt: een brede rivier die uitmondt in een haven, een paar prachtige bruggen, een oud kasteel en een schilderachtige dorpskern. In Berwick liepen we eerst ruim een kilometer langs de rivier en toen in zuidelijke richting richting Beal, over verharde en onverharde wegen. Beal ligt wat meer landinwaarts en wordt van de zee gescheiden door een groot wad, dat de verbinding vormt met Holy Island: de Holy Island Sands die bij vloed geheel onder water verdwijnen. Dat was het doel voor de volgende dag. Maar eerst Beal, waar we, na zes uur wandelen, nog een half uur moesten lopen naar onze B&B. De pubbediende suggereerde een taxi. Een gouden greep.

Vanuit Beal moesten we oversteken naar Holy Island en dat kan alleen bij eb, want ook de weg erheen is bij vloed ondergelopen. Dus liepen we tijdig de ruim vijf kilometer over de Lindisfarne Causeway naar het dorp op Holy Island. Dat is een vervelende wandeling. Je moet rekening houden met het verkeer en dat waddenlandschap is uiterst saai. Op Holy Island was ook niet veel te doen, een nepkasteel, gebouwd eind 18e eeuw als een soort vakantiehuis, wat winkeltjes, een pub, een hotel en een prachtige ruïne, die alleen tegen betaling te bezichtigen was. Eigendom van de National Trust en die heeft tegenwoordig overal toegangsprijzen. We konden pas 's middags om vijf uur terug, namen onze intrek in de bar van het hotel en bestelden een taxi. Die vervelende weg weer terug lopen en dan nog een flink stuk naar Fenwick was niet erg aanlokkelijk.

Fenwick ligt ook landinwaarts en is zo klein dat er noch pub, noch restaurant was. Wel in het 4 kilometer verder gelegen Lowick. Dat was natuurlijk geen doen. Gelukkig kon je door het restaurant aldaar gehaald en gebracht worden. Wat een service! En nog lekker eten ook.
Van Fenwick ploeterden we door de velden naar Bedford om de volgende dag weer in oostelijke richting naar zee af te buigen, naar Bamburgh met zijn gigantische kasteel. Dat kasteel is particulier bezit (!) van Lord Armstrong en tegen betaling kun je het bezoeken. Om zoiets te bezitten moet je wel haast een oorlogswoekeraar geweest zijn. Ook Bamburgh is een leuk plaatsje, met veel horeca, want veel toeristen en veel groen.

We1217BZ Northumberland2 verlieten Bamburgh om naar Beadnell te lopen. Tegenover dat deel van de kust liggen de Farn Islands, waar op dat moment duizenden vogels broedden. Onder andere de papegaaiduiker. We moesten dus een boottocht maken naar die eilanden om eindelijk de papegaaiduikers in levende lijve te aanschouwen (wat me bij eerdere gelegenheden in Groot-Brittannië nooit gelukt was) en dat kon vanuit Seahouses, niet ver van Beadnell. Dat was een onvergetelijke ervaring, niet alleen vanwege die vogels, maar ook door de kennismaking met een speciaal soort mensen, de vogelaars. Potsierlijk uitgerust en met camera's als bazooka's. Maar papegaaiduikers heb ik gezien, honderden.
Nagenietend in Seahouses in een pub met uitzicht op de haven, hebben we onszelf maar weer eens verwend met een taxi.

Beadnell is een plezierig havenplaatsje met naast de haven een aantal lime kilns, grote stenen ovens waarin kalksteen werd omgezet in ongebluste kalk (en dat vervolgens in de kalk waarmee muren gepleisterd werden). Verschrikkelijke gassen ontsnapten tijdens dit proces en gezond werk was het niet. Maar die ovens zijn wel karakteristiek.
Van Beadnell ging het naar Embleton, via Low Newton, waar zich aan het strand een drukbezochte pub bevindt. Een kilometer landinwaarts ligt het genoeglijke dorp Embleton met een prachtig kerkje, een gezellige pub en een matig hotel.
In Embleton kun je in de verte al de ruïnes zien van Dunstaburgh Castle, dat je passeert op weg naar Craster. Naar Craster, een beeldig plaatsje met een natuurlijke haven in een kom, werden we gebracht met een taxi, om vandaar verder te lopen naar Alnmouth. Dit was verreweg het mooiste deel van de wandeling, vlak langs de kust en met een lunchgelegenheid in een pub aan het strand in Boulmer. Dat geluk was ons nog niet eerder ten deel gevallen.

Alnmouth ligt aan de kronkelende rivier de Aln, die uitmondt in zee via een onbetrouwbaar wad. Wil je verder naar het zuiden, dan moet je daar omheen lopen, over een lange brug. Daarna ga je langs de zee weer verder naar Warkworth, waar de rivier de Coquet doorheen stroomt, langs een gigantisch kasteel. Langs de monding van de Coquet loop je dan naar het havenplaatsje Amble, dat afgezien van de haven een saai geheel vormt. Voor de terugtocht naar Edinburgh neem je in Alnmouth de trein.
 
Op het kustpad waar we overheen geleid werden had ik wel wat aan te merken. Soms was er een alternatieve route over het strand (zwaar) maar vaak liepen we door weilanden over bijna onzichtbare paden en langs vervaarlijke stieren (ook zwaar). Het vervelendste was echter dat praktisch elk plaatsje daar aan de kust een golfcourse heeft waar we overheen moesten en achterna gezeten werden door gebreide dames zodra we per ongeluk één voet on the green zetten. Ze moeten overpad verlenen, maar van harte gaat dat niet. Een bijzondere streek is het zeker met al die historische bezienswaardigheden.

En natuurlijk die vogels. Om nooit te vergeten.

-------------------------------------------------------
De plaatjes zijn van Katharina Kouwenhoven
--------------------------------------------------
Bestel uw boeken, CD's en nog veel meer
bij bolcom, via de banner rechts.
Dan steunt u De Leunstoel!
© 2015 Katharina Kouwenhoven
powered by CJ2