archiefvorig nr.lopend nr.

Bezigheden > Lopen delen printen terug
Een ommetje maken Frits Hoorweg

0305BZ Een ommetje maken
 
Stel u een zondagmiddag voor in de herfst of de winter. Een bleek laaghangend zonnetje fleurt plotseling de druilerig en somber begonnen dag op. Tien tegen één dat in vele huiskamers iets als het volgende te noteren valt.
“Laten we een ommetje maken.”
“Ja lekker, even een frisse neus halen.”
“Je wordt zo gaar als je de hele dag binnen zit.”
Hoe vaak heb ik deze clichés al niet horen uitspreken? Wat zeg ik: zelf heb ik mij er ook regelmatig van bediend. En het klopt ook. Als je om de een of andere reden veroordeeld bent tot een dag binnenzitten, begint je kop te gloeien en word je ongedurig. Vooral zogenaamd gezellige familiefeesten zijn daardoor vaak een aanslag op je welzijn. Ga toch lekker naar buiten.
 
Volgens de Volkskrant van 13 november 2004 wordt een ommetje maken in de stad steeds moeilijker. Ik merk daar zelf eerlijk gezegd niks van, maar er is een rapport over geschreven en een congres over georganiseerd. Blijkbaar zijn velen die mening toegedaan. Er zit niets anders op: ze moeten de stad uit om een ommetje te maken. Naar de Kaapse Bossen bij Doorn bijvoorbeeld, zoals wij laatst deden. Op een mooie zondagmiddag ben je daar overigens niet alleen. De parkeerplaats langs de provinciale weg naar Arnhem stond mudjevol, we konden maar met moeite een plekje vinden. En we wandelden vervolgens in file over met witte en gele paaltjes gemarkeerde routes. Wie rust zoekt kan beter een andere bestemming uitkiezen. Maar voor een keer is het wel leuk om een studie te maken van het volk dat daar in kleine en grote groepen een luchtje schept.
 
Echtparen met kinderen lijken zo’n uitje vooral te zien als een onderdeel van de opvoeding. De kinderen rennen wat door het bos en komen af en toe terug met iets waar ze graag de naam van willen weten. Nadat in die behoefte is voorzien waaieren ze weer uit. Soms moet er ingegrepen worden omdat twee jongens elkaar met stokken dreigen te gaan bewerken. In grotere groepen treedt al snel een tweedeling op tussen de mannen en de vrouwen. Ze hebben ieder hun eigen gespreksonderwerpen en het lijkt wel of de vrouwen meer te bespreken hebben dan de mannen.
 
Het voordeel van de aanwezigheid van veel mensen is dat er geheid een uitspanning is. In dit geval heet die Helenaheuvel en hij is prachtig gelegen aan de rand van een kleine zandverstuiving. De zon zorgde nog net voor genoeg warmte om het terras aantrekkelijk te maken, maar helaas zat het vol. En ook binnen waren alle tafeltjes bezet. Gelukkig bleek er een bovenverdieping te zijn waar nog een plekje over was bij de open haard. Ik bestelde de traditionele appeltaart met slagroom. Mijn metgezellen begonnen een gesprek over calorieën en cholesterol, maar ik liet me daardoor niet van de wijs brengen. Sommige tradities moeten in ere worden gehouden, tot het bitterzoete einde.
 
Een paar kilometer verderop stonden we onderaan De Kaap, een uitkijktoren van 19 meter hoog. ‘Dan sta ik op de kaap’, zo begint een stukje van John Jansen van Galen over een wandeling in dit gebied. Ik had het hem wel na willen zeggen, maar de toren was voor het publiek gesloten. Hij heeft zijn beste tijd gehad en er komt een nieuwe, die meteen een stukje hoger wordt. Een paar jaar geleden was het verhaal nog dat de toren stukje bij beetje gerenoveerd zou kunnen worden als dat nodig was, maar blijkbaar zijn er nieuwe inzichten. Ooit, lang geleden, was De Kaap een ijzeren toren. Voor de nieuwe, die nu dus al weer oud is, koos men voor onbewerkt hout; goed voor het milieu, maar helaas minder duurzaam dan bewerkt hout of ijzer.
 
Om het goed te maken had Staatsbosbeheer enkele boswachters opgetrommeld die leergierige mensenkinderen wegwijs maakten in de wonderen der natuur. Het was er een drukte van belang. Wij vervolgden de witte route. Omdat die wel 10 kilometer lang is hoopten we dat we zo aan de grootste drukte zouden kunnen ontsnappen. Dat lukte wel, maar met mate. Juist op het moment dat je dacht: nu zijn we helemaal alleen, doemde er weer een gezelschap op, vaak voorafgegaan door oerwoudgeluid van kinderen. Die hebben nu eenmaal een ontembare behoefte om de ruimte om hen heen met geluid te vullen.
 
De zon zakte steeds verder en zorgde, bijna horizontaal door het bos schijnend, voor bijzondere lichteffecten, geholpen door een grote variëteit aan boomsoorten. Lang niet allemaal verliezen ze hun blad. Groen, geel en bruin wisselden elkaar op aangename wijze af. Tussen berken en beuken lag op de paden een dikke laag bladeren die onze gang zwaar maakte. Ik raakte in de stemming, zo had ik nog wel uren door kunnen lopen, langzaam opgaand in de duisternis.
 
Maar daar was al weer de volgende publiekstrekker: het Doornse gat. Een uitholling die is ontstaan door grindwinning ten behoeve van de landhuizen in deze omgeving. Men heeft er een reusachtige kinderspeelplaats van gemaakt. We liepen er omheen en toen was het nog een klein stukje naar onze auto. Van de zon was niet veel meer te zien en daardoor was het koud geworden. De jas die ik bij de uitspanning had uitgetrokken, moest nu weer aan. Waarschijnlijk waren de stoelen op het terras nu wel naar binnengehaald. Die kunnen de winterstalling in. Hoewel, je weet het nooit in Nederland.
 
Als u de zondagmiddag liever besteedt aan het lezen van dat rapport, hier zijn de gegevens:
‘Ruimte voor de wandelaar – De ommetjesmaker en zijn habitat’, door Jan Erik Burger en Th.J.H.M. de Bruin, ISBN 90 74980 17 1.


© 2004 Frits Hoorweg meer Frits Hoorweg - meer "Lopen" -
Bezigheden > Lopen
Een ommetje maken Frits Hoorweg
0305BZ Een ommetje maken
 
Stel u een zondagmiddag voor in de herfst of de winter. Een bleek laaghangend zonnetje fleurt plotseling de druilerig en somber begonnen dag op. Tien tegen één dat in vele huiskamers iets als het volgende te noteren valt.
“Laten we een ommetje maken.”
“Ja lekker, even een frisse neus halen.”
“Je wordt zo gaar als je de hele dag binnen zit.”
Hoe vaak heb ik deze clichés al niet horen uitspreken? Wat zeg ik: zelf heb ik mij er ook regelmatig van bediend. En het klopt ook. Als je om de een of andere reden veroordeeld bent tot een dag binnenzitten, begint je kop te gloeien en word je ongedurig. Vooral zogenaamd gezellige familiefeesten zijn daardoor vaak een aanslag op je welzijn. Ga toch lekker naar buiten.
 
Volgens de Volkskrant van 13 november 2004 wordt een ommetje maken in de stad steeds moeilijker. Ik merk daar zelf eerlijk gezegd niks van, maar er is een rapport over geschreven en een congres over georganiseerd. Blijkbaar zijn velen die mening toegedaan. Er zit niets anders op: ze moeten de stad uit om een ommetje te maken. Naar de Kaapse Bossen bij Doorn bijvoorbeeld, zoals wij laatst deden. Op een mooie zondagmiddag ben je daar overigens niet alleen. De parkeerplaats langs de provinciale weg naar Arnhem stond mudjevol, we konden maar met moeite een plekje vinden. En we wandelden vervolgens in file over met witte en gele paaltjes gemarkeerde routes. Wie rust zoekt kan beter een andere bestemming uitkiezen. Maar voor een keer is het wel leuk om een studie te maken van het volk dat daar in kleine en grote groepen een luchtje schept.
 
Echtparen met kinderen lijken zo’n uitje vooral te zien als een onderdeel van de opvoeding. De kinderen rennen wat door het bos en komen af en toe terug met iets waar ze graag de naam van willen weten. Nadat in die behoefte is voorzien waaieren ze weer uit. Soms moet er ingegrepen worden omdat twee jongens elkaar met stokken dreigen te gaan bewerken. In grotere groepen treedt al snel een tweedeling op tussen de mannen en de vrouwen. Ze hebben ieder hun eigen gespreksonderwerpen en het lijkt wel of de vrouwen meer te bespreken hebben dan de mannen.
 
Het voordeel van de aanwezigheid van veel mensen is dat er geheid een uitspanning is. In dit geval heet die Helenaheuvel en hij is prachtig gelegen aan de rand van een kleine zandverstuiving. De zon zorgde nog net voor genoeg warmte om het terras aantrekkelijk te maken, maar helaas zat het vol. En ook binnen waren alle tafeltjes bezet. Gelukkig bleek er een bovenverdieping te zijn waar nog een plekje over was bij de open haard. Ik bestelde de traditionele appeltaart met slagroom. Mijn metgezellen begonnen een gesprek over calorieën en cholesterol, maar ik liet me daardoor niet van de wijs brengen. Sommige tradities moeten in ere worden gehouden, tot het bitterzoete einde.
 
Een paar kilometer verderop stonden we onderaan De Kaap, een uitkijktoren van 19 meter hoog. ‘Dan sta ik op de kaap’, zo begint een stukje van John Jansen van Galen over een wandeling in dit gebied. Ik had het hem wel na willen zeggen, maar de toren was voor het publiek gesloten. Hij heeft zijn beste tijd gehad en er komt een nieuwe, die meteen een stukje hoger wordt. Een paar jaar geleden was het verhaal nog dat de toren stukje bij beetje gerenoveerd zou kunnen worden als dat nodig was, maar blijkbaar zijn er nieuwe inzichten. Ooit, lang geleden, was De Kaap een ijzeren toren. Voor de nieuwe, die nu dus al weer oud is, koos men voor onbewerkt hout; goed voor het milieu, maar helaas minder duurzaam dan bewerkt hout of ijzer.
 
Om het goed te maken had Staatsbosbeheer enkele boswachters opgetrommeld die leergierige mensenkinderen wegwijs maakten in de wonderen der natuur. Het was er een drukte van belang. Wij vervolgden de witte route. Omdat die wel 10 kilometer lang is hoopten we dat we zo aan de grootste drukte zouden kunnen ontsnappen. Dat lukte wel, maar met mate. Juist op het moment dat je dacht: nu zijn we helemaal alleen, doemde er weer een gezelschap op, vaak voorafgegaan door oerwoudgeluid van kinderen. Die hebben nu eenmaal een ontembare behoefte om de ruimte om hen heen met geluid te vullen.
 
De zon zakte steeds verder en zorgde, bijna horizontaal door het bos schijnend, voor bijzondere lichteffecten, geholpen door een grote variëteit aan boomsoorten. Lang niet allemaal verliezen ze hun blad. Groen, geel en bruin wisselden elkaar op aangename wijze af. Tussen berken en beuken lag op de paden een dikke laag bladeren die onze gang zwaar maakte. Ik raakte in de stemming, zo had ik nog wel uren door kunnen lopen, langzaam opgaand in de duisternis.
 
Maar daar was al weer de volgende publiekstrekker: het Doornse gat. Een uitholling die is ontstaan door grindwinning ten behoeve van de landhuizen in deze omgeving. Men heeft er een reusachtige kinderspeelplaats van gemaakt. We liepen er omheen en toen was het nog een klein stukje naar onze auto. Van de zon was niet veel meer te zien en daardoor was het koud geworden. De jas die ik bij de uitspanning had uitgetrokken, moest nu weer aan. Waarschijnlijk waren de stoelen op het terras nu wel naar binnengehaald. Die kunnen de winterstalling in. Hoewel, je weet het nooit in Nederland.
 
Als u de zondagmiddag liever besteedt aan het lezen van dat rapport, hier zijn de gegevens:
‘Ruimte voor de wandelaar – De ommetjesmaker en zijn habitat’, door Jan Erik Burger en Th.J.H.M. de Bruin, ISBN 90 74980 17 1.
© 2004 Frits Hoorweg
powered by CJ2