archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Bezigheden > Lopen | ||||
Reacties | Frits Hoorweg | |||
De vorige aflevering begon als volgt: ‘Vaak wordt mij gevraagd … *‘. Het sterretje verwees naar een voetnoot waarin te lezen was dat dit niet letterlijk moest worden opgevat. Dat grapje leverde me een reactie op van Hans Knegtmans: het kwam hem bekend voor. Hij had iets dergelijks gelezen in een stuk van John Jansen van Galen. ‘Misschien ook wel in een verhaaltje over wandelen.’ Ik heb ijlings navraag gedaan. Zie voor het resultaat de inmiddels uitgebreide voetnoot in het vorige nummer (nr. 2, jrg. 4). Ben ik erg ondersteboven van deze affaire? Neen, zeker niet gezien het commentaar van John Jansen van Galen.
Eigenlijk is het wel leuk reacties. Als ik er meer kreeg zou ik dit stukje hebben kunnen beginnen met: ‘Uit de vele reacties die ik wekelijks krijg selecteerde ik er een paar ter bespreking.’ Maar dat zou opnieuw een leugentje zijn. Toch krijg ik wel reacties en vaak zijn die de moeite van het bespreken zeker waard.
In nr. 19 van jrg. 3 stak ik de draak met Nordic Walking. Dat gedoe met die stokken dat ó zo goed voor je conditie moet zijn. In de tweede alinea vroeg ik mij af of het niet een idee is om net te doen alsof: je armen nadrukkelijk, krachtig heen en weer zwaaien en er afzetbewegingen mee maken. Wat blijkt? Dat is al een erkende tak van sport, die Power Walking wordt genoemd! En natuurlijk is dat ook heel goed voor je, veel beter dan gewoon wandelen. Het heeft iets angstaanjagends: je bedenkt iets krankzinnigs en dan blijkt dat het al bestaat. Waar gaat dat heen? Laat u zich door mijn geschamp overigens vooral niet weerhouden deze prachtige activiteit ook op te pakken. Er zijn wel ergere dingen in de wereld, al schieten mij direct geen voorbeelden te binnen.
Word nooit lid van een wandelclub! (nr. 17, jrg. 3) is de bewerkte tekst van een voordracht die ik hield bij de verjaardag van een (wandel)vriend. Daarin vertelde ik hoe ik me zonder goed na te denken heb laten strikken voor een wandelclub. Om daar vervolgens een leven lang spijt van te hebben, want je komt van zo’n gezelschap niet meer los; althans niet tijdens het leven. Ik nam aan dat iedere lezer wel door zou hebben dat dit flauwekul was. Daarom was ik verrast door de reactie van de mevrouw die mijn bankzaken regelt. ‘Ja, leuk stukje was dat weer. En het kwam mij erg goed uit. Want ik was net uitgenodigd door een clubje mensen om een weekend te gaan wandelen. Daar heb ik nu maar vanaf gezien. Want dat gedoe met dat eten lijkt mij niks.’ Het laatste was een verwijzing naar mijn uitwijding over het drama van in groepsverband een eetgelegenheid uitzoeken. Wel grappig dat ze juist daar op aanhaakt, want heel eerlijk gezegd is dat een van de weinige, echte minpunten van iets dat overigens erg leuk is.
De hoofdprijs voor de interessantste reactie gaat naar die op mijn ontboezemingen over de Grebbelinie (nr. 13, jrg. 1). Daarin werd uit de doeken gedaan hoe ik er langzaam achter kom dat mijn vader in de meidagen van 1940 serieus oorlog heeft moeten voeren. Op grond van de boeken van De Jong had ik aangenomen dat er in Renswoude, waar hij gelegerd was, nauwelijks gevochten werd. Geïnspireerd door een wandeling verdiepte ik me er wat beter in en ontdekte het boek van E.H. Brongers, Grebbelinie 1940. Daaruit werd mij om te beginnen duidelijk dat er wèl hevig gevochten is rond Scherpenzeel en Renswoude. En verder kwam ik in dat boek een sergeant Hoorweg (zonder voorletters) tegen. Ik nam als vanzelfsprekend aan dat het mijn vader was. Hij werd wel drie keer genoemd!
Een aantal maanden nadien bezocht ik de jaarvergadering van de genealogische vereniging Hoorewech. Daar werd ik aangesproken door Cora Hoorweg, een ver familielid dat ik niet dagelijks tegenkom. ‘Zeg, ik heb dat artikel van je gelezen, maar het klopt niet hoor. Die sergeant Hoorweg is mijn vader!’ Door deze reactie was ik even uit het veld geslagen. Mij flitste onmiddellijk door het hoofd dat mijn vader er misschien wel twee gezinnen op na had gehouden. En er op miraculeuze wijze in was geslaagd beide onder zijn eigen naam bij de burgerlijke stand te laten registreren. Nadat was vastgesteld dat die mogelijkheid kon worden weggestreept, bleef de vraag hoe het dan wel zat. Aan de betrokkenen zelf kon het niet meer worden gevraagd. Bij het Instituut voor Militaire Geschiedenis in Den Haag mocht ik de dossiers inkijken van mijn vaders eenheid. Daar bleek uit dat de in het boek van Brongers genoemde Hoorweg zeer waarschijnlijk toch mijn vader is. Die andere zal ongetwijfeld ook in die omgeving zijn geweest. Zover kan de mondelinge overlevering er toch niet naast zitten. Nu vraag ik mij weer af of ze elkaar ooit hebben ontmoet. Ik hoop op een reactie van iemand die het kan weten.
|
||||
© 2006 Frits Hoorweg | ||||
powered by CJ2 |