archiefvorig nr.lopend nr.

Bezigheden > In de tuin delen printen terug
Aan de weg naar de Hortus Theo Capel

0220 Tuin
Volgens mijn medetuinders begint het al ergens op te lijken, maar zelf vind ik dat een overdreven compliment. Vanuit mijn klapstoeltje op de betonnen plaat waarop een huisje moet komen, constateer ik dat ik nog geen vijfde deel van mijn volkstuin heb omgespit. Het groen op de rest is door een medetuinder met de motormaaier van de vereniging gekortwiekt, zodat het enigszins de indruk van een gazon maakt. Ik weet wel beter.

Voorlopig heeft een struikenborder die in het omgespitte deel moet komen mijn aandacht. Mijn oude favoriet de aucuba japonica kreeg de eer als eerste in de grond te gaan. ‘Waarschijnlijk de gemakkelijkste loofbladige wintergroene struik. Kan tegen diepe schaduw en vervuiling’ zegt mijn tuinboek. In de geel gespikkelde vorm (‘crotonofolia’) zie je hem ook veel in plantsoenen staan, maar ik geef de voorkeur aan de glanzende groene versie. Net als bij bijvoorbeeld hulst heb je een mannelijke plant nodig om de rode bessen bij een vrouwelijke plant op te wekken, maar gelukkig zijn de kwekers erin geslaagd ook een zelfbestuiver (iets geheel anders dan een zelfbevlekker) op de wereld te zetten, de Rozannie. Hij stond in het tuincentrum bij de koopjes, maar dus niet lang.

In hetzelfde tuinboek zag ik dat de aucuba tot de kornoeljeachtigen behoort. De trots van mijn vorige tuin was de Cornus kousa. Niet alleen van mij, maar ook van een vroegere bewoonster die op een ochtend aanbelde. Ze had gezien dat de schilders bezig waren met de voorgevel en vroeg aan mij of de eigenaar er bezwaar tegen zou hebben dat ze even een blik in de tuin wierp. Ik wist even niet of ik trots moest zijn om als voorman van de schilders te worden aangezien of nijdig dat ze niet wou geloven dat ik zelf de eigenaar van de grote twee-onder-één-kap was. Mijn goedmoedigheid won het en ik leidde haar naar de achtertuin. Ze was verrukt dat de kornoelje er nog steeds stond en vertelde dat ze haar kinderen op het hart had gebonden om in hun tuin ook een kousa te planten. Daar kon ik het mee eens zijn. Zelf wou ik hem ook graag weer terughebben.

Zoals het tegenwoordig gaat, speurde ik het internet af naar een boomkweker die een kornoelje van een behoorlijke afmeting in de aanbieding had. Ergens buiten Ruurlo was er een. Het was een goede aanleiding voor een uitstapje dat bijna slecht afliep toen ik op mijn huurfiets het verkeerde erf opreed en door drie zeer luid blaffende honden werd besprongen, waaronder een Duitse herder die hapbewegingen maakte die ik niet speels kon noemen.
Bij de boomkweker was ook een hond, maar gelukkig een die het leuk vond dat er een meneer helemaal speciaal langs kwam om met hem te spelen.
‘Zoek de baas,’ zei ik. Hij deed alsof hij me niet begreep. Gelukkig kwam de baas zelf terug van een nabijgelegen terrein.
‘Ik zag al een fiets staan,’ zei hij. ‘U bent zeker in de streek op vakantie.’
Dat ik uit Amsterdam kwam wekte diepe verbazing, vooral omdat hij dacht dat ik de afstand per fiets had overbrugd, maar mijn mededeling dat ik met de trein was gekomen maakte ook indruk. Zelf vond hij een uitstapje met de trein naar het nabijgelegen Zutphen al heel wat. Gelukkig was hij meer een man van de wereld dan het eerst leek, want hij moest binnenkort naar de Hortus in Amsterdam waar een soort verkooptentoonstelling werd gehouden. Het was dan geen echte moeite om een kornoelje voor mij mee te nemen. Met een twee meter hoge, redelijke uitgegroeide struik achter op de bagagedrager en vervolgens de trein in was geen echte optie.

Ik legde hem uit dat mijn tuin en de Hortus zich in wezen aan dezelfde weg bevonden. Dat maakte de bezorging alleen maar makkelijker. Maar de grote stad kent zijn verrassingen. De dwarsweg naar mijn tuin werd net opnieuw geasfalteerd en toen bleek dat er in Amsterdam twee Hortussen zijn, namelijk een van oudsher die bij de Universiteit van Amsterdam hoorde en een recentere die van de Vrije Universiteit is. Gelukkig is er de mobiele telefoon. Alleen is het nogal onhandig om in de gietregen met een paraplu in je hand op de fiets ook nog je telefoon uit je zak te nemen. Toch kwam alles goed. Ik gidste op de fiets de kweker met zijn aanhangwagentje over een slingerweggetje langs sportvelden naar mijn tuin en vervolgens weer naar een punt waar hij makkelijk naar de ringweg om Amsterdam kon, op weg naar de Vrije Universiteit.

Helaas was hij vergeten een boompaal mee te nemen, zodat ik met andere tuinverslaafden op de vroege zaterdagochtend voor een tuincentrum stond te dralen tot ze om negen uur hun poorten wilden openen.
De kornoelje staat redelijk eenzaam in mijn nieuwe tuin. Het is een ‘Milky Way’, een cultivar die grotere witte schutbladeren zou geven dan de traditionele versie. Het wachten is op het voorjaar. Hoewel, van wachten is geen sprake. Er is nog van alles te doen voordat mijn nieuwe tuin weer een beetje op mijn oude tuin gaat lijken, maar het begin is er. Daarin hebben mijn medetuinders gelijk.




© 2005 Theo Capel meer Theo Capel - meer "In de tuin"
Bezigheden > In de tuin
Aan de weg naar de Hortus Theo Capel
0220 Tuin
Volgens mijn medetuinders begint het al ergens op te lijken, maar zelf vind ik dat een overdreven compliment. Vanuit mijn klapstoeltje op de betonnen plaat waarop een huisje moet komen, constateer ik dat ik nog geen vijfde deel van mijn volkstuin heb omgespit. Het groen op de rest is door een medetuinder met de motormaaier van de vereniging gekortwiekt, zodat het enigszins de indruk van een gazon maakt. Ik weet wel beter.

Voorlopig heeft een struikenborder die in het omgespitte deel moet komen mijn aandacht. Mijn oude favoriet de aucuba japonica kreeg de eer als eerste in de grond te gaan. ‘Waarschijnlijk de gemakkelijkste loofbladige wintergroene struik. Kan tegen diepe schaduw en vervuiling’ zegt mijn tuinboek. In de geel gespikkelde vorm (‘crotonofolia’) zie je hem ook veel in plantsoenen staan, maar ik geef de voorkeur aan de glanzende groene versie. Net als bij bijvoorbeeld hulst heb je een mannelijke plant nodig om de rode bessen bij een vrouwelijke plant op te wekken, maar gelukkig zijn de kwekers erin geslaagd ook een zelfbestuiver (iets geheel anders dan een zelfbevlekker) op de wereld te zetten, de Rozannie. Hij stond in het tuincentrum bij de koopjes, maar dus niet lang.

In hetzelfde tuinboek zag ik dat de aucuba tot de kornoeljeachtigen behoort. De trots van mijn vorige tuin was de Cornus kousa. Niet alleen van mij, maar ook van een vroegere bewoonster die op een ochtend aanbelde. Ze had gezien dat de schilders bezig waren met de voorgevel en vroeg aan mij of de eigenaar er bezwaar tegen zou hebben dat ze even een blik in de tuin wierp. Ik wist even niet of ik trots moest zijn om als voorman van de schilders te worden aangezien of nijdig dat ze niet wou geloven dat ik zelf de eigenaar van de grote twee-onder-één-kap was. Mijn goedmoedigheid won het en ik leidde haar naar de achtertuin. Ze was verrukt dat de kornoelje er nog steeds stond en vertelde dat ze haar kinderen op het hart had gebonden om in hun tuin ook een kousa te planten. Daar kon ik het mee eens zijn. Zelf wou ik hem ook graag weer terughebben.

Zoals het tegenwoordig gaat, speurde ik het internet af naar een boomkweker die een kornoelje van een behoorlijke afmeting in de aanbieding had. Ergens buiten Ruurlo was er een. Het was een goede aanleiding voor een uitstapje dat bijna slecht afliep toen ik op mijn huurfiets het verkeerde erf opreed en door drie zeer luid blaffende honden werd besprongen, waaronder een Duitse herder die hapbewegingen maakte die ik niet speels kon noemen.
Bij de boomkweker was ook een hond, maar gelukkig een die het leuk vond dat er een meneer helemaal speciaal langs kwam om met hem te spelen.
‘Zoek de baas,’ zei ik. Hij deed alsof hij me niet begreep. Gelukkig kwam de baas zelf terug van een nabijgelegen terrein.
‘Ik zag al een fiets staan,’ zei hij. ‘U bent zeker in de streek op vakantie.’
Dat ik uit Amsterdam kwam wekte diepe verbazing, vooral omdat hij dacht dat ik de afstand per fiets had overbrugd, maar mijn mededeling dat ik met de trein was gekomen maakte ook indruk. Zelf vond hij een uitstapje met de trein naar het nabijgelegen Zutphen al heel wat. Gelukkig was hij meer een man van de wereld dan het eerst leek, want hij moest binnenkort naar de Hortus in Amsterdam waar een soort verkooptentoonstelling werd gehouden. Het was dan geen echte moeite om een kornoelje voor mij mee te nemen. Met een twee meter hoge, redelijke uitgegroeide struik achter op de bagagedrager en vervolgens de trein in was geen echte optie.

Ik legde hem uit dat mijn tuin en de Hortus zich in wezen aan dezelfde weg bevonden. Dat maakte de bezorging alleen maar makkelijker. Maar de grote stad kent zijn verrassingen. De dwarsweg naar mijn tuin werd net opnieuw geasfalteerd en toen bleek dat er in Amsterdam twee Hortussen zijn, namelijk een van oudsher die bij de Universiteit van Amsterdam hoorde en een recentere die van de Vrije Universiteit is. Gelukkig is er de mobiele telefoon. Alleen is het nogal onhandig om in de gietregen met een paraplu in je hand op de fiets ook nog je telefoon uit je zak te nemen. Toch kwam alles goed. Ik gidste op de fiets de kweker met zijn aanhangwagentje over een slingerweggetje langs sportvelden naar mijn tuin en vervolgens weer naar een punt waar hij makkelijk naar de ringweg om Amsterdam kon, op weg naar de Vrije Universiteit.

Helaas was hij vergeten een boompaal mee te nemen, zodat ik met andere tuinverslaafden op de vroege zaterdagochtend voor een tuincentrum stond te dralen tot ze om negen uur hun poorten wilden openen.
De kornoelje staat redelijk eenzaam in mijn nieuwe tuin. Het is een ‘Milky Way’, een cultivar die grotere witte schutbladeren zou geven dan de traditionele versie. Het wachten is op het voorjaar. Hoewel, van wachten is geen sprake. Er is nog van alles te doen voordat mijn nieuwe tuin weer een beetje op mijn oude tuin gaat lijken, maar het begin is er. Daarin hebben mijn medetuinders gelijk.


© 2005 Theo Capel
powered by CJ2