archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Het leven zelf delen printen terug
Mijn Roomse jeugd Willem Minderhout

2117BS Roomse jeugdOnlangs gebeurde er iets merkwaardigs. De sympathieke twitterpastoor Jan-Jaap van Peperstraten postte een berichtje ‘op weg naar huis’, vergezeld van een foto. Ik volg de eerwaarde al geruime tijd, dus ik weet dat hij  uit Breskens afkomstig is. Hij zat blijkbaar in de trein naar Vlissingen om daar het veer te nemen, want de foto, die hij vanuit de trein genomen had, toonde de Lange Jan van Middelburg. Vlissingen was bijna bereikt. Ik herkende het stadsgezicht uiteraard onmiddellijk, want ik ben in Middelburg opgegroeid. Vroeger was het altijd een prachtig gezicht om vanuit de trein de oude binnenstad aan de andere kant van het Kanaal door Walcheren te zien liggen. Helaas zijn er nu veel afzichtelijke gebouwen neergezet, die je het zicht vrijwel geheel benemen. Gelukkig zijn er nog een paar gaatjes tussen de bebouwing.

Het toeval wil dat ik die middag ook in Middelburg was geweest. Ik besloot in een jolige bui een fotootje terug te twitteren waarop ik met mijn moeder en een vriendin op een beroemd terras op de Middelburgse Vismarkt zat. Daarna keek ik wat beter naar de foto uit de trein. Op de voorgrond zaten wat mensen te wachten bij de bushalte.  Ik wist niet wat ik zag! Ik wist wel wie ik zag: mijn moeder en ik. We hadden daar op de bus naar Vlissingen, waar mijn moeder woont, zitten wachten. Juist op dat moment had de pastoor zijn kiekje gemaakt.

Een teken van de heer?

Nu vind ik mezelf een uiterst rationeel mens, maar toch vroeg ik mij af of dit onwaarschijnlijke toeval wellicht een teken van de Heer was. Onwillekeurig dacht ik terug aan mijn Roomse jeugd in Middelburg.
‘Jij, een Roomse jeugd?’, hoor ik sommigen uwer denken. Het is ook wat gecompliceerd. Thuis deden we niet aan geloof. Wij waren ‘niets’, zo had ik begrepen toen ik me begon af te vragen waar wij bij hoorden. Mijn Hollandse moeder had vrij recent het hervormde geloof van haar ouders verlaten en de familie van mijn Zeeuwse vader was al generaties lang van God los. Dit liet onverlet dat ik op vrij jonge leeftijd begon te worstelen met tal van filosofische en theologische (‘wat zit er achter de sterren?’, ‘waar komt alles vandaan en waarom?’) kwesties.

Godsdienstige inspiratie kwam van de buren. De familie Waijers kwam uit het exotische Tilburg. Ze spraken met een ‘zachte g’ en waren belijdend katholiek. Ze konden erg goed opschieten met mijn ouders, dus ze werden als snel ‘oom Bert en tante Jet’. Ik was net een jaar jonger dan hun tweeling, een jongen en een meisje, en een jaar ouder dan hun tweede dochter, dus ik kwam er vaak over de vloer om te spelen. Ik ging ook wel eens met ze mee naar de kerk.  Van die kerkbezoeken weet ik me niet veel te herinneren, maar toch moet ik op een of andere manier weet hebben gekregen van de Heilige Drie-eenheid. Toen ik zware koorts had van de mazelen, of de bof (ik stam nog uit de idyllische tijd dat je daarvoor niet gevaccineerd werd) wilde ik het naadje van de kous weten. Ik  vroeg aan de buurman, die daar vast meer weet van had dan mijn heidense ouders, wat nu precies het verschil tussen de Vader, de Zoon en de Heilige Geest was. De buurman zei dat ik me daarover niet druk hoefde te maken, want dat was allemaal zo’n beetje hetzelfde. Ik geloof dat dat inderdaad overeenkomt met de officiële geloofsleer, maar het gaf mij ook de indruk dat je alles niet zo nauw hoeft te nemen.

Op bezoek en naar de kerk

Ondanks dat ik met afgunst naar de prachtig uitgedoste tweeling keek toen ze hun Eerste Communie deden, kwam mijn katholieke jeugd ten einde. Oom Bert en tante Jet verhuisden naar Winschoten, waar oom Bert directeur van het postkantoor werd. Daarmee kwam er ook een einde aan mijn kerkbezoek.

We gingen af en toe nog wel eens bij ze op bezoek en dat was voor ons kinderen een feest. Directeuren van postkantoren beschikten in die tijd nog over een dienstwoning boven het postkantoor. Een postkantoor, zo moet ik de jonge lezertjes wellicht uitleggen, was toen heel iets anders dan het hoekje bij de AKO of de Albert Heijn zoals het nu is. Het waren, zeker in mijn kinderogen, gigantische kantoorgebouwen en de dienstwoningen die de hele eerste verdieping en een zolder besloegen waren even omvangrijk. Je kon er rolschaatsen in de gangen en schommelen op zolder.  

Nog een keer ben ik tijdens zo’n bezoek aan Winschoten mee ter kerke gegaan. Ik was al iets ouder, dus die keer staat me nog enigszins bij. Ik had geen instructies gekregen omtrent mijn gedrag, dus ik besloot maar de andere aanwezigen na te apen. ‘When in Rome, do as the Romans.’
Ik sloot dus aan in de rij toen iedereen zijn heilige communie ging halen. Ook ik kreeg een hostie. Op de terugweg vroeg ik aan mijn voormalige buurjongen wat ik geacht werd daarmee te doen. ‘Doorslikken!’, siste hij. Een wat oudere vrouw ving onze conversatie op. Het gezegde ‘als blikken konden doden’ heeft vanaf die tijd een zeer concrete betekenis voor mij.

Maar nu is er ineens die foto van de pastoor. Zou ‘op weg naar huis’ op mij slaan? Word ik toch nog katholiek op mijn inmiddels gevorderde leeftijd?
Ik denk dat ik het nog even aanzie.

--------------------------------------------

De foto is van pastoor Jan-Jaap van Peperstraten.



© 2024 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "Het leven zelf" -
Beschouwingen > Het leven zelf
Mijn Roomse jeugd Willem Minderhout
2117BS Roomse jeugdOnlangs gebeurde er iets merkwaardigs. De sympathieke twitterpastoor Jan-Jaap van Peperstraten postte een berichtje ‘op weg naar huis’, vergezeld van een foto. Ik volg de eerwaarde al geruime tijd, dus ik weet dat hij  uit Breskens afkomstig is. Hij zat blijkbaar in de trein naar Vlissingen om daar het veer te nemen, want de foto, die hij vanuit de trein genomen had, toonde de Lange Jan van Middelburg. Vlissingen was bijna bereikt. Ik herkende het stadsgezicht uiteraard onmiddellijk, want ik ben in Middelburg opgegroeid. Vroeger was het altijd een prachtig gezicht om vanuit de trein de oude binnenstad aan de andere kant van het Kanaal door Walcheren te zien liggen. Helaas zijn er nu veel afzichtelijke gebouwen neergezet, die je het zicht vrijwel geheel benemen. Gelukkig zijn er nog een paar gaatjes tussen de bebouwing.

Het toeval wil dat ik die middag ook in Middelburg was geweest. Ik besloot in een jolige bui een fotootje terug te twitteren waarop ik met mijn moeder en een vriendin op een beroemd terras op de Middelburgse Vismarkt zat. Daarna keek ik wat beter naar de foto uit de trein. Op de voorgrond zaten wat mensen te wachten bij de bushalte.  Ik wist niet wat ik zag! Ik wist wel wie ik zag: mijn moeder en ik. We hadden daar op de bus naar Vlissingen, waar mijn moeder woont, zitten wachten. Juist op dat moment had de pastoor zijn kiekje gemaakt.

Een teken van de heer?

Nu vind ik mezelf een uiterst rationeel mens, maar toch vroeg ik mij af of dit onwaarschijnlijke toeval wellicht een teken van de Heer was. Onwillekeurig dacht ik terug aan mijn Roomse jeugd in Middelburg.
‘Jij, een Roomse jeugd?’, hoor ik sommigen uwer denken. Het is ook wat gecompliceerd. Thuis deden we niet aan geloof. Wij waren ‘niets’, zo had ik begrepen toen ik me begon af te vragen waar wij bij hoorden. Mijn Hollandse moeder had vrij recent het hervormde geloof van haar ouders verlaten en de familie van mijn Zeeuwse vader was al generaties lang van God los. Dit liet onverlet dat ik op vrij jonge leeftijd begon te worstelen met tal van filosofische en theologische (‘wat zit er achter de sterren?’, ‘waar komt alles vandaan en waarom?’) kwesties.

Godsdienstige inspiratie kwam van de buren. De familie Waijers kwam uit het exotische Tilburg. Ze spraken met een ‘zachte g’ en waren belijdend katholiek. Ze konden erg goed opschieten met mijn ouders, dus ze werden als snel ‘oom Bert en tante Jet’. Ik was net een jaar jonger dan hun tweeling, een jongen en een meisje, en een jaar ouder dan hun tweede dochter, dus ik kwam er vaak over de vloer om te spelen. Ik ging ook wel eens met ze mee naar de kerk.  Van die kerkbezoeken weet ik me niet veel te herinneren, maar toch moet ik op een of andere manier weet hebben gekregen van de Heilige Drie-eenheid. Toen ik zware koorts had van de mazelen, of de bof (ik stam nog uit de idyllische tijd dat je daarvoor niet gevaccineerd werd) wilde ik het naadje van de kous weten. Ik  vroeg aan de buurman, die daar vast meer weet van had dan mijn heidense ouders, wat nu precies het verschil tussen de Vader, de Zoon en de Heilige Geest was. De buurman zei dat ik me daarover niet druk hoefde te maken, want dat was allemaal zo’n beetje hetzelfde. Ik geloof dat dat inderdaad overeenkomt met de officiële geloofsleer, maar het gaf mij ook de indruk dat je alles niet zo nauw hoeft te nemen.

Op bezoek en naar de kerk

Ondanks dat ik met afgunst naar de prachtig uitgedoste tweeling keek toen ze hun Eerste Communie deden, kwam mijn katholieke jeugd ten einde. Oom Bert en tante Jet verhuisden naar Winschoten, waar oom Bert directeur van het postkantoor werd. Daarmee kwam er ook een einde aan mijn kerkbezoek.

We gingen af en toe nog wel eens bij ze op bezoek en dat was voor ons kinderen een feest. Directeuren van postkantoren beschikten in die tijd nog over een dienstwoning boven het postkantoor. Een postkantoor, zo moet ik de jonge lezertjes wellicht uitleggen, was toen heel iets anders dan het hoekje bij de AKO of de Albert Heijn zoals het nu is. Het waren, zeker in mijn kinderogen, gigantische kantoorgebouwen en de dienstwoningen die de hele eerste verdieping en een zolder besloegen waren even omvangrijk. Je kon er rolschaatsen in de gangen en schommelen op zolder.  

Nog een keer ben ik tijdens zo’n bezoek aan Winschoten mee ter kerke gegaan. Ik was al iets ouder, dus die keer staat me nog enigszins bij. Ik had geen instructies gekregen omtrent mijn gedrag, dus ik besloot maar de andere aanwezigen na te apen. ‘When in Rome, do as the Romans.’
Ik sloot dus aan in de rij toen iedereen zijn heilige communie ging halen. Ook ik kreeg een hostie. Op de terugweg vroeg ik aan mijn voormalige buurjongen wat ik geacht werd daarmee te doen. ‘Doorslikken!’, siste hij. Een wat oudere vrouw ving onze conversatie op. Het gezegde ‘als blikken konden doden’ heeft vanaf die tijd een zeer concrete betekenis voor mij.

Maar nu is er ineens die foto van de pastoor. Zou ‘op weg naar huis’ op mij slaan? Word ik toch nog katholiek op mijn inmiddels gevorderde leeftijd?
Ik denk dat ik het nog even aanzie.

--------------------------------------------

De foto is van pastoor Jan-Jaap van Peperstraten.

© 2024 Willem Minderhout
powered by CJ2