archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Het leven zelf delen printen terug
Toen onderwijs nog leuk was Julius Pasgeld

2105BS Klas JuliusIn 1963 stond ik als twintiger voor het eerst voor de klas. Een vijfde klas van de lagere school.
Als beginnend onderwijzer werd je eerst in tijdelijke dienst genomen. En het leuke was, dat als je dan na een half of een heel jaar je vaste aanstelling kreeg, je in sommige gemeenten gelijk een (huur)huis kon krijgen. Zo’n gemeente was Rijswijk.

Dus solliciteerde ik naar de vacature van onderwijzer aan de vijfde klas van de lagere school aan de Huis Te Nieuburghschool in Rijswijk. En kon onmiddellijk aan de slag.
Het was geweldig werk. Vooral ook omdat niemand zich ermee bemoeide. We vergaderden slechts drie keer per jaar in de pauze van een uur in het kamertje van het hoofd der school. Terwijl we onze boterhammen aten.
Dat is nu wel anders.

Op een goeie dag vertelde ik mijn leerlingen dat er binnenkort bezoek zou komen. Hoog bezoek. Van de rayoninspecteur en de wethouder van onderwijs en het hoofd van de school.
‘Ze komen kijken of ik het allemaal wel goed doe’, zei ik. ‘En als dat zo is krijg ik een huis. Dus gaan we vanaf nu flink oefenen in het goed doen’.
En zo oefenden we steeds dezelfde leerstof van ieder vak totdat ik precies wist hoe ik dat het best aan de leerlingen kon overdragen en totdat de kinderen de goede antwoorden die ze op mijn vragen gaven wel konden dromen.

Aan een van mijn trouwhartigste leerlingen (Siem van Leeuwen, ik weet z’n naam na 60 jaar nog goed) vertelde ik, dat de heren tijdens hun bezoek wel zouden vragen of ze alle schriften mochten inzien. In dat geval moest hij hun alleen de linkerstapel in de linkerkast achterin het lokaal overhandigen. Vooral niet de rechterstapel in de rechterkast, want dat waren de oefenschriften. ‘Kladschriften’, noemden we die vroeger. Die waren vlekkerig. Niet nagekeken. Vol fouten.
In de linkerstapel zaten de ‘netschriften’. Daar werd keurig in geschreven. Die werden zorgvuldig nagekeken. En werden steeds per opdracht voorzien van een cijfer.

Op een goeie dag was het zover. De drie heren stapten binnen. Ze kregen een stoel om achterin de klas plaats te nemen en daar de les te volgen. Op dat moment stond er rekenen op het rooster. Het zou een van de weinige keren worden dat ik me strikt aan het rooster hield. Breuken.
‘Jongens, hoe zit het ook al weer’, begon ik de les. “Delen door een breuk is hetzelfde als….?’.
‘Vermenigvuldigen met het omgekeerde van die breuk’, klonk het beschaafd en gelijkgezind uit alle kelen.
‘Goed zo’, zei ik en ging verder met andere voorbeelden om te oefenen wat we de weken daarvoor al uit en te na hadden geoefend.
Daarna gingen de leerlingen zelfstandig sommen maken uit het rekenboek. Sommen die ze al drie keer van te voren met me hadden geoefend. Alles liep op rolletjes.
Intussen was de inspecteur opgestaan en haalde zijn vinger over de schoteltjes van de bloempotten die in de vensterbank voor de ramen stonden. ‘Die schoteltjes zijn niet schoon’, zei hij. ‘Er ligt allemaal aarde op’.
Ik haastte me me te verontschuldigen en bezwoer hem dat ik ze in het vervolg regelmatig schoon zou maken.
Hij ging weer zitten en nam samen met de wethouder en het hoofd der school de juiste stapel schriften door die Siem hen had aangereikt toen ze daarom vroegen. Waarna ze opstonden teneinde het lokaal te verlaten.

Ze hadden de deur nog niet achter zich gesloten of Siem riep hard door het lokaal: ‘Meester! Heb u nu een huis?’.
En ja hoor. Daar ging de deur weer open en in de deuropening verscheen het gezicht van de inspecteur.
‘Dat heb ik gehoord’, sprak hij streng tegen een doodstille klas maar vooral tegen mij. En sloot de deur weer achter zich.

Twee weken later kreeg ik bericht van de wethouder dat ik een vaste aanstelling kon verwachten en spoedig een schitterend huurhuis in een nieuwbouwwijk in Rijswijk kon betrekken.

----------

De auteur zelve heeft de foto geleverd.


© 2023 Julius Pasgeld meer Julius Pasgeld - meer "Het leven zelf" -
Beschouwingen > Het leven zelf
Toen onderwijs nog leuk was Julius Pasgeld
2105BS Klas JuliusIn 1963 stond ik als twintiger voor het eerst voor de klas. Een vijfde klas van de lagere school.
Als beginnend onderwijzer werd je eerst in tijdelijke dienst genomen. En het leuke was, dat als je dan na een half of een heel jaar je vaste aanstelling kreeg, je in sommige gemeenten gelijk een (huur)huis kon krijgen. Zo’n gemeente was Rijswijk.

Dus solliciteerde ik naar de vacature van onderwijzer aan de vijfde klas van de lagere school aan de Huis Te Nieuburghschool in Rijswijk. En kon onmiddellijk aan de slag.
Het was geweldig werk. Vooral ook omdat niemand zich ermee bemoeide. We vergaderden slechts drie keer per jaar in de pauze van een uur in het kamertje van het hoofd der school. Terwijl we onze boterhammen aten.
Dat is nu wel anders.

Op een goeie dag vertelde ik mijn leerlingen dat er binnenkort bezoek zou komen. Hoog bezoek. Van de rayoninspecteur en de wethouder van onderwijs en het hoofd van de school.
‘Ze komen kijken of ik het allemaal wel goed doe’, zei ik. ‘En als dat zo is krijg ik een huis. Dus gaan we vanaf nu flink oefenen in het goed doen’.
En zo oefenden we steeds dezelfde leerstof van ieder vak totdat ik precies wist hoe ik dat het best aan de leerlingen kon overdragen en totdat de kinderen de goede antwoorden die ze op mijn vragen gaven wel konden dromen.

Aan een van mijn trouwhartigste leerlingen (Siem van Leeuwen, ik weet z’n naam na 60 jaar nog goed) vertelde ik, dat de heren tijdens hun bezoek wel zouden vragen of ze alle schriften mochten inzien. In dat geval moest hij hun alleen de linkerstapel in de linkerkast achterin het lokaal overhandigen. Vooral niet de rechterstapel in de rechterkast, want dat waren de oefenschriften. ‘Kladschriften’, noemden we die vroeger. Die waren vlekkerig. Niet nagekeken. Vol fouten.
In de linkerstapel zaten de ‘netschriften’. Daar werd keurig in geschreven. Die werden zorgvuldig nagekeken. En werden steeds per opdracht voorzien van een cijfer.

Op een goeie dag was het zover. De drie heren stapten binnen. Ze kregen een stoel om achterin de klas plaats te nemen en daar de les te volgen. Op dat moment stond er rekenen op het rooster. Het zou een van de weinige keren worden dat ik me strikt aan het rooster hield. Breuken.
‘Jongens, hoe zit het ook al weer’, begon ik de les. “Delen door een breuk is hetzelfde als….?’.
‘Vermenigvuldigen met het omgekeerde van die breuk’, klonk het beschaafd en gelijkgezind uit alle kelen.
‘Goed zo’, zei ik en ging verder met andere voorbeelden om te oefenen wat we de weken daarvoor al uit en te na hadden geoefend.
Daarna gingen de leerlingen zelfstandig sommen maken uit het rekenboek. Sommen die ze al drie keer van te voren met me hadden geoefend. Alles liep op rolletjes.
Intussen was de inspecteur opgestaan en haalde zijn vinger over de schoteltjes van de bloempotten die in de vensterbank voor de ramen stonden. ‘Die schoteltjes zijn niet schoon’, zei hij. ‘Er ligt allemaal aarde op’.
Ik haastte me me te verontschuldigen en bezwoer hem dat ik ze in het vervolg regelmatig schoon zou maken.
Hij ging weer zitten en nam samen met de wethouder en het hoofd der school de juiste stapel schriften door die Siem hen had aangereikt toen ze daarom vroegen. Waarna ze opstonden teneinde het lokaal te verlaten.

Ze hadden de deur nog niet achter zich gesloten of Siem riep hard door het lokaal: ‘Meester! Heb u nu een huis?’.
En ja hoor. Daar ging de deur weer open en in de deuropening verscheen het gezicht van de inspecteur.
‘Dat heb ik gehoord’, sprak hij streng tegen een doodstille klas maar vooral tegen mij. En sloot de deur weer achter zich.

Twee weken later kreeg ik bericht van de wethouder dat ik een vaste aanstelling kon verwachten en spoedig een schitterend huurhuis in een nieuwbouwwijk in Rijswijk kon betrekken.

----------

De auteur zelve heeft de foto geleverd.
© 2023 Julius Pasgeld
powered by CJ2