archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Het leven zelf delen printen terug
Asbach Uralt und man fühtl sich wohl!* Willem Minderhout

2101BS asbach

Misschien ben ik wel een van de laatste absurdisten in georganiseerd verband. De organisatie is echter minuscuul en komt zelden bijeen. De wortels van mijn absurdisme liggen in mijn tienerjaren: de jaren zeventig. Ik dank 'Het Systeem' op mijn blote knieën dat een belangrijk deel van mijn opvoeding in handen lag van Wim T. Schippers. De shows van Fred Haché, Barend Servet en – vooral – Sjef van Oekel, hebben mijn gevoel voor humor voor immer gevormd. Monty Python was ook heel aardig, maar niets overtrof het houterige toneel van heren in smoking die vreemde teksten oplazen tussen ineenstortende decors waar ondertussen een ‘onvervalste traditionele Rooms Katholieke blote dans’ werd opgevoerd.

Al snel ontdekte ik oudere kunstuitingen die veel leken op het Schipperiaanse absurdisme: eigentijdse grootheden als le professeur Choron, hoofdredacteur van het Franse tijdschrift Hara Kiri, maar ook voorouders als Kurt Schwitters, Marcel Duchamp en Raymond Queneau. Dada en surrealisme en wat in de tijd van Wim T. Schippers ‘fluxus’ werd genoemd.

De surrealisten toonden ook de valkuil van het absurdisme: de paus van die beweging – André Breton – meende dat surrealisten zich bij de communistische partij dienden aan te sluiten. Hij had gelijk dat dit ook een uiting van absurdisme was, maar wel een waar niet om te lachen viel.

Mijn absurdistische organisatie ontstond tegen het einde van het vorige millennium. Ik mocht mij in die tijd als consultant bezighouden met de bestrijding van het millenniumprobleem bij het ministerie van VROM, zaliger nagedachtenis. Alles zou in elkaar storten omdat de computers het jaar 2000 niet begrepen en wij moesten dat zien te voorkomen. Alle systemen werden doorgelicht en die acties werden zorgvuldig gedocumenteerd.

Alfred was de man die al die documenten keurig geordend in mappen moest stoppen.  Hij zat in een klein kamertje dat tot de nok was volgestouwd met ‘ordners’. Toen ik hem daar zo zag zitten, zei ik: ‘Je lijkt ingenieur Evert van der Pik wel.’ Alfreds ogen lichtten op. Ook hij was een groot fan van de man die de administratie van Van Oekels Discohoek op orde hield, de plaatjes opzette en wiens archiefkast tijdens elke uitzending minstens één keer in elkaar donderde.

Hij bleek een broeder in het absurdisme te zijn. Nadat VROM van de ondergang was gered verloren we elkaar uit het oog, maar door een samenloop van omstandigheden – onze dochters kwamen bij elkaar in de klas te zitten – troffen wij elkaar weer. We besloten het ‘Doctor Karlheinz Lindt-genootschap’ op te richten, genoemd naar de psychiater (‘psychiator’) die Waldo van Dungen, de beroemde uitbater van de nachtclub Waldolala, aan een onderzoek trachtte te onderwerpen. Waldo was een andere manifestatie van Wim T. Schippers' geesteskind Sjef van Oekel, want in Waldolala had iedereen een achternaam die naar een chocolademerk verwees, behalve Waldo's wederhelft Gé Braadslee.

Deze psychiater lustte wel een borrel. Hij was vooral verslingerd aan een matige Duitse cognac: Asbach Uralt. Als het hem teveel werd dan greep hij naar de fles onder de uitroep: ‘Asbach Uralt und man fühlt sich wohl’. Deze Duitse ‘vieux’ werd derhalve onderdeel van het ritueel dat bijeenkomsten van het Doctor Karlheinz Lindt-genootschap een zeker cachet gaven.

De inactiviteit van ons genootschapje is af te lezen aan het feit dat mijn fles Asbach Uralt nog driekwart gevuld is. Buiten de samenkomsten van het genootschap drink ik liever iets lekkers. Het schiet niet op. Zo wordt het nooit wat met het absurdisme in Nederland! Dat moet beter kunnen!



© 2023 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "Het leven zelf" -
Beschouwingen > Het leven zelf
Asbach Uralt und man fühtl sich wohl!* Willem Minderhout
2101BS asbach

Misschien ben ik wel een van de laatste absurdisten in georganiseerd verband. De organisatie is echter minuscuul en komt zelden bijeen. De wortels van mijn absurdisme liggen in mijn tienerjaren: de jaren zeventig. Ik dank 'Het Systeem' op mijn blote knieën dat een belangrijk deel van mijn opvoeding in handen lag van Wim T. Schippers. De shows van Fred Haché, Barend Servet en – vooral – Sjef van Oekel, hebben mijn gevoel voor humor voor immer gevormd. Monty Python was ook heel aardig, maar niets overtrof het houterige toneel van heren in smoking die vreemde teksten oplazen tussen ineenstortende decors waar ondertussen een ‘onvervalste traditionele Rooms Katholieke blote dans’ werd opgevoerd.

Al snel ontdekte ik oudere kunstuitingen die veel leken op het Schipperiaanse absurdisme: eigentijdse grootheden als le professeur Choron, hoofdredacteur van het Franse tijdschrift Hara Kiri, maar ook voorouders als Kurt Schwitters, Marcel Duchamp en Raymond Queneau. Dada en surrealisme en wat in de tijd van Wim T. Schippers ‘fluxus’ werd genoemd.

De surrealisten toonden ook de valkuil van het absurdisme: de paus van die beweging – André Breton – meende dat surrealisten zich bij de communistische partij dienden aan te sluiten. Hij had gelijk dat dit ook een uiting van absurdisme was, maar wel een waar niet om te lachen viel.

Mijn absurdistische organisatie ontstond tegen het einde van het vorige millennium. Ik mocht mij in die tijd als consultant bezighouden met de bestrijding van het millenniumprobleem bij het ministerie van VROM, zaliger nagedachtenis. Alles zou in elkaar storten omdat de computers het jaar 2000 niet begrepen en wij moesten dat zien te voorkomen. Alle systemen werden doorgelicht en die acties werden zorgvuldig gedocumenteerd.

Alfred was de man die al die documenten keurig geordend in mappen moest stoppen.  Hij zat in een klein kamertje dat tot de nok was volgestouwd met ‘ordners’. Toen ik hem daar zo zag zitten, zei ik: ‘Je lijkt ingenieur Evert van der Pik wel.’ Alfreds ogen lichtten op. Ook hij was een groot fan van de man die de administratie van Van Oekels Discohoek op orde hield, de plaatjes opzette en wiens archiefkast tijdens elke uitzending minstens één keer in elkaar donderde.

Hij bleek een broeder in het absurdisme te zijn. Nadat VROM van de ondergang was gered verloren we elkaar uit het oog, maar door een samenloop van omstandigheden – onze dochters kwamen bij elkaar in de klas te zitten – troffen wij elkaar weer. We besloten het ‘Doctor Karlheinz Lindt-genootschap’ op te richten, genoemd naar de psychiater (‘psychiator’) die Waldo van Dungen, de beroemde uitbater van de nachtclub Waldolala, aan een onderzoek trachtte te onderwerpen. Waldo was een andere manifestatie van Wim T. Schippers' geesteskind Sjef van Oekel, want in Waldolala had iedereen een achternaam die naar een chocolademerk verwees, behalve Waldo's wederhelft Gé Braadslee.

Deze psychiater lustte wel een borrel. Hij was vooral verslingerd aan een matige Duitse cognac: Asbach Uralt. Als het hem teveel werd dan greep hij naar de fles onder de uitroep: ‘Asbach Uralt und man fühlt sich wohl’. Deze Duitse ‘vieux’ werd derhalve onderdeel van het ritueel dat bijeenkomsten van het Doctor Karlheinz Lindt-genootschap een zeker cachet gaven.

De inactiviteit van ons genootschapje is af te lezen aan het feit dat mijn fles Asbach Uralt nog driekwart gevuld is. Buiten de samenkomsten van het genootschap drink ik liever iets lekkers. Het schiet niet op. Zo wordt het nooit wat met het absurdisme in Nederland! Dat moet beter kunnen!

© 2023 Willem Minderhout
powered by CJ2