archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Beschouwingen > Het leven zelf | ||||
Tantes van Jan de Witt | Willem Minderhout | |||
Ik stuitte kortgeleden tijdens het lezen van de biografie van de gebroeders De Witt van Luc Panhuysen op het hoofdstuk ‘Een smoezelig huishouden’. Panhuysen beschrijft hierin de komst van Johan de Witt naar Den Haag na zijn aanstelling als raadpensionaris van Holland. De Witt was ten einde raad en wendde zich tijdens deze crisis in zijn ‘defectueuse huishouden‘ tot zijn tante Maria Loten in Leiden. Tante en haar dochter schoten terstond te hulp en gingen met een koets vol ‘tobbes, emmers, bezems, borstels, zeem en zeep’ richting Den Haag. Ze maakten zich er niet met een Jantje-van-Leiden vanaf (over wie Panhuysen overigens ook een biografie schreef), maar als echte tantes van Jan de Witt ‘lieten (zij) zien waarom de Nederlandse huisvrouw een internationale reputatie had hoog te houden’. Panhuysen schrijft: ‘dit bij uitstek vrouwelijke domein onttrok zich aan zijn competentie’. In de tijd van De Witt misschien, maar nu nog steeds? Worden mannen in dit genderfluïde tijdperk niet geacht ook zelf de stofdoek ter hand te nemen? Vroeger konden mannen nog geen ei koken, maar Panhuysen is zelfs iets jonger dan ik. Hij weet toch wel hoe je de plee moet schrobben? Deze passage leidde tot enig zelfonderzoek. Ik ben eigenlijk ook niet zo’n huishoudheld. Ik heb altijd graag en vaak gekookt en doe fluitend de afwas als het aanrecht vol staat, maar wassen en schoonmaken zijn ook niet zo mijn sterke punt. Tijdens één periode, mijn wasserettetijd toen ik net op kamers woonde, deed ik zelf de was. Al mijn kleren kregen in die tijd ongeveer dezelfde, wat onbestemde kleur. Daarna heb ik het doen van de was altijd geheel aan mijn levenspartners overgelaten. Stofzuigen en het schrobben van keuken en sanitair deed ik wel, maar voornamelijk op bevel. Ik vond dan meestal dat het nog wel een weekje had kunnen wachten. Of dit kwam door mijn individuele luiheid, of ‘genderbepaald’ is, weet ik niet. Nu ik door het noodlot gedwongen weer mijn eigen huishouden voer, probeer ik dat zo netjes mogelijk te doen. De was, waar ik erg tegenop zag, bleek geen enkel probleem te zijn. Ik ontdekte al snel dat als je overhemden gelijk uit de wasmachine aan een knaapje hangt de kreukels tot een aanvaardbaar niveau verminderen. Scheelt weer strijken. Stofzuigen en boenen stel ik nog altijd uit. Slechts bij aangekondigd bezoek ontplooi ik een koortsachtige activiteit in die richting. Ik ruim dan ook meteen de overal rondslingerende boeken even op door tien stapeltjes tot één stapel te reduceren. Omdat ik altijd alles doe wat mijn kinderen zeggen heb ik dat maar gedaan. Ik dacht dat een paar uur per twee weken wel genoeg zou zijn, want zo groot is mijn woning niet. Tijdens het kennismakingsgesprek met de poetsvrouw ging ze daar mee akkoord. Maar de eerste keer zou ze wel vier uur nodig hebben om alles op orde te krijgen. Bovendien waren mijn schoonmaakmiddelen volstrekt onvoldoende, dus ze eiste wel carte blanche om dat op niveau te brengen. Ik moet bekennen dat het verschil merkbaar is. Toen ik thuiskwam trof ik een fris en proper paradijsje aan. Want ik zeg wel dat ik het niet zie, maar dat is natuurlijk lulkoek. Een schoon huis is best prettig. Bovendien beschik ik nu over een kast vol hulpmiddelen om het zelf ook wat beter bij te houden. Die avond kreeg ik eters. Niet zo maar eters, maar mijn fractiegenoten uit de Staten. Groot Mogenden, zoals ze in de tijd van Johan De Witt heetten. Wel allemaal Groot Mogende dames en dat was in zijn tijd wel anders. Ze waren nog nooit eerder bij me thuis geweest, dus de frisse staat van mijn huisje is ze vast niet opgevallen bij gebrek aan vergelijkingsmateriaal. De ovenschotel smaakte best. Daar heb ik geen ‘Tante van Jan de Witt’ voor nodig. ---------- De foto is van de auteur |
||||
© 2022 Willem Minderhout | ||||
powered by CJ2 |