archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Het leven zelf delen printen terug
De zoeloe's eten ... Julius Pasgeld

1802BS ZoeloesIk zal een jaar of tien zijn geweest toen ik voor het eerst dit liedje hoorde:

De Zoeloe’s eten,
‘k Zal het nooit vergeten,
Hun aller-, aller-, allerliefste vrouw.
Die gaan ze roken,
En daarna stoven,
Zoals bij ons de kabeljauw


Ik zal het wel van een van m’n vriendjes hebben gehoord. Want van mijn ouders of van de leerkrachten op school kan ik het niet hebben. Die hadden toen al voldoende beschaving opgedaan om hun kinderen verre te houden van het wat grovere, raciale onderscheid.
Maar ik heb het liedje dus wèl mijn leven lang onthouden.
Uit andere bronnen had ik vernomen dat het bij vreemde volkeren niet ongebruikelijk was dat een man er meerdere echtgenotes op nahield. En dat één daarvan de aller, allerliefste zou kunnen zijn was op zichzelf niet onaannemelijk. Dat zo’n vrouw vervolgens opgegeten diende te worden was dat natuurlijk weer wèl. Maar ja. Vreemde, verre volkeren hielden er vreemde gewoontes op na, leerden we op school. Het zòu kunnen. Moest ik de Zoeloes veroordelen omdat ze hun eigen vrouwen opaten? Misschien was dat in die kringen niet verwerpelijk maar juist noodzakelijk.

Op mijn tiende zag ik het voor me: tientallen grote kookpotten langs een zonnige, zanderige weg, waarin vrouwen gerookt en daarna gestoofd werden. Toen mijn moeder eens kabeljauw aan het bakken was vroeg ik haar waarom ze die niet stoofde of rookte. ‘Dat had ook gekund’, zei mijn moeder. Reden temeer voor mij om op die leeftijd dat ritueel bij die Zoeloes niet gelijk als nepnieuws bij het groot vuil te zetten.

Dat kwam pas later, toen ik volwassen werd. Handenwringend vroeg ik mij af hoe ik er ooit zo was ingetuind. Zeker toen ik op een nacht mijn eigen aller-, allerliefste mevrouw Pasgeld in een droom in een grote kookpot eerst aan het roken en daarna aan het stoven was. Ik weet nog dat ik wakker werd gemaakt door mevrouw Pasgeld. Ze vroeg wat er aan de hand was, want ik was zo aan het schreeuwen. Moest ik haar vertellen, dat ik haar zojuist opgegeten had? Het enige dat ik kon uitbrengen was, dat ik het nooit vergeten zou.

De Zoeloes. Die werden in mijn jeugd, ruim een halve eeuw geleden, nog gekenschetst als een primitief volk. Thans worden ze in Wikipedia beschreven als een (voormalig) machtig krijgersvolk. Van een kleine stam van minder dan 1500 mensen evolueerden ze vanaf het begin van de 19e eeuw tot een grote natie met 12 miljoen inwoners. Hetgeen gepaard ging met nogal wat moord en doodslag. Thans kent de Zoeloe-samenleving een maatschappijvorm waarin mannen nog steeds een dominante rol spelen, terwijl polygamie of veelwijverij ook tegenwoordig nog regelmatig voorkomt.

Maar van het feit, dat de mannen hun liefste vrouwen opaten is nergens een spoor van bewijs te vinden.
Was dat liedje uit mijn jeugd dus toch nepnieuws?

-------
Het plaatje is van Han Busstra


© 2020 Julius Pasgeld meer Julius Pasgeld - meer "Het leven zelf" -
Beschouwingen > Het leven zelf
De zoeloe's eten ... Julius Pasgeld
1802BS ZoeloesIk zal een jaar of tien zijn geweest toen ik voor het eerst dit liedje hoorde:

De Zoeloe’s eten,
‘k Zal het nooit vergeten,
Hun aller-, aller-, allerliefste vrouw.
Die gaan ze roken,
En daarna stoven,
Zoals bij ons de kabeljauw


Ik zal het wel van een van m’n vriendjes hebben gehoord. Want van mijn ouders of van de leerkrachten op school kan ik het niet hebben. Die hadden toen al voldoende beschaving opgedaan om hun kinderen verre te houden van het wat grovere, raciale onderscheid.
Maar ik heb het liedje dus wèl mijn leven lang onthouden.
Uit andere bronnen had ik vernomen dat het bij vreemde volkeren niet ongebruikelijk was dat een man er meerdere echtgenotes op nahield. En dat één daarvan de aller, allerliefste zou kunnen zijn was op zichzelf niet onaannemelijk. Dat zo’n vrouw vervolgens opgegeten diende te worden was dat natuurlijk weer wèl. Maar ja. Vreemde, verre volkeren hielden er vreemde gewoontes op na, leerden we op school. Het zòu kunnen. Moest ik de Zoeloes veroordelen omdat ze hun eigen vrouwen opaten? Misschien was dat in die kringen niet verwerpelijk maar juist noodzakelijk.

Op mijn tiende zag ik het voor me: tientallen grote kookpotten langs een zonnige, zanderige weg, waarin vrouwen gerookt en daarna gestoofd werden. Toen mijn moeder eens kabeljauw aan het bakken was vroeg ik haar waarom ze die niet stoofde of rookte. ‘Dat had ook gekund’, zei mijn moeder. Reden temeer voor mij om op die leeftijd dat ritueel bij die Zoeloes niet gelijk als nepnieuws bij het groot vuil te zetten.

Dat kwam pas later, toen ik volwassen werd. Handenwringend vroeg ik mij af hoe ik er ooit zo was ingetuind. Zeker toen ik op een nacht mijn eigen aller-, allerliefste mevrouw Pasgeld in een droom in een grote kookpot eerst aan het roken en daarna aan het stoven was. Ik weet nog dat ik wakker werd gemaakt door mevrouw Pasgeld. Ze vroeg wat er aan de hand was, want ik was zo aan het schreeuwen. Moest ik haar vertellen, dat ik haar zojuist opgegeten had? Het enige dat ik kon uitbrengen was, dat ik het nooit vergeten zou.

De Zoeloes. Die werden in mijn jeugd, ruim een halve eeuw geleden, nog gekenschetst als een primitief volk. Thans worden ze in Wikipedia beschreven als een (voormalig) machtig krijgersvolk. Van een kleine stam van minder dan 1500 mensen evolueerden ze vanaf het begin van de 19e eeuw tot een grote natie met 12 miljoen inwoners. Hetgeen gepaard ging met nogal wat moord en doodslag. Thans kent de Zoeloe-samenleving een maatschappijvorm waarin mannen nog steeds een dominante rol spelen, terwijl polygamie of veelwijverij ook tegenwoordig nog regelmatig voorkomt.

Maar van het feit, dat de mannen hun liefste vrouwen opaten is nergens een spoor van bewijs te vinden.
Was dat liedje uit mijn jeugd dus toch nepnieuws?

-------
Het plaatje is van Han Busstra
© 2020 Julius Pasgeld
powered by CJ2