archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Het leven zelf delen printen terug
Dement is leuk, dachten wij toen Joep Scholten

1405BS Dement Yesterday, when I was young (Charles Aznavour)
Dement is leuk, vonden mijn zusje en ik.
Elke zondagmorgen stond het aan de deur. Met platte pet en wandelstok en wij verkneukelden ons al op de conference die zou volgen. Dat begon met de standaardzin:
‘Hij moet hier ergens wonen. Ze zeggen dat ie stoffeerder is.’

Dan gniffelden wij en leidden opa naar de kamer. Daar nam hij plaats in de stoel van zijn zoon, meubelstoffeerder van beroep. Opa lachte vreemd en keek op een speciale manier.
Later leerde ik die manier van kijken herkennen als onderdeel van kleine waanzin. Opa had Alzheimer, maar dat woord was toen niet gangbaar. ‘Kinds worden’ heette het. In een tijd waarin iedereen zo snel mogelijk volwassen wilde zijn, was dat iets om je voor te schamen. Voor ons betekende ‘verkindsen’ dat je de jas aanhield, ook binnen bij de kachel en dichtgeknoopt tot hoog aan de kin. De platte pet bleef vanzelfsprekend op.

Met die pet had opa ons hart gestolen. Op een dag droeg hij er twee. Alle volwassenen waren verbijsterd, behalve opa. Die voelde met zijn hand en zei toen: ‘Ach, da’s makkelijk, als ik er eens één verlies.’

Maar wij hadden makkelijk praten. Bij ons kwam hij alleen op zondag en het was telkens weer een wonder dat ie de weg vond. Daarvoor was hij al op bezoek geweest bij zijn dochter die over de brug woonde. ‘s-Zondags stonden ze daar extra vroeg op. Zodra het licht werd, kon je opa verwachten. Daarna wandelde hij naar ons, zakte in de grote rookstoel en staarde glazig naar niets.
Mijn vader wist niet goed raad met de ouwe man, zo noemde hij hem. Mijn vader was een man van vrede, die vond bijvoorbeeld dat je vrouwen niet sloeg. De opa van vroeger met een borrel teveel op had daar geen boodschap aan. Maar dat was vroeger. Wij hadden geen idee. Dat vroeger bleef hem achtervolgen, een blik naar mijn vader was genoeg. Wij vonden opa vooral aandoenlijk, ondanks de stilte die hem omringde zodra hij in de stoel zeeg. Als die stilte te groot werd, grepen we in. We wisten wat we over ons afriepen als we besloten opa een compliment te maken. Die klonk als een zin uit Roodkapje:
‘Opa, wat hebt u daar toch een mooie wandelstok.’  

En dan zat opa plotseling weer op de bank die rond de dikke lindeboom voor de bibliotheek was gebouwd, allemaal al lang verdwenen. Naast hem zaten de ‘jongens’ van Knuvelder, al oud maar jonger dan hij en dus ‘jongens’. Ze zeiden: ‘Bertus, wat heb je daar toch een mooie wandelstok.’ Elke week lieten we hem dan denkbeeldig naar huis rennen om voor die jongens ook zo’n wandelstok te halen. ‘Bedankt Bertus’ hadden ze gezegd, ‘je hebt ons mooi gematst.’

Vervolgens dronk hij koffie en, geloof ik, ook een borreltje. Daarna stapte opa op voor de wandeling naar huis.
       
Hij begon te verdwalen en deed steeds vreemder. Op een dag deelde hij mee:
‘Zo, ik ga naar huis.’
Je bènt thuis was hem van alle kanten toegeroepen. Opa had geglimlacht en daarna niet begrijpend naar zijn in een theedoek geknoopte spullen gekeken.  
Op een avond stookte hij een vuurtje middenin de huiskamer en toen zong de zin in alle kelen: ‘Dat kan zo niet langer!’
Nergens klinkt schuldgevoel meer hopeloos, weet ik sindsdien.  
       
Op een kwade morgen kwam er een taxi speciaal voor opa. Die zelfde avond ontvingen we het bericht dat opa was gestorven. Het werd mijn eerste begrafenis en die verliep in stilte.

Ik was heel jong toen, zo jong als Charles Aznavour zingt in Yesterday when I was young, met nog de smaak van leven zo zoet als regen op de tong. Wat ik ook probeer, ik kan me niets herinneren van die begrafenis. Geen beeld, geen verdriet, ook geen verholen vreugde. Alleen die ene zin die echoot in mijn hoofd:
‘Zo kon het echt niet langer.’

Yesterday when I was Young

------
Het plaatje is van Henk Klaren


© 2016 Joep Scholten meer Joep Scholten - meer "Het leven zelf"
Beschouwingen > Het leven zelf
Dement is leuk, dachten wij toen Joep Scholten
1405BS Dement Yesterday, when I was young (Charles Aznavour)
Dement is leuk, vonden mijn zusje en ik.
Elke zondagmorgen stond het aan de deur. Met platte pet en wandelstok en wij verkneukelden ons al op de conference die zou volgen. Dat begon met de standaardzin:
‘Hij moet hier ergens wonen. Ze zeggen dat ie stoffeerder is.’

Dan gniffelden wij en leidden opa naar de kamer. Daar nam hij plaats in de stoel van zijn zoon, meubelstoffeerder van beroep. Opa lachte vreemd en keek op een speciale manier.
Later leerde ik die manier van kijken herkennen als onderdeel van kleine waanzin. Opa had Alzheimer, maar dat woord was toen niet gangbaar. ‘Kinds worden’ heette het. In een tijd waarin iedereen zo snel mogelijk volwassen wilde zijn, was dat iets om je voor te schamen. Voor ons betekende ‘verkindsen’ dat je de jas aanhield, ook binnen bij de kachel en dichtgeknoopt tot hoog aan de kin. De platte pet bleef vanzelfsprekend op.

Met die pet had opa ons hart gestolen. Op een dag droeg hij er twee. Alle volwassenen waren verbijsterd, behalve opa. Die voelde met zijn hand en zei toen: ‘Ach, da’s makkelijk, als ik er eens één verlies.’

Maar wij hadden makkelijk praten. Bij ons kwam hij alleen op zondag en het was telkens weer een wonder dat ie de weg vond. Daarvoor was hij al op bezoek geweest bij zijn dochter die over de brug woonde. ‘s-Zondags stonden ze daar extra vroeg op. Zodra het licht werd, kon je opa verwachten. Daarna wandelde hij naar ons, zakte in de grote rookstoel en staarde glazig naar niets.
Mijn vader wist niet goed raad met de ouwe man, zo noemde hij hem. Mijn vader was een man van vrede, die vond bijvoorbeeld dat je vrouwen niet sloeg. De opa van vroeger met een borrel teveel op had daar geen boodschap aan. Maar dat was vroeger. Wij hadden geen idee. Dat vroeger bleef hem achtervolgen, een blik naar mijn vader was genoeg. Wij vonden opa vooral aandoenlijk, ondanks de stilte die hem omringde zodra hij in de stoel zeeg. Als die stilte te groot werd, grepen we in. We wisten wat we over ons afriepen als we besloten opa een compliment te maken. Die klonk als een zin uit Roodkapje:
‘Opa, wat hebt u daar toch een mooie wandelstok.’  

En dan zat opa plotseling weer op de bank die rond de dikke lindeboom voor de bibliotheek was gebouwd, allemaal al lang verdwenen. Naast hem zaten de ‘jongens’ van Knuvelder, al oud maar jonger dan hij en dus ‘jongens’. Ze zeiden: ‘Bertus, wat heb je daar toch een mooie wandelstok.’ Elke week lieten we hem dan denkbeeldig naar huis rennen om voor die jongens ook zo’n wandelstok te halen. ‘Bedankt Bertus’ hadden ze gezegd, ‘je hebt ons mooi gematst.’

Vervolgens dronk hij koffie en, geloof ik, ook een borreltje. Daarna stapte opa op voor de wandeling naar huis.
       
Hij begon te verdwalen en deed steeds vreemder. Op een dag deelde hij mee:
‘Zo, ik ga naar huis.’
Je bènt thuis was hem van alle kanten toegeroepen. Opa had geglimlacht en daarna niet begrijpend naar zijn in een theedoek geknoopte spullen gekeken.  
Op een avond stookte hij een vuurtje middenin de huiskamer en toen zong de zin in alle kelen: ‘Dat kan zo niet langer!’
Nergens klinkt schuldgevoel meer hopeloos, weet ik sindsdien.  
       
Op een kwade morgen kwam er een taxi speciaal voor opa. Die zelfde avond ontvingen we het bericht dat opa was gestorven. Het werd mijn eerste begrafenis en die verliep in stilte.

Ik was heel jong toen, zo jong als Charles Aznavour zingt in Yesterday when I was young, met nog de smaak van leven zo zoet als regen op de tong. Wat ik ook probeer, ik kan me niets herinneren van die begrafenis. Geen beeld, geen verdriet, ook geen verholen vreugde. Alleen die ene zin die echoot in mijn hoofd:
‘Zo kon het echt niet langer.’

Yesterday when I was Young

------
Het plaatje is van Henk Klaren
© 2016 Joep Scholten
powered by CJ2