archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Beschouwingen > Het leven zelf | ||||
De hond en zijn baas | Joep Scholten | |||
Niets mooier dan fundamentele nieuwsgierigheid. Nergens beter op zijn plaats dan in de wetenschap. Het werkt ongeveer zo: je weet iets niet, ziet niets, hoort geen geluid, ruikt of voelt ook niets bijzonders en toch zeurt er diep van binnen iets dat anders doet vermoeden. Voor de meesten onder ons houdt het dan op. Een kleine categorie echter, de meest nieuwsgierigen, laat het daarbij niet zitten. Ze gaan op zoek. Soms geholpen door een signaal dat bij een normaal mens geen bel doet rinkelen, maar bij de diep gewortelde nieuwsgierige tot een één-plus-één-is-drie gedachte leidt. Voor dit soort associatieve gedachtegang hebben we een mooi woord: serendipiteit. Zou zoiets ook bestaan in de dierenwereld? Ik vroeg het me af toen Naud op een dag zomaar besloot langs het witte hek te lopen dat toegang bood tot een particulier bos. Al ruim twee jaar lopen we daar langs en nooit voelde hij een aanvechting, nu opeens wel. Maar waarom? Ik zie niets bewegen dat lijkt op een ree of konijn. Desondanks loopt hij gedecideerd het pad af dat al jaren niet meer gebruikt lijkt. Hij versnelt zijn pas en weldra verdwijnt zijn zwart in het groen. Natuurlijk lapt hij mijn steeds luider wordende gebiedende wijs volstrekt aan zijn laars. Er zit niets anders op dan achter hem aan te rennen. Normaal passeren we dit stukje bos op weg naar huis altijd via een omweg. Het fungeert als een geen zicht doorlatende buffer voor de tuinen die horen bij een mooi oud landhuis dat dieper verscholen ligt tussen de oude bomen. Daar loop ik nu tussen, begeleid door het krakende geluid van half vermolmd hout bij elke stap. Waar ik ook kijk en zoek, Naud lijkt van de aardbodem verdwenen. Best knap voor een hond van zijn formaat. Uiteindelijk kom ik op een pad, de oprit richting landhuis. Een kleine honderd meter daarvoor, half verscholen achter een dichte taxushaag, zie ik plotseling links wat bewegen. Via een opening loop ik erin en sta plotseling op een grasveld dat reikt tot aan een zwembad. De grote parasol op een stenen terras vlak bij een gebouwtje springt in het oog, er is volop licht en aan de rand van het mediterrane blauwe water staat Naud. Hij heeft geen oog voor mij, maar inspecteert aandachtig het weerspiegelende oppervlak voor zijn neus. Ook bij deze verleiding blijft hij waarde koesteren aan een bepaalde stijl, dus geen ferme plons. In plaats daarvan speurt hij de zwembadrand af naar een plek van waar hij gedistingeerd in het verkoelende nat kan stappen. Een paar meter van die plek staat een ligbed. Daarop zittend een oudere heer gekleed in badjas. Hij luistert aan een telefoon. De zon schijnt uitbundig en voor de rest is het stil, adembenemend stil. Ik laat de beelden op me inwerken. Plotseling waan ik me zomaar in een of andere film die zich afspeelt ergens in of bij Los Angeles tijdens de jaren dertig. Ik herinner me daaruit de beelden van privé zwembaden en heren met badjas. Ik loop naar Naud, hou hem de lus van de riem voor en fluister: ‘Kop erdoor.’ Daarna gaan we op weg naar de opening in de Taxushaag. Ik overweeg nog even een verklaring, zoiets als ‘Het is warm en hij is gek op water,’ maar het blijft bij een opgestoken hand. De stilte is simpelweg te betoverend om te verbreken. Terug op dat oude pad, overvalt me de vraag: ‘Hoe wist dit langharige jongetje hier naast me huppelend dat in dit groen een zwembad was? Welke één-plus-één-is-drie associatie liet hem plotseling in een nooit eerder verkend bos verdwijnen?’ ------ De foto komt uit de collectie van de schrijver |
||||
© 2016 Joep Scholten | ||||
powered by CJ2 |