|
Later zou ik alles op alles zetten om schrijver te worden,
maar op dat moment had ik geen vastomlijnde wensen voor de toekomst. Vage
ideeën waren gebaseerd op een gevoel – de mogelijkheden van kinderboeken, niet
meer dan dat. Het waren tijden dat de achtertuin nog geheimen voor je had, dat
een vergrootglas en een felle zon de eindeloze zomer nog op konden leuken. De
wereld was nog zo klein, ook met alle ongekende mogelijkheden. De toekomst was beperkt
tot de komende avond of misschien die volgende dag. Je keek alleen verder bij
een naderende verjaardag, kerstmis, Pasen of Sinterklaas. Toekomst was er niet.
Wat er wel was ...
…de kamer van mijn opa en oma. Ik mors een klodder ketchup
op mijn T-shirt en ik denk eraan. Dat hele geestesoog heeft de kamer meteen op
het netvlies. De elektrische kachel, de vloerbedekking, het kristallen
schaaltje met snoepjes, de stoelen, de tafel en de loodzware kast die inmiddels
– wit geschilderd en al – op de kamer van mijn eigen zoon staat, inclusief alle ornamenten.
Het is een gedeelte van mijn jeugd dat bij vlagen terug komt. En terecht.
Wat ik me verder van de kamer kan herinneren is de deur
achter in de kamer die toegang gaf tot een kleine keuken. Een voorraadkast, met
daarnaast weer een deur naar de gang, waar weer een deur was naar de huiskamer.
Je kon rondjes lopen in het huis van opa en oma. De voorraadkast was natuurlijk
een van de favorieten, want daar resideerde snoep. Een onuitputtelijke bron
als je het destijds had gevraagd.
In de kamer kon je opa altijd vinden, de vader van mijn
vader, maar in niets gelijk. Tenzij ik het mis heb. Mijn grootvader stierf toen
ik 8 was, dus ik heb ze beiden nooit goed met elkaar kunnen vergelijken. Mijn
vader is aanwezig, hij houdt van de aandacht, zoals ik doe. Die vergelijking
mag gemaakt worden, maar opa, opa die zat achter aan de tafel. In stilzwijgen
sloeg hij gade. In stilzwijgen knikte hij soms meewarig, of schudde zijn hoofd.
Nu ik er over nadenk, ik kan me zijn stem niet meer herinneren, maar wel zijn
aanwezigheid en zijn geur. Hij leerde me schaken, leerde mij vooruit te denken
en leegte in te vullen zonder dat er iets aanwezig was. Mijn fantasie komt van
hem.
Aan de schoorsteenmantel – ik moet dat niet vergeten – hing
een erfstuk. Het magische erfstuk. Een stuk dat ooit van mij zou zijn, al moest
ik er jaren op wachten. Ik zou het ooit bezitten. Pontificaal tekende het de
rijke geschiedenis van onze familie. Het enige mannelijke aspect in de kamer
die (overduidelijk) ingericht was door oma. Dat stuk, aan de schoorsteenmantel,
zou gedurende de jaren zijn zoals ik mijn opa herinner. In stilzwijgen hangt
een sabel uit de Eerste Wereldoorlog aan de mantel, hij slaat gade en zegt
niets en in zijn stilzwijgen is hij aanwezig in zijn pracht. Aan de
schoorsteenmantel hangt opa.
Helaas, zoals de geschiedenis soms vertroebeld raakt, hoe je
dingen, waarvan je stelt ze nooit te zullen vergeten, toch vergeet, zo verloor
ik het erfstuk. Een klodder ketchup echter, brengt me er wederom naar terug.
‘Het is voor jou’, zo zei mijn grootmoeder, 'voor jou.'
Zwijgend zie ik mijn opa kijken, zijn ogen zijn warm, hij
heeft geen stem meer – die ben ik al jaren kwijt. Hij kijkt op me neer en ik
voel zijn hand op mijn schouder dalen. Een flauwe glimlach, nauwelijks
waarneembaar de knik.
Het sabel is van mij, daar in mijn troebele geschiedenis.
Het hangt daar gewoon aan de muur, voor het grijpen als ik er aan denk.
|
|