archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Het leven zelf delen printen terug
De hand Marcel Duyvestijn

0916BS Marcel/willem door Renee
De wind wierp de regen tegen de ruiten alsof het tomaten waren. Zo’n avond was het. Binnen was het warm. Mijn gaskacheltje bulderde. Khadija had een deken om zich heen. Ik had Khadija om me heen. Kneuterigheid op een versleten bank in een studentenkamer in 1992.

Op mijn schoot lag het grote rode fotoboek uit mijn jeugd. Khadija wilde me leren kennen en wilde daarom beelden van vroeger zien. De kleine Marcel. De onschuldige Marcel.

Rond de kerstboom.
Bij Sinterklaas op schoot.
In de speeltuin.

En overal lag er een hand op mijn schouder.
Van mijn vader.
Van mijn oom.
Van de juf met de bloemetjesjurk.

Ik zag het niet. Maar Khadija wees me erop. ‘Allemaal mensen die hun hand op je schouder leggen, die van je houden. Die achter je staan. Die je helpen.’ Vrolijk keek ze echter niet.

‘Ik kreeg ook altijd een hand op mijn schouder’, zei ze boterzacht.
Haar lichaam schokte even.
‘Ik voel hem nu ook op mijn schouder. Hij drukt zwaar op me. De hand van mijn vader, hij kneep altijd zo hard tot hij mijn sleutelbeen kon bewegen. Het was een teken dat ik naar de slaapkamer moest om me uit te kleden.’

Ze bracht het droog. Op haar arm zag ik kippenvel en ze rilde even, als een echo van de pijn die ze als kind ervoer.

‘Iedereen zag die hand. Mijn broers. Mijn moeder. Iedereen zag mij vertrekken naar de slaapkamer. Maar niemand die er iets van zei. Twee jaar lang niet. Het klinkt gek, maar op een gegeven moment voelde ik het zelf ook niet meer. Alsof ik een knopje uitzette.’

Ik zat op de bank, sloeg een arm om haar heen en kneep in haar schouder.
Ze keek me aan als een schaap in de wei.
‘Sorry.’
 
*********************************
De tekening is van Renée van den Kerkhof


© 2012 Marcel Duyvestijn meer Marcel Duyvestijn - meer "Het leven zelf" -
Beschouwingen > Het leven zelf
De hand Marcel Duyvestijn
0916BS Marcel/willem door Renee
De wind wierp de regen tegen de ruiten alsof het tomaten waren. Zo’n avond was het. Binnen was het warm. Mijn gaskacheltje bulderde. Khadija had een deken om zich heen. Ik had Khadija om me heen. Kneuterigheid op een versleten bank in een studentenkamer in 1992.

Op mijn schoot lag het grote rode fotoboek uit mijn jeugd. Khadija wilde me leren kennen en wilde daarom beelden van vroeger zien. De kleine Marcel. De onschuldige Marcel.

Rond de kerstboom.
Bij Sinterklaas op schoot.
In de speeltuin.

En overal lag er een hand op mijn schouder.
Van mijn vader.
Van mijn oom.
Van de juf met de bloemetjesjurk.

Ik zag het niet. Maar Khadija wees me erop. ‘Allemaal mensen die hun hand op je schouder leggen, die van je houden. Die achter je staan. Die je helpen.’ Vrolijk keek ze echter niet.

‘Ik kreeg ook altijd een hand op mijn schouder’, zei ze boterzacht.
Haar lichaam schokte even.
‘Ik voel hem nu ook op mijn schouder. Hij drukt zwaar op me. De hand van mijn vader, hij kneep altijd zo hard tot hij mijn sleutelbeen kon bewegen. Het was een teken dat ik naar de slaapkamer moest om me uit te kleden.’

Ze bracht het droog. Op haar arm zag ik kippenvel en ze rilde even, als een echo van de pijn die ze als kind ervoer.

‘Iedereen zag die hand. Mijn broers. Mijn moeder. Iedereen zag mij vertrekken naar de slaapkamer. Maar niemand die er iets van zei. Twee jaar lang niet. Het klinkt gek, maar op een gegeven moment voelde ik het zelf ook niet meer. Alsof ik een knopje uitzette.’

Ik zat op de bank, sloeg een arm om haar heen en kneep in haar schouder.
Ze keek me aan als een schaap in de wei.
‘Sorry.’
 
*********************************
De tekening is van Renée van den Kerkhof
© 2012 Marcel Duyvestijn
powered by CJ2