archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Beschouwingen > Het leven zelf | ||||
Broeder Wilbert | Gerard Weel | |||
Ik hou van stille, lege kerken. Als er geen dienst is en het orgel zwijgt. Alleen ruimte, veel ruimte, pilaren, kale banken en liefst de lichtval van de late middag. Als ik zo'n moment beleef in een kerk in het oude hart van Alkmaar, begint opeens het orgel te spelen. Het begint uit het niets, met de bijgeluiden van de windkast, amechtig tastend naar een melodie. Een korte stilte en dan, zonder overgang, alle registers voluit open. Alsof de organist de pijpen wil schoon blazen en de stilte verjagen uit alle poriën van de kerk.
En midden in het geweld staat hij opeens voor me: de geweldenaar uit mijn jeugd, broeder Wilbert.
Ik ben weer een jochie van tien en hij is mijn meester van de vijfde klas. Hij is mijn held. Hij is zó sterk. Ook bij heel erge dingen - waar gewone mensen van moeten huilen - vertrekt hij geen spier. Zoals die keer toen hij één dag na de begrafenis rustig en precies vertelde hoe zijn moeder en zijn zusje waren omgekomen bij een auto-ongeluk in de buurt van Hilversum. Ik kreeg kramp in mijn buik en werd helemaal koud. Maar hij knipperde niet eens met zijn ogen. Alsof ie een som aan het uitleggen was.
Hij wéét ook alles, broeder Wilbert, en hij heeft een heleboel verhalen in zijn hoofd. Na het schoolzwemmen vertelt hij meestal wel een uur achter elkaar. Hij is jong en knap en heel muzikaal. Hij lijkt op Don Bosco, uit een stripboek dat ik net heb gelezen: een lange, kaarsrechte man met een wit boordje en een zwarte toog, en slingerend aan zijn riem een grote rozenkrans.
Ik mag broeder Wilbert vaak helpen. Bijvoorbeeld met orgelspelen. Dat is ook spannend en dan moet je vreselijk goed opletten. Als het goed gaat lacht ie tegen me.
Broeder Wilbert is mijn vriend. Ik doe altijd meteen wat hij zegt. Maar hij is ook streng. Hij kan héél hard straffen en hij waarschuwt nooit, schreeuwt ook nooit. Pas als zijn gezicht strak en wit wordt en hij zo raar kijkt dan weet je dat ie kwaad is, dat ie verschrikkelijk kan gaan slaan. Dan is iedereen bang voor hem. Ik ook. Soms lijkt het wel of hij steeds strenger wordt. Ook als het hartstikke stil is in de klas kan hij toch zomaar heel kwaad worden. En hard slaan. Om bijna niks, zoals gisteren bijvoorbeeld.
Maar vandaag is het mijn orgeldag, de leukste dag van de week. Mag ik weer helpen boven bij het orgel in de kindermis. Die begint om half acht. Vroeg op dus en brood mee, want na de mis eten we samen op school, in de klas.
Vandaag is eigenlijk dubbelleuk. Ik mag ook voor het eerst mijn nieuwe, zwarte laarzen aan. Eindelijk regent het. Ze ruiken lekker en glimmen prachtig. Jammer dat het nog zo donker is. Bij elke lantaarnpaal kijk ik gauw even omlaag. Ik ren met slingerbochten door zoveel mogelijk plassen naar de Josefkerk. Niks geen natte kousen.
Allemaal leuke dingen en toch voel ik me niet zo lekker Ik krijg pijn in mijn buik en ga langzaam lopen. Gek, anders ben ik nooit zenuwachtig. Komt misschien door gisteren. Bovendien droomde ik vannacht dat broeder Wilbert ook mij sloeg. Steeds maar harder omdat ik twee bladzijden tegelijk had omgeslagen waardoor hij de verkeerde noten speelde en de hele kerk vals ging zingen.
Als ik broeder Wilbert help op het orgel moet ik de bladzijden van de partituur omslaan; dat doe ik gewoon als hij 'ja' zegt.
Soms mag ik ook knoppen uittrekken of terugduwen. Vaak doet ie dat zelf, maar af en toe heeft hij het zo druk met zijn handen en zijn voeten dat ik het moet doen. Zo'n orgel is ingewikkeld want je hebt wel drie klavieren en er zit er ook nog een bij je voeten. En dan heb je nog de registerknoppen, minstens dertig.
Als ik achter in de kerk de draaitrap naar het koor en het orgel opklim, hoor ik dat broeder Wilbert er al is. Hij kijkt heel even op maar zegt niks. Hij zoekt uit wat er straks gezongen gaat worden bij de mis. Alleen bekende, korte liedjes, zegt ie. Daar hoef ik geen bladzijden bij om te slaan. Hij speelt bovendien het meeste uit zijn hoofd.
Maar aan het eind van de mis moet ik wel aan het werk. Dan wil hij gaan improviseren op een concerto van Bach met de knoppen uit in steeds verschillende combinaties, zelfs even alle registers open en dan tot slot een dromerig stil stuk met alleen nog de registerknop 'vox a' uit. Met dat register zal hij ook beginnen. Dat is het engelenregister. Kort legt hij het allemaal uit. Hij doet gekleurde plakkertjes op de knoppen om de verschillende combinaties aan te geven. Op sommige knoppen komen twee plakkertjes, op twee zelfs drie.
Zo moeilijk heb ik het nog niet eerder meegemaakt. Ik word steeds zenuwachtiger als ie praat. Ik kan maar moeilijk onthouden wat ie zegt. Goed dat ie het hele schema met de kleuren erbij ook nog op een papiertje schrijft. Dan kan ik het tenminste uit mijn hoofd leren.
Onder de mis zit ik naast hem op de orgelbank aan de kant van de knoppen. Heel stil. Af en toe kijk ik op mijn papiertje. Maar het zijn vooral zijn handen waar mijn ogen naartoe worden getrokken. Grote, sterke handen met zwarte haartjes. Orgelhanden, die wind door de pijpen kunnen jagen en een heleboel toetsen tegelijk kunnen aanslaan. Maar ook handen die je kunnen slaan, hard en systematisch slaan. Handen die me nu, vooral angst inboezemen. Steeds stiller zit ik daar. Durf me niet te bewegen. Bedenk dat ik straks vast vreselijke fouten ga maken.
De mis is bijna voorbij. Alleen het schema van de improvisatie ligt nu nog op de lessenaar. Broeder Wilbert geeft aan dat ik mijn knoppenschema ernaast moet leggen. Ik staar ernaar met lege ogen. De pijn in mijn buik wordt heftiger. Ik repeteer nog maar eens: eerst de gele uit en weer in, dan de blauwe uit en in, dan de witte uit, dan alles uit en later weer in. Behalve - goed om denken! - de vox angelica.
Voor ik het goed en wel besef is broeder Wilbert met zijn improvisatie begonnen. Met alleen het engelenregister open dus, de ijle, hemelse strijkers van 'vox a'. De spanning glijdt een beetje van me af. Gek dat de grote handen die zo vreselijk kunnen slaan, zulke tere klanken kunnen voortbrengen. Het geweld lijkt voor even getemd. Zolang die handen zulke mooie muziek maken, zijn ze ongevaarlijk. Ik moet er opgelucht van zuchten.
Dan het scherpe commando: 'ja'. En ik trek zo snel als ik kan alle gele knoppen uit en doof de engelenzang. Nu steekt de wind op in de pijpen. Het geluid zwelt aan. De klavieren kraken onder de nu veel krachtiger aanslag. En weer klinkt het 'ja'. De blauwe registers. Mijn hart klopt in mijn keel. Nu jáágt de wind door de pijpen. Het voetklavier danst mee. De combinatie van de blauwe registers geeft bizarre contrasten en schrille klanken. Heb ik me vergist met de knoppen? Het gezicht van broeder Wilbert is strak en wit. Is hij kwaad? De blauwe combinatie duurt lang. Dan toch is het de beurt van de witte knoppen. Ik worstel met de omzetting. Zie een enkele blauwe knop over het hoofd. Herstel mijn fout na een scherp afkeurend gesis. Deze groep registers kan ik nauwelijks verdragen. De orgelkas lijkt uit zijn voegen te barsten. Ik durf niet meer naar het gezicht van broeder Wilbert te kijken. Zijn handen klauwen over de toetsen, de tenen en hakken van zijn schoenen tikken hard op de pedalen.
Ik voel me klein en waardeloos, staar naar de uitstaande witte knoppen. En zie dan opeens de weerloze ogen van Ronnie. Ronnie die gisteren in de les een scheet moest laten bij het stillezen. Moest ie zelf om lachen. Hij kneep zijn neus nog dicht om geen geluid te maken. Toen hij zijn mond wel moest opendoen om te ademen ging hij heel raar hikken. Ronnie zit helemaal achter in de klas. Broeder Wilbert stapte rustig op hem af, te rustig, je zag Ronnie in elkaar krimpen.
Hij sloeg Ronnie met één klap uit de bank op zijn knieën en daarna met harde meppen steeds een stukje vooruit, helemaal tot voor het bord. Toen hij bij mij voorbij kwam, zag ik dat zijn ogen helemaal wit waren, de pupillen weggedraaid. Iedereen weet dat hij niet normaal is. Hij heeft vallende ziekte. Valt soms plotseling op de grond, trekt dan met zijn armen en benen en is minutenlang van de kaart. Nu had hij dat dus ook, misschien wel door het slaan. Ik vond het zo erg dat ik er misselijk van werd en moest overgeven. Ik deed wat ik anders nooit zou durven, rende achter Ronnie langs de klas uit. Hand voor mijn mond om het braaksel zoveel mogelijk binnen te houden. Toen ik later terugkwam, was Ronnie weg. De klas zat doodstil te lezen. Aan broeder Wilbert merkte je niks meer.
Precies op het moment dat het commando komt om alle registers te openen, breken de dijken. Hulpeloos huilend probeer ik nog te doen wat ik moet doen: trek wild en schokkerig alle knoppen uit. Ik ruik de minachting van broeder Wilbert. Weet dat ik er niet meer toe doe, struikel de trap af en ren naar buiten, de regen in. Voorgoed in ongenade, nooit meer het engelenregister.
Nu, meer dan vijftig jaar later, vlucht ik opnieuw een kerk uit, opgejaagd door een losgebroken kerkorgel met een sleep van oude beelden; onthutsende beelden die de verwarring en hulpeloosheid van toen heel dichtbij halen. Ik ben nog lang niet klaar met broeder Wilbert. ****************************
De Leunstoel wordt uitgegeven door:
Het Genootschap De Leunstoel.
Word lid! Ga naar: www.deleunstoel.nl/colofon.php |
||||
© 2010 Gerard Weel | ||||
powered by CJ2 |