archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Beschouwingen > Het leven zelf | ||||
Maximale tolerantie en maximale solidariteit | Peter Schröder | |||
In mijn schooltijd was er in de ouderlijke huizen in Den Haag ruimte voor discussie en muziek, maar niet te lang na twaalven en niet te luid. Je vriendin/vriend was welkom, maar als je elkaar eens wat dieper in de ogen wilde kijken, liep je de kans dat moeder een kopje thee kwam brengen of vader kwam vertellen dat het tijd werd om de plaat te poetsen. Nou waren we in de sixties op eigen vleugels neergestreken in Amsterdam, maar bleek het daar soms wat eenzaam. Zou een gezamenlijke behuizing van vrienden en natuurlijk vriendinnen niet veel leuker zijn? Zo simpel formuleerde mijn makker Roel van Duyn het dus niet, maar het kwam er wel op neer. Hij had ideeën voor een commune. In zijn Ontwerp werd geschetst hoe die commune moest worden ingericht. Besproken werden de Woonruimteverdeling, Inkomstenverdeling, Gemeenschap van goederen, Koken en boodschappen, Verzorging van de gemeenschappelijke ruimte, Verzorging van de bibliotheek, Administratie maar ook Vertegenwoordiging naar buiten en propaganda. Tot de grondslagen behoorden een “... hoge mate van kollektivisatie maar ook maximale vrijheid voor ieder in zijn persoonlijke leven, zolang deze vrijheid geen inbreuk op die van anderen maakt. Respektering van elke seksuele verhouding zonder jalouzie of vermeende aanspraken op het “bezit” van een ander. ......... Geen reglementen, maar: maximale tolerantie en maximale solidariteit”. Tussen de regels door werd hier zo’n beetje de kern geraakt. Onschuld en verlangen, maatschappelijke idealen met veelwijverij. Een goed plan, die commune, maar het belangrijkste ontbrak: het huis zelf. En zonder huis ging het plan niet door. Uiteindelijk ging Roel met zijn vriendin Carla samenwonen in de Karthuizerstraat. De ideologie uit het plan vormde de opmaat tot Provo. Roel (de denker) en Carla (de vrouw) ontpopten zich vanaf 1965 vanuit dit hoofdkwartier als het bindende kameradenpaar van een ordeloze sociaal politieke beweging. Een beweging die met zijn vasthoudende speelse energie en onorthodoxe strategie een succesvolle stormloop tegen de gevestigde Amsterdamse orde begon. Provo droeg zijn ideeën uit in een zelf gestencild blaadje gekaft in steentjespapier. De beweging en het blad stootten direct door naar landelijke bekendheid en wekten verbazing en afschuw. De bekendheid werd verder versterkt door ‘happenings’ en andere manifestaties waarin Het Gezag zich tevergeefs vastbeet. Ook voor Provo gold net als voor Hitweek “Verbeter jezelf en begin bij de wereld”, maar hier werden de politiek en het bestuur aangesproken. Voor die tijd vochten jongeren als ‘pleiners’ en ‘dijkers’ vooral met elkaar en niet met de politie. Provo ontplooide een grote virtuositeit in het laten struikelen van Het Gezag. Het hielp de gevestigde orde zichzelf te laten ontsporen. Zelf zat ik in modernistische - tegenwoordig misschien meer alternatief genoemd -studentenvereniging Olofspoort. En met studiegenoot Rogier Proper ook in het verenigingsblad ‘Bikkelacht’. In deze omgeving was Wim Noordhoek de Stichting Jeugdsentiment De Jaren Vijftig begonnen. De Stichting had het Groot Gedenkboek van de jaren vijftig uitgegeven. Daarin werd het even brave als dierbare vorige decennium behandeld door mensen die er door getekend waren. De periode van de stilte voor de storm. De storm was ondertussen goed losgebarsten, met VEEL LANG HAAR, Beatles, Stones en Dylan. Provo en Hitweek waren hun zegetocht begonnen. Met Rogier ging ik begin 1966 in de Alexander Boersstraat – ik woonde er om de hoek - op bezoek om de mensen daar in hun hoofdkwartier te interviewen. Willem de Ridder legde ons geestdriftig uit welke VERBIJSTERENDE activiteiten er werden ondernomen. Het bruiste er van grensverleggend leven, iedereen was even aardig en het was er ook zeer gezellig. Ik ging stukjes voor Hitweek maken. Over Provo’s, tekenaars en steeds meer over muziek. Het werden er steeds meer. En al gauw was ik het grootste deel van de week bezig met en in de wereld van Hitweek. In de grote huiskamer van langharig en beatminnend Nederland. Toch een commune gevonden, maar dan anders. Hitweek was een paar maanden daarvoor, september 1965, opgericht door Peter J. Muller en Willem de Ridder. Peter was een onorthodox en ambitieus communicatietalent. Hij had als jongste bediende gewerkt bij het Amsterdamse advertentieblad ‘De Echo’ en later het popmuziekblad ‘Beatbox’ (‘Voor Ten en Twen’) opgericht. Willem was aan de kunstacademie in Den Bosch enigszins opgeleid tot kunstenaar en had (met Wim T. Schippers) aandacht getrokken met ‘Fluxus’. Hij besefte goed dat zijn kunst in de traditionele galerie/museum omgeving veel minder goed zou gedijen dan in bijvoorbeeld een eigen krant voor de exploderende beatgeneratie. Samen wisten ze drukker Schoonman ervan te overtuigen dat hij in deze hoogtijdagen van de beatmuziek met Hitweek een miljoenenproject binnenhaalde. Peter Muller werd na een half jaar uit de krant gekieperd omdat hij in De Telegraaf schreef. Hitweek werd vanaf dat moment gedreven door Willem de Ridder en Marjolein Kuijsten. Als Willem de president van Hitweek was, was Marjolein de directeur. Ze kwam net als ik uit Den Haag, speelde met Wim de Bie en Kees van Kooten cabaret en had een opleiding aan de Amsterdamse Kunstnijverheidsschool (nu Rietveld Academie) achter de rug. Door de telefoon was ze voor heel Nederland de stem van Hitweek. Ze was de manager van alles wat er georganiseerd moest worden. Ze was niet alleen CEO, maar runde ook het bureau en ontving de honderden twieners die van heinde en verre naar Amsterdam kwamen met nieuws, teksten en tekeningen. Ze tikte tekst, maakte pagina’s op, zorgde dat de kopij steeds nog net niet helemaal te laat naar de drukker ging. Marjolein was de constante bindende factor die de machine draaiende hield. Ik kan verklappen dat Hitweek niet het voorspelde miljoenenbedrijf is geworden (dat het niet aan de markt lag bleek wel uit het succes van de later door meer gedisciplineerde twieners opgezette bedrijven ‘Oor’ en ‘Mojo Concerts’). Maar dat doet niks af aan de baanbrekende formules die bij het maken en aan de man brengen van Hitweek werden ontwikkeld. Hitweek had geen professionele redactie, maar werd gebracht onder het motto ‘dit is jullie’ krant, schrijf ‘m vol’. De krant werd niet gevuld door deskundige volwassenen, maar door de zelfwerkzaamheid van amateurs, tieners/twieners die niemand nog kende. En dat lukte op een verbijsterende manier. Verspreid over de hoeken en gaten van het hele land bleek zich een stuwmeer van journalistiek talent te bevinden dat aan één signaal genoeg had om een stortvloed aan fantastische berichten, beschouwingen, tekeningen en foto’s op te sturen. 'Peer to peer' zou je het vandaag de dag in het jargon van het internet noemen. Voor de vormgeving en opmaak ging het vooral om het uitbuiten van de mogelijkheden die de toen vrij nieuwe offset-techniek bood. Knippen & plakken, met schaar (het Japanse NT CUTTER ratelmesje), lijmpot (Simson solutie) en veel plakband. Teksten werden gezet op de IBM Executive schrijfmachine, wel met proportionele spatiëring, maar gewoon getikt met één of meer vingers, door iedereen. Tekst en plaatjes werden opgeplakt of apart opgenomen om ze passend te maken. Tekst te lang? Verkleinen tot de grenzen van de leesbaarheid. Willem haalde illustraties uit vreemde boeken en tijdschriften, de Larousse was vaak herkenbaar aanwezig. Koppen werden gezet uit een grote verzameling lettertypen die werden gekopieerd uit oude en nieuwe bronnen. Er was ook (viltstift) handwerk. En dan waren er ook nog de Al Pas clichés (kwamen Altijd van Pas). Zo vertoonde de krant een voortdurend kameleontisch stijlverloop. Van klassieke Jugendstil en Art Deco tot kersverse de Ridder, Ulf Moritz en Piet Schreuders. Tegenwoordig kan het op de computer (met de Mac) met opmaakprogramma's als QuarkXPress of Adobe, InDesign en Photoshop allemaal veel makkelijker. Maar ook verrassender? In zijn hoogtijdagen was de oplaag van Hitweek ongeveer 30.000. exemplaren. Mooi, maar elk verkocht exemplaar werd ook nog door 9 andere lezers gelezen. Een verkoop van, zeg 90.000 exemplaren had flink meer geld in het laatje gebracht. Het lezersbereik zou leuk zijn geweest voor adverteerders, Hitweek had (in het begin) helemaal geen advertenties. Advertenties werden niet geworven, uit ideologische motieven, maar ook omdat de advertenties van toen het uiterlijk van de krant zouden bederven. Hoe werd de tering dan naar de nering gezet? Eenvoudig: werken voor niks of voor een schrale onkostenvergoeding. Liefdewerk oud papier, en daaraan was geen gebrek. Subsidie?, Formulieren?, Bureaucraten? geen haar op de hoofden die daaraan dacht. Hitweek was zelfstandig, ‘Low budget, High profile’. Maximale tolerantie en maximale solidariteit zou je misschien ook kunnen zeggen. Kon dat wel goed gaan |
||||
© 2004 Peter Schröder | ||||
powered by CJ2 |