archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Het leven zelf delen printen terug
Mijn Indische schoonmoeder Joop Quint

0609BS Pannetjes
Ik kan iedereen een Indische schoonmoeder aanraden. Tien jaar geleden kreeg ik er een. Ik was toen 56 en ik trouwde met Bernadette. Die is Indische. Nogal wiedes, zou je zeggen dat je dan een Indische schoonmoeder hebt. Maar dat is helemaal niet zo wiedes.
Een van de aantrekkelijke kanten van Indische mensen is dat ze allerlei soorten voorouders kunnen hebben. Bernadette’s vader had dus Indisch kunnen zijn en haar moeder Hollands.
Maar mijn schoonmoeder is heel Indisch. Ze is behoorlijk donker en ze spreekt heel mooi Nederlands. Zoals Indische mensen Nederlands praten. Zoals Wieteke van Dort. Zoals veel mensen in Den Haag. Overigens heeft mijn schoonmoeder ook Portugees en Schevenings bloed.

Een schoonmoeder was even wennen. Ik was 25 jaar getrouwd geweest met mijn eerste vrouw. Die was wees. Dat vond ik dus wel rustig. Ik weet dat ze me dat niet kwalijk nam of neemt. Je kon behoorlijk last hebben van een schoonmoeder. Dat las ik wel en dat zag ik wel om me heen. Maar met Bernadette kwam er dus een schoonmoeder. Een Indische.
Een belevenis. Ze heet Pop – zo heten veel Indische dames – en ze wordt binnenkort 82.
Ze is altijd opgewekt, hoewel ze niet bijzonder gezond is. Ze is slecht ter been, maar ze woont zelfstandig in haar rijtjeshuis in Zoetermeer. Buurvrouwen en vriendinnen doen boodschappen. En eens in de week komt Bernadette. Dan koken ze samen. Volgens mij de hele dag.

Want dat is een hard gegeven. Centraal in het leven van Indische mensen staat ETEN.
Ze maken het klaar, of ze eten. En gesprekken gaan over recepten, hoe lekker je bij die of die hebt gegeten en over welke groenten je in welk gerecht moet gebruiken. Dat geldt ook voor telefoongesprekken. Bernadette en haar moeder bellen elke dag met elkaar. En dan vang ik flarden op: ‘Heb je er wel seréh in gedaan?’ ‘Je martabákjes waren heerlijk. Ze waren lekker pedís.’
Indische mensen reizen ook altijd met eten. Niet voor onderweg, maar ze hebben pannetjes of
doosjes met eten bij zich voor hun gastvrouw. Dus Bernadette vertrekt hier in Amsterdam met ‘sotoh ajam’ en ‘pèpèsan’ en ze komt terug met ‘besengèh’. Ik ken inmiddels de woorden een beetje. Maar ik weet pas wat het is als ik het zie en proef. Ik weet wel dat het altijd heel lekker is.
Ik word gewoon verwend. Ik vraag altijd aan Bernadette: ‘Hoe heet dit ook weer?’ En dan zegt Bernadette iets. Dat herhaal ik een paar keer. Want ik kan het niet direct goed uitspreken. En dan bel ik mijn schoonmoeder om haar te bedanken voor de heerlijke ‘tahoe telor’. En dan zegt ze dat ze dat speciaal voor mij heeft gemaakt omdat ik er zo van houd. Dat is ook zo. Ik weet alleen niet hoe het heet. Het is wel altijd heet.

De laatste tijd begin ik mee te tellen. Dat moet ik even uitleggen. Bernadette en mijn schoonmoeder zijn niet alleen goed in Indisch eten. Niemand kan zo goed bruinebonensoep
of spruitjes maken als Bernadette. En mijn schoonmoeder is weer heel goed in speklapjes.
Ik ben goed in zuurkool. Dus, zo nu en dan bestelt mijn schoonmoeder zuurkool en dan gaat Bernadette met een pannetje zuurkool naar Zoetermeer. En dan belt mijn schoonmoeder mij om te bedanken. ‘Ik heb zo genoten van jouw zuurkool. Dat is de allerlekkerste zuurkool die ik ken.’

Alleen al haar stem. Die is zo Indisch. Ik kan het niet na doen. Ik kan ook niet beschrijven hoe het klinkt. En het is niet alleen de stem, het is ook het woordgebruik. Een beetje ouderwets.
Ze zegt bijvoorbeeld: ‘In stede van koffie heb ik thee genomen.’ Of: ‘Mijn broek zit te span.’ ‘Dat hondje heeft mij geattaqueerd.’ ‘Dat moet jij niet in jouw schoenen laten schuiven.’ En ze zegt ook van die lieve dingen. Ze denkt –terecht – dat ik in huis te veel moet doen. Dan zegt ze tegen Bernadette: ‘Je moet dat jong niet zo uitbuiten, kassian toch’. Soms zegt ze ook:
‘Dat kind en hij heeft al geen ouders‘.

Mijn Indische schoonmoeder is blij met kleine dingen. Het grootste plezier dat we haar kunnen doen is haar een dagje meenemen naar Amsterdam. We kunnen haar niet thuis ontvangen. Want dat is drie hoog. Dat haalt ze niet meer. Dus we zetten de auto bij ons stamcafé. Daar kennen ze haar. Ik word begroet met: ‘Ha, Joop ben je weer met je schoonmoeder op stap?’
We nemen een kopje koffie en dan gaan we naar de Albert Cuyp. Ik duw mijn schoonmoeder in haar rolstoel en zij praat honderd uit tegen Bernadette. (Met iemand die voor je in een rolstoel zit, kan je niet gemakkelijk praten.) De belangrijkste stalletjes op de Albert Cuyp hebben natuurlijk ook weer met eten te maken: vis, kip en Surinaamse groenten. Lunch is altijd bij Waroeng Sweetie. Daar hebben ze een fantastische kaart met allemaal Indische en Surinaamse gerechten waar ik nog nooit van heb gehoord, voor ongeveer zes euro.

Een ander favoriet uitstapje in Amsterdam is een Chinees restaurant op de hoek van de Damstraat en de Oudezijds Voorburgwal. Dan loop ik met mijn schoonmoeder in de rolstoel door de ‘rosse buurt’. Ze kijkt haar ogen uit. Ze is heel netjes, maar ze vindt niks gek. Ze heeft in Soerabaja, op Nieuw-Guinea en in Amsterdam gewoond. In haar favoriete restaurant gaan we ‘dim-summen’. Dat zijn allemaal kleine Chinese hapjes. Wel honderd verschillende. Bernadette kent de kaart bijna uit haar hoofd. Die bestelt: 47, 63, 19 enzovoort. Heel lekker en heel gezellig.
Dus ..... nu het nog kan, neem een Indische schoonmoeder. Het is een verrijking van je leven.

‘Betoel’
 
**********************************


© 2009 Joop Quint meer Joop Quint - meer "Het leven zelf" -
Beschouwingen > Het leven zelf
Mijn Indische schoonmoeder Joop Quint
0609BS Pannetjes
Ik kan iedereen een Indische schoonmoeder aanraden. Tien jaar geleden kreeg ik er een. Ik was toen 56 en ik trouwde met Bernadette. Die is Indische. Nogal wiedes, zou je zeggen dat je dan een Indische schoonmoeder hebt. Maar dat is helemaal niet zo wiedes.
Een van de aantrekkelijke kanten van Indische mensen is dat ze allerlei soorten voorouders kunnen hebben. Bernadette’s vader had dus Indisch kunnen zijn en haar moeder Hollands.
Maar mijn schoonmoeder is heel Indisch. Ze is behoorlijk donker en ze spreekt heel mooi Nederlands. Zoals Indische mensen Nederlands praten. Zoals Wieteke van Dort. Zoals veel mensen in Den Haag. Overigens heeft mijn schoonmoeder ook Portugees en Schevenings bloed.

Een schoonmoeder was even wennen. Ik was 25 jaar getrouwd geweest met mijn eerste vrouw. Die was wees. Dat vond ik dus wel rustig. Ik weet dat ze me dat niet kwalijk nam of neemt. Je kon behoorlijk last hebben van een schoonmoeder. Dat las ik wel en dat zag ik wel om me heen. Maar met Bernadette kwam er dus een schoonmoeder. Een Indische.
Een belevenis. Ze heet Pop – zo heten veel Indische dames – en ze wordt binnenkort 82.
Ze is altijd opgewekt, hoewel ze niet bijzonder gezond is. Ze is slecht ter been, maar ze woont zelfstandig in haar rijtjeshuis in Zoetermeer. Buurvrouwen en vriendinnen doen boodschappen. En eens in de week komt Bernadette. Dan koken ze samen. Volgens mij de hele dag.

Want dat is een hard gegeven. Centraal in het leven van Indische mensen staat ETEN.
Ze maken het klaar, of ze eten. En gesprekken gaan over recepten, hoe lekker je bij die of die hebt gegeten en over welke groenten je in welk gerecht moet gebruiken. Dat geldt ook voor telefoongesprekken. Bernadette en haar moeder bellen elke dag met elkaar. En dan vang ik flarden op: ‘Heb je er wel seréh in gedaan?’ ‘Je martabákjes waren heerlijk. Ze waren lekker pedís.’
Indische mensen reizen ook altijd met eten. Niet voor onderweg, maar ze hebben pannetjes of
doosjes met eten bij zich voor hun gastvrouw. Dus Bernadette vertrekt hier in Amsterdam met ‘sotoh ajam’ en ‘pèpèsan’ en ze komt terug met ‘besengèh’. Ik ken inmiddels de woorden een beetje. Maar ik weet pas wat het is als ik het zie en proef. Ik weet wel dat het altijd heel lekker is.
Ik word gewoon verwend. Ik vraag altijd aan Bernadette: ‘Hoe heet dit ook weer?’ En dan zegt Bernadette iets. Dat herhaal ik een paar keer. Want ik kan het niet direct goed uitspreken. En dan bel ik mijn schoonmoeder om haar te bedanken voor de heerlijke ‘tahoe telor’. En dan zegt ze dat ze dat speciaal voor mij heeft gemaakt omdat ik er zo van houd. Dat is ook zo. Ik weet alleen niet hoe het heet. Het is wel altijd heet.

De laatste tijd begin ik mee te tellen. Dat moet ik even uitleggen. Bernadette en mijn schoonmoeder zijn niet alleen goed in Indisch eten. Niemand kan zo goed bruinebonensoep
of spruitjes maken als Bernadette. En mijn schoonmoeder is weer heel goed in speklapjes.
Ik ben goed in zuurkool. Dus, zo nu en dan bestelt mijn schoonmoeder zuurkool en dan gaat Bernadette met een pannetje zuurkool naar Zoetermeer. En dan belt mijn schoonmoeder mij om te bedanken. ‘Ik heb zo genoten van jouw zuurkool. Dat is de allerlekkerste zuurkool die ik ken.’

Alleen al haar stem. Die is zo Indisch. Ik kan het niet na doen. Ik kan ook niet beschrijven hoe het klinkt. En het is niet alleen de stem, het is ook het woordgebruik. Een beetje ouderwets.
Ze zegt bijvoorbeeld: ‘In stede van koffie heb ik thee genomen.’ Of: ‘Mijn broek zit te span.’ ‘Dat hondje heeft mij geattaqueerd.’ ‘Dat moet jij niet in jouw schoenen laten schuiven.’ En ze zegt ook van die lieve dingen. Ze denkt –terecht – dat ik in huis te veel moet doen. Dan zegt ze tegen Bernadette: ‘Je moet dat jong niet zo uitbuiten, kassian toch’. Soms zegt ze ook:
‘Dat kind en hij heeft al geen ouders‘.

Mijn Indische schoonmoeder is blij met kleine dingen. Het grootste plezier dat we haar kunnen doen is haar een dagje meenemen naar Amsterdam. We kunnen haar niet thuis ontvangen. Want dat is drie hoog. Dat haalt ze niet meer. Dus we zetten de auto bij ons stamcafé. Daar kennen ze haar. Ik word begroet met: ‘Ha, Joop ben je weer met je schoonmoeder op stap?’
We nemen een kopje koffie en dan gaan we naar de Albert Cuyp. Ik duw mijn schoonmoeder in haar rolstoel en zij praat honderd uit tegen Bernadette. (Met iemand die voor je in een rolstoel zit, kan je niet gemakkelijk praten.) De belangrijkste stalletjes op de Albert Cuyp hebben natuurlijk ook weer met eten te maken: vis, kip en Surinaamse groenten. Lunch is altijd bij Waroeng Sweetie. Daar hebben ze een fantastische kaart met allemaal Indische en Surinaamse gerechten waar ik nog nooit van heb gehoord, voor ongeveer zes euro.

Een ander favoriet uitstapje in Amsterdam is een Chinees restaurant op de hoek van de Damstraat en de Oudezijds Voorburgwal. Dan loop ik met mijn schoonmoeder in de rolstoel door de ‘rosse buurt’. Ze kijkt haar ogen uit. Ze is heel netjes, maar ze vindt niks gek. Ze heeft in Soerabaja, op Nieuw-Guinea en in Amsterdam gewoond. In haar favoriete restaurant gaan we ‘dim-summen’. Dat zijn allemaal kleine Chinese hapjes. Wel honderd verschillende. Bernadette kent de kaart bijna uit haar hoofd. Die bestelt: 47, 63, 19 enzovoort. Heel lekker en heel gezellig.
Dus ..... nu het nog kan, neem een Indische schoonmoeder. Het is een verrijking van je leven.

‘Betoel’
 
**********************************
© 2009 Joop Quint
powered by CJ2