archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Het leven zelf delen printen terug
Ra ra, wie ben ik? Willem Minderhout

Op het eerste gezicht lijkt de oplossing van het raadsel van Snip en Snap: ‘Het is niet mijn broer, toch is het de zoon van mijn vader. Ra ra, wie is dat?’ eenvoudig te beantwoorden. ‘Ik’ natuurlijk. De vraag wat ik dan wel is, is een stuk moeilijker te beantwoorden.
Ik heeft iets te maken met ons bewustzijn. Ons bewustzijn bevindt zich niet in ons hart, zoals sommige aartsbisschoppen beweren, maar ergens in onze hersenen. Tot zover zijn de meeste mensen het wel eens. Maar waar zit dat ik dan in de hersenen? Hier beginnen de wegen zich te scheiden.

De oorzaak is waarschijnlijk dat in de biologieles wel minutieus wordt uitgelegd hoe de nieren en de ogen werken, maar de werking van de hersenen er nogal bekaaid afkomt. Ik schrijf waarschijnlijk, want mijn oudste dochter zit momenteel in een biologieloos jaar, dus ik kan deze hypothese niet toetsen aan een recent schoolboek.
Wat ik mezelf herinner is dat het sympathische en parasympathische zenuwstelsel aan de orde kwamen en dat verschillende bewustzijnsfuncties, horen en zien bijvoorbeeld, zich op bepaalde plaatsen in de grijze massa zouden bevinden. Maar waar zit dan dat ik, dat al die informatie die via de zenuwbanen de hersenen in wordt geschoten weer tot begrijpelijke informatie moet omzetten?

Deze vraag lag ten grondslag aan twee eerdere leunstoelstukjes die ik schreef naar aanleiding van tentamenvragen die uit Daniel Dennetts ‘Consciousness Explained’ vielen, dat ik op een boekenmarkt had aangeschaft. Het lukte mij echter niet om dit een beetje leuk af te ronden. Leukheid is natuurlijk wel een belangrijk criterium voor de leunstoelwaardigheid van een artikel, dus heb ik die serie niet afgemaakt. Gezakt voor mijn tentamen zogezegd.
Het stuk van Gerbrand Muller (Bestaan wij wel? in Leunstoel jrg 4, nr. 7) gaf mij nieuwe inspiratie. ‘Dat wij misschien alleen maar een verzameling neuronen zijn is voor mij een ontluisterende gedachte,’ schreef Gerbrand.
Voor mij is die gedachte allesbehalve ontluisterend. Ik begrijp ook de mensen niet die beweren dat de wetenschap de wereld zou onttoveren. Het idee dat alle materie in essentie energie is en dat die ooit, tijdens de ‘Big Bang’, uit het niets is ontstaan vervult mij juist met het allergrootste ontzag. Dat is nog eens een mysterie om U tegen te zeggen!

Niet alleen in de kosmos, maar ook in ons brein doet zich iets dergelijks voor. Hoe dieper je graaft des te minder je over schijnt te houden. Ook hier is het tegendeel het geval. Douglas Hofstadter beschrijft deze schijnbare tegenstelling tussen reductionisme en holisme magistraal in ‘Gödel, Escher, Bach’. In een van zijn prachtige dialogen laat hij een miereneter praten met een mierenhoop, Aunt Hillary (in de Nederlandse vertaling: tante Myra Hoop). Op de vraag van de schildpad of er met zulke stomme beesten als mieren te praten valt en of mieren überhaupt wel zin hebben om te praten met een natuurlijke vijand, antwoordt de miereneter dat al die mieren stuk voor stuk wel stom zijn, maar dat er met de collectiviteit, de mierenhoop, zeer goed intelligente gesprekken te voeren zijn.

Maar, stelt Gerbrand: ‘Een ervaring zonder ervaarder is onmogelijk.’
Wat stelt Gerbrand zich voor van een ervaarder? Dat er in het brein een mannetje zit, meneer Ik, die naar believen herinnerings-tapes zit af te spelen en bevelen uitvaardigt naar de rest van het lichaam? Het is een denkbaar concept, maar wie zit er dan weer in het brein van dat mannetje, om dat mannetje aan te sturen? Meneer Overik? Je raakt dan al snel gevangen in een Droste effect dat Hofstadter, in het geval van de schepper (wie schiep de schepper?), beschreef als ‘GOD over Djinn’. Waarin GOD staat voor ‘GOD over Djinn’, etc.
Het feit dat die wolk van elektrische impulsen in het brein zich op een hoog aggregatieniveau tot een ik heeft gevormd, dat zich de vraag kan stellen wat ik is, vervult mij met een enorme eerbied voor alles wat leeft en groeit en ons altijd weer boeit.

Bron: Douglas R. Hofstadter, Gödel, Escher, Bach: an Eternal Golden Braid, 1979
De illustratie is afkomstig van www.anja-mystery.be
 
**********************************************
Uitgave van De Leunstoel wordt mede mogelijk
gemaakt door donaties van:
Barbara Muller, Katharina Kouwenhoven, Hans Meijer,
Ruurd Kunnen, Beer Meijer, Carlo van Praag, J.Bakker,
Evelien Polter, Mabel Amber en Frits Hoorweg.


© 2007 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "Het leven zelf" -
Beschouwingen > Het leven zelf
Ra ra, wie ben ik? Willem Minderhout
Op het eerste gezicht lijkt de oplossing van het raadsel van Snip en Snap: ‘Het is niet mijn broer, toch is het de zoon van mijn vader. Ra ra, wie is dat?’ eenvoudig te beantwoorden. ‘Ik’ natuurlijk. De vraag wat ik dan wel is, is een stuk moeilijker te beantwoorden.
Ik heeft iets te maken met ons bewustzijn. Ons bewustzijn bevindt zich niet in ons hart, zoals sommige aartsbisschoppen beweren, maar ergens in onze hersenen. Tot zover zijn de meeste mensen het wel eens. Maar waar zit dat ik dan in de hersenen? Hier beginnen de wegen zich te scheiden.

De oorzaak is waarschijnlijk dat in de biologieles wel minutieus wordt uitgelegd hoe de nieren en de ogen werken, maar de werking van de hersenen er nogal bekaaid afkomt. Ik schrijf waarschijnlijk, want mijn oudste dochter zit momenteel in een biologieloos jaar, dus ik kan deze hypothese niet toetsen aan een recent schoolboek.
Wat ik mezelf herinner is dat het sympathische en parasympathische zenuwstelsel aan de orde kwamen en dat verschillende bewustzijnsfuncties, horen en zien bijvoorbeeld, zich op bepaalde plaatsen in de grijze massa zouden bevinden. Maar waar zit dan dat ik, dat al die informatie die via de zenuwbanen de hersenen in wordt geschoten weer tot begrijpelijke informatie moet omzetten?

Deze vraag lag ten grondslag aan twee eerdere leunstoelstukjes die ik schreef naar aanleiding van tentamenvragen die uit Daniel Dennetts ‘Consciousness Explained’ vielen, dat ik op een boekenmarkt had aangeschaft. Het lukte mij echter niet om dit een beetje leuk af te ronden. Leukheid is natuurlijk wel een belangrijk criterium voor de leunstoelwaardigheid van een artikel, dus heb ik die serie niet afgemaakt. Gezakt voor mijn tentamen zogezegd.
Het stuk van Gerbrand Muller (Bestaan wij wel? in Leunstoel jrg 4, nr. 7) gaf mij nieuwe inspiratie. ‘Dat wij misschien alleen maar een verzameling neuronen zijn is voor mij een ontluisterende gedachte,’ schreef Gerbrand.
Voor mij is die gedachte allesbehalve ontluisterend. Ik begrijp ook de mensen niet die beweren dat de wetenschap de wereld zou onttoveren. Het idee dat alle materie in essentie energie is en dat die ooit, tijdens de ‘Big Bang’, uit het niets is ontstaan vervult mij juist met het allergrootste ontzag. Dat is nog eens een mysterie om U tegen te zeggen!

Niet alleen in de kosmos, maar ook in ons brein doet zich iets dergelijks voor. Hoe dieper je graaft des te minder je over schijnt te houden. Ook hier is het tegendeel het geval. Douglas Hofstadter beschrijft deze schijnbare tegenstelling tussen reductionisme en holisme magistraal in ‘Gödel, Escher, Bach’. In een van zijn prachtige dialogen laat hij een miereneter praten met een mierenhoop, Aunt Hillary (in de Nederlandse vertaling: tante Myra Hoop). Op de vraag van de schildpad of er met zulke stomme beesten als mieren te praten valt en of mieren überhaupt wel zin hebben om te praten met een natuurlijke vijand, antwoordt de miereneter dat al die mieren stuk voor stuk wel stom zijn, maar dat er met de collectiviteit, de mierenhoop, zeer goed intelligente gesprekken te voeren zijn.

Maar, stelt Gerbrand: ‘Een ervaring zonder ervaarder is onmogelijk.’
Wat stelt Gerbrand zich voor van een ervaarder? Dat er in het brein een mannetje zit, meneer Ik, die naar believen herinnerings-tapes zit af te spelen en bevelen uitvaardigt naar de rest van het lichaam? Het is een denkbaar concept, maar wie zit er dan weer in het brein van dat mannetje, om dat mannetje aan te sturen? Meneer Overik? Je raakt dan al snel gevangen in een Droste effect dat Hofstadter, in het geval van de schepper (wie schiep de schepper?), beschreef als ‘GOD over Djinn’. Waarin GOD staat voor ‘GOD over Djinn’, etc.
Het feit dat die wolk van elektrische impulsen in het brein zich op een hoog aggregatieniveau tot een ik heeft gevormd, dat zich de vraag kan stellen wat ik is, vervult mij met een enorme eerbied voor alles wat leeft en groeit en ons altijd weer boeit.

Bron: Douglas R. Hofstadter, Gödel, Escher, Bach: an Eternal Golden Braid, 1979
De illustratie is afkomstig van www.anja-mystery.be
 
**********************************************
Uitgave van De Leunstoel wordt mede mogelijk
gemaakt door donaties van:
Barbara Muller, Katharina Kouwenhoven, Hans Meijer,
Ruurd Kunnen, Beer Meijer, Carlo van Praag, J.Bakker,
Evelien Polter, Mabel Amber en Frits Hoorweg.
© 2007 Willem Minderhout
powered by CJ2