archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Het leven zelf delen printen terug
Ergernis 28 Mabel Amber

0405BS Ergernis28
Ooit besloot ik een lijst aan te leggen van ergernissen. Het werden er duizend-en-één, en in een vloek en een zucht stonden ze op papier. Ik hoefde ze helemaal niet moeizaam te bedenken of ze er met de haren bij te slepen. Hieruit kan men twee conclusies trekken: òf ik ben een persoon die zich snel ergert, zelfs voortdurend aan van alles en nog wat, òf het leven bestaat uit vooral veel kleine en grote ergernissen. Ikzelf houd het op een combinatie van beide conclusies. Soms neem ik me voor mijzelf te ‘genezen’ van dit niet-medische syndroom, zich ergeren, maar mijn voornemen lijdt al snel schipbreuk en overigens merk ik niet eens dat ik weer op een klip zit.
Dan is er de vraag of een zich voortdurend ergerend persoon het predikaat ‘kritisch’ mag hanteren in relatie tot zichzelf en eigenlijk geloof ik van niet. Voor de duidelijkheid, ik bedoel dat kritisch inzicht niet synoniem is aan ergernis. Enkele jaren geleden ergerde ik mij groen en geel, steeds erger en alaan vaker aan een man met wie ik platonische betrekkingen onderhield; die man op zijn beurt ergerde zich dat het kraakte en luidop bovendien maar zonder evenwel een vleugje humor, en hij betitelde zichzelf als een ‘kritisch” individu. Hij was wel zo voorzichtig om zich niet, althans niet uitgesproken, aan mijn persoontje te ergeren, simpelweg omdat ik al zijn ergernissen moest aanhoren en zo mogelijk bijval geven. Voor mijn eigen ergernissen schoot er geen tijd op over en die enkele keer dat ik ook eens een ergernisje ten beste gaf kreeg ik geen bijval, sterker, ik moest zijn kritiek op mijn ergernis incasseren! Maar dit deed voor mij de deur dicht, ik heb gezegd ‘Jongen, ga jij je maar in je eentje zitten ergeren, ik zoek wel iemand die beter past bij mijn ergernissen, succes nog.’

Eigenlijk was ik niet van plan uit te wijden over de omgang met dit figuur, het was eruit voor ik er erg in had, misschien omdat een en ander mijn vermoeden illustreert dat er overeenstemming dient te bestaan tussen jouw ergernissen en die van de mensen met wie je omgaat (?). Zou dat net zo belangrijk zijn als congruentie in plezier? Daar mag iedereen wat mij betreft over nadenken, tenslotte staat dit stukje op een internetsite voor ‘rustige mensen’. Maar komaan, terzake, het presenteren van mijn Duizend Ergernissen is niet perse een aanloop tot nagelaten bekentenissen of zelfs persoonlijke afrekeningen.

Zouden mijn ergernissen nog geldig zijn, dat wil zeggen, zou ik mij nog immer, in dezelfde mate bovendien, ergeren indien de betreffende ergerlijkheden zich voordoen? Welnu, ik heb mijn oog over de kolommen laten glijden en ik kan zeggen: jawel. En dàt beste lezers, dat is nu het leuke van ergernissen, ze zijn tijdloos. Ergernis is van alle tijden, van alle volkeren, van alle mensen, mannen en vrouwen gelijk, jong en oud, overal en altijd ergeren mensen zich. En niet zelden om dezelfde dingen - neem nu zoiets als de rafelende rand van een vingernagel waarmee je om de haverklap vasthaakt, vooral in rulle kleding, zoals truien of panty’s of fijn weefsel, we denken aan kant en tule. Anno tweeduizendzes veroorzaakt genoemd euvel ergernis maar in het jaar dertienhonderdzes niet minder. Ook toen moet een vrouw een blik van afschuw hebben geworpen op de fikse haal die ze met haar gerafelde nagelrand in haar halsdoek van teer Brussels kant had getrokken toen ze hem omdeed. Reken maar dat er een krachtterm aan haar middeleeuwse lippen ontsnapte, die ik hier niet kan weergeven omdat haar taal is achtergebleven in de tijd, maar haar ontzetting is mij achterna gereisd. Zo’n prachtig doek, waarmee ze haar minnaar ’s avonds tegemoet wil treden, ginder over de velden tegen de bosrand aan waar hij op haar zal wachten, wat heeft ze er naar uitgezien om eindelijk weer in zijn armen te liggen, wat heeft ze zich er op verheugd hem te bekoren mét die doek om haar blanke hals, die ragfijne stola van donkerblauw kant, zo teer als het spinneweb waar in de vroege ochtendzon de dauw op schittert, en kijk nu verdomme eens, het hele ding is bekans aan flarden!

Mijn hersens jeuken om hierop door te gaan, hoe moet bijvoorbeeld het middeleeuwse dienstmeisje tegenover haar meesteres de kapotte stola verantwoorden, als zij immers de enige is die de sleutel van de garderobekast bezit? Aha, dit is dus geen ergernis meer, nee, het is inmiddels een kleine ramp geworden. Die hakende nagel aan haar linker wijsvinger is nu de oorzaak van een hele trits gevolgen waarvan de meest voor de hand liggende is dat het dienstmeisje de laan wordt uitgestuurd. Maar dat weet zij nog niet zeker en ze zal het ook nooit weten want ik maak de historie niet af.

Nochtans heeft dit verhaal een moraal: erger je niet nodeloos en neem indien mogelijk tijdig maatregelen. Vijl een ingescheurde of brokkelige nagel meteen glad of knip anders de gehele bovenrand er schoon af. Lastig wordt het wanneer je niet thuis bent en je dus niet kunt beschikken over een nagelvijl en/of schaar. Zo zou je een hele dag moeten doorbrengen met die vermaledijde hakende nagel en de erbij behorende ergernis. Vanuit mijn persoonlijke ervaring weet ik dat het heel goed mogelijk is een brokkelige nagelrand onschadelijk te maken met behulp van een stoeptegel, of, indien je je in de buurt van een toilet bevindt, de nagel af te schuren over de voegnaad tussen sanitairtegels. Sommige toiletten zijn echter niet betegeld en dan heb je pech; toch maar weer naar buiten om, gehurkt, met de betreffende vinger zachtjes heen en weer te schuren over het grijze oppervlak, en in Amsterdam geldt: zo ver mogelijk van de dichtstbijzijnde hondendrol vandaan. Helemaal lastig wordt het wanneer je in een bos loopt, ik hoef niet uit te leggen waarom. Een ruw, plat steentje zou uitkomst bieden maar die vind je aan rivieroevers, niet in een bos vol naalden en bla’ren. Afscheuren of afbijten heb ik altijd riskant gevonden, de kans bestaat dat je de nagel scheef trekt tot in het leven en dat is geen ergernis meer, dat is pijn lijden. Neem altijd een knipper of vijltje of schaartje mee, zou ik iedereen met klem willen aanraden, althans, die medemensen die regelmatig met genoemde ergernis kampen.

Ik had heel graag het nummer van deze ergernis uit mijn lijst willen vermelden, maar ben vergeten deze te noteren toen ik hem uitkoos, nu zou ik al die drieëndertig A-viertjes moeten naspeuren, wijsvingertje erbij, op zoek naar het onderwerp van dit stukje, wàt een ergernis.
Laat ik het zo doen, ik voeg de nummers 27 en 28 samen, dat kan heel goed, en dan is nummer 28: een rafelende vingernagel. En die hebben we dus net gehad. In de volgende aflevering behandel ik ergernis nummer 27. Mis hem niet lezers!
 
*********************************
Wilt u meer weten over hyperventilatie?




© 2006 Mabel Amber meer Mabel Amber - meer "Het leven zelf" -
Beschouwingen > Het leven zelf
Ergernis 28 Mabel Amber
0405BS Ergernis28
Ooit besloot ik een lijst aan te leggen van ergernissen. Het werden er duizend-en-één, en in een vloek en een zucht stonden ze op papier. Ik hoefde ze helemaal niet moeizaam te bedenken of ze er met de haren bij te slepen. Hieruit kan men twee conclusies trekken: òf ik ben een persoon die zich snel ergert, zelfs voortdurend aan van alles en nog wat, òf het leven bestaat uit vooral veel kleine en grote ergernissen. Ikzelf houd het op een combinatie van beide conclusies. Soms neem ik me voor mijzelf te ‘genezen’ van dit niet-medische syndroom, zich ergeren, maar mijn voornemen lijdt al snel schipbreuk en overigens merk ik niet eens dat ik weer op een klip zit.
Dan is er de vraag of een zich voortdurend ergerend persoon het predikaat ‘kritisch’ mag hanteren in relatie tot zichzelf en eigenlijk geloof ik van niet. Voor de duidelijkheid, ik bedoel dat kritisch inzicht niet synoniem is aan ergernis. Enkele jaren geleden ergerde ik mij groen en geel, steeds erger en alaan vaker aan een man met wie ik platonische betrekkingen onderhield; die man op zijn beurt ergerde zich dat het kraakte en luidop bovendien maar zonder evenwel een vleugje humor, en hij betitelde zichzelf als een ‘kritisch” individu. Hij was wel zo voorzichtig om zich niet, althans niet uitgesproken, aan mijn persoontje te ergeren, simpelweg omdat ik al zijn ergernissen moest aanhoren en zo mogelijk bijval geven. Voor mijn eigen ergernissen schoot er geen tijd op over en die enkele keer dat ik ook eens een ergernisje ten beste gaf kreeg ik geen bijval, sterker, ik moest zijn kritiek op mijn ergernis incasseren! Maar dit deed voor mij de deur dicht, ik heb gezegd ‘Jongen, ga jij je maar in je eentje zitten ergeren, ik zoek wel iemand die beter past bij mijn ergernissen, succes nog.’

Eigenlijk was ik niet van plan uit te wijden over de omgang met dit figuur, het was eruit voor ik er erg in had, misschien omdat een en ander mijn vermoeden illustreert dat er overeenstemming dient te bestaan tussen jouw ergernissen en die van de mensen met wie je omgaat (?). Zou dat net zo belangrijk zijn als congruentie in plezier? Daar mag iedereen wat mij betreft over nadenken, tenslotte staat dit stukje op een internetsite voor ‘rustige mensen’. Maar komaan, terzake, het presenteren van mijn Duizend Ergernissen is niet perse een aanloop tot nagelaten bekentenissen of zelfs persoonlijke afrekeningen.

Zouden mijn ergernissen nog geldig zijn, dat wil zeggen, zou ik mij nog immer, in dezelfde mate bovendien, ergeren indien de betreffende ergerlijkheden zich voordoen? Welnu, ik heb mijn oog over de kolommen laten glijden en ik kan zeggen: jawel. En dàt beste lezers, dat is nu het leuke van ergernissen, ze zijn tijdloos. Ergernis is van alle tijden, van alle volkeren, van alle mensen, mannen en vrouwen gelijk, jong en oud, overal en altijd ergeren mensen zich. En niet zelden om dezelfde dingen - neem nu zoiets als de rafelende rand van een vingernagel waarmee je om de haverklap vasthaakt, vooral in rulle kleding, zoals truien of panty’s of fijn weefsel, we denken aan kant en tule. Anno tweeduizendzes veroorzaakt genoemd euvel ergernis maar in het jaar dertienhonderdzes niet minder. Ook toen moet een vrouw een blik van afschuw hebben geworpen op de fikse haal die ze met haar gerafelde nagelrand in haar halsdoek van teer Brussels kant had getrokken toen ze hem omdeed. Reken maar dat er een krachtterm aan haar middeleeuwse lippen ontsnapte, die ik hier niet kan weergeven omdat haar taal is achtergebleven in de tijd, maar haar ontzetting is mij achterna gereisd. Zo’n prachtig doek, waarmee ze haar minnaar ’s avonds tegemoet wil treden, ginder over de velden tegen de bosrand aan waar hij op haar zal wachten, wat heeft ze er naar uitgezien om eindelijk weer in zijn armen te liggen, wat heeft ze zich er op verheugd hem te bekoren mét die doek om haar blanke hals, die ragfijne stola van donkerblauw kant, zo teer als het spinneweb waar in de vroege ochtendzon de dauw op schittert, en kijk nu verdomme eens, het hele ding is bekans aan flarden!

Mijn hersens jeuken om hierop door te gaan, hoe moet bijvoorbeeld het middeleeuwse dienstmeisje tegenover haar meesteres de kapotte stola verantwoorden, als zij immers de enige is die de sleutel van de garderobekast bezit? Aha, dit is dus geen ergernis meer, nee, het is inmiddels een kleine ramp geworden. Die hakende nagel aan haar linker wijsvinger is nu de oorzaak van een hele trits gevolgen waarvan de meest voor de hand liggende is dat het dienstmeisje de laan wordt uitgestuurd. Maar dat weet zij nog niet zeker en ze zal het ook nooit weten want ik maak de historie niet af.

Nochtans heeft dit verhaal een moraal: erger je niet nodeloos en neem indien mogelijk tijdig maatregelen. Vijl een ingescheurde of brokkelige nagel meteen glad of knip anders de gehele bovenrand er schoon af. Lastig wordt het wanneer je niet thuis bent en je dus niet kunt beschikken over een nagelvijl en/of schaar. Zo zou je een hele dag moeten doorbrengen met die vermaledijde hakende nagel en de erbij behorende ergernis. Vanuit mijn persoonlijke ervaring weet ik dat het heel goed mogelijk is een brokkelige nagelrand onschadelijk te maken met behulp van een stoeptegel, of, indien je je in de buurt van een toilet bevindt, de nagel af te schuren over de voegnaad tussen sanitairtegels. Sommige toiletten zijn echter niet betegeld en dan heb je pech; toch maar weer naar buiten om, gehurkt, met de betreffende vinger zachtjes heen en weer te schuren over het grijze oppervlak, en in Amsterdam geldt: zo ver mogelijk van de dichtstbijzijnde hondendrol vandaan. Helemaal lastig wordt het wanneer je in een bos loopt, ik hoef niet uit te leggen waarom. Een ruw, plat steentje zou uitkomst bieden maar die vind je aan rivieroevers, niet in een bos vol naalden en bla’ren. Afscheuren of afbijten heb ik altijd riskant gevonden, de kans bestaat dat je de nagel scheef trekt tot in het leven en dat is geen ergernis meer, dat is pijn lijden. Neem altijd een knipper of vijltje of schaartje mee, zou ik iedereen met klem willen aanraden, althans, die medemensen die regelmatig met genoemde ergernis kampen.

Ik had heel graag het nummer van deze ergernis uit mijn lijst willen vermelden, maar ben vergeten deze te noteren toen ik hem uitkoos, nu zou ik al die drieëndertig A-viertjes moeten naspeuren, wijsvingertje erbij, op zoek naar het onderwerp van dit stukje, wàt een ergernis.
Laat ik het zo doen, ik voeg de nummers 27 en 28 samen, dat kan heel goed, en dan is nummer 28: een rafelende vingernagel. En die hebben we dus net gehad. In de volgende aflevering behandel ik ergernis nummer 27. Mis hem niet lezers!
 
*********************************
Wilt u meer weten over hyperventilatie?


© 2006 Mabel Amber
powered by CJ2