archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Beschouwingen > Brief uit ... | ||||
Vliegende deuren boven het Ketelmeer | Willem Minderhout | |||
Ik e-mailde Martijn de Jonge met de vraag of ik een keer met hem mee mocht op zeearendenjacht. Per kerende mail vroeg hij mij of de volgende ochtend om zes uur me goed uitkwam. Waarom ook niet? Ik ben niet zo’n matineus type, maar voor zo’n buitenkans wil ik best wel vroeg mijn bed uit komen. Ik had namelijk nog nooit een zeearend in het wild gezien. Om vier uur ging de wekker en ik sprong snel in mijn auto om op tijd in Schokkerhaven te zijn. Ik kende Martijn van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie (NJN), een piepklein jeugdbondje, dit jaar honderd jaar oud, waaraan de voormalige leden – ‘Ouwe Sokken’ in het NJN-dieventaaltje – met veel weemoed terugdenken. We hadden elkaar al meer dan veertig jaar niet gezien. Martijn, die ook bij de NJN al altijd met een camera liep te zeulen, bouwde een carrière op als persfotograaf. Zijn foto’s van de Amsterdamse kraakscene en punkconcerten in Paradiso en omstreken waren indertijd nogal befaamd. Dankzij de wonderen van de sociale media was ik weer met Martijn in contact gekomen. Op Facebook publiceert hij prachtige foto’s van zeearenden. Hij heeft er zelfs onlangs een boek over geschreven: ‘De Zeearend in Nederland. In vijftien jaar naar vijftien paar’. Dat boek is alleen al vanwege de foto’s een feest om te bekijken en het staat ook nog eens vol met alles wat je ooit over zeearenden zou kunnen willen weten. Ik arriveerde mooi op tijd in Schokkerhaven, een haventje aan het Ketelmeer vlak bij het modernistische modeldorp Nagele in de Noordoostpolder. In het licht van een prachtige zonsopgang zag ik Martijn in mijn richting lopen. Veertig jaar versmolt alsof er nauwelijks tijd verstreken was. Nou ja, we hadden iets doorgroefdere koppen gekregen, maar wat zou dat. Op dat moment flitste er een azuren ijsvogeltje voorbij. Deze dag kon al niet meer stuk. Martijn en zijn vrouw zijn een jaar of drie geleden vanuit Amsterdam in Schokkerhaven beland. Als fanatieke zeilers waren ze hier terechtgekomen en gelijk verliefd geworden op de rust en de ruimte. Toen er een huis te koop bleek te staan hebben ze niet lang getalmd. Ze wonen in een van de woningen die het haventje omzomen. In al die huizen wonen watersportliefhebbers met hun boot voor de deur. De achtertuin grenst aan het Ketelmeer. En bij het Ketelmeer broedt een paar zeearenden, de vogels die Martijn al tientallen jaren gefascineerd volgt. We gooiden de trossen los en voeren het Ketelmeer op, richting de mond van de IJssel bij Kampen. Vrij snel zagen we een havik vliegen. Klein bier vergeleken met een zeearend, maar een gunstig voorteken. Verder was het heerlijk weer en wemelde het rond het IJsseloog van de zilverreigers en lepelaars, dus wat mij betreft was de dag al geslaagd. We voeren tot de Eilandbrug en daarna weer een stukje terug naar een eiland in de IJsselmonding waar de zeearenden volgens Martijn altijd zitten. Ik moest het nog zien. We gooiden het anker uit en ik stelde me in op een lange tijd wachten. ‘Kijk, daar zit ie’, zei Martijn en inderdaad: mijn eerste ‘vliegende deur’ zat op zo’n honderd meter afstand in de top van een boom. Nog indrukwekkender dan ik het me had voorgesteld. We hoefden niet lang te wachten of hij kreeg gezelschap van zijn partner. Verderop hoorden we een jong schreeuwen. Die had blijkbaar honger. Volgens Martijn moesten er twee of drie gezonde jongen het nest verlaten hebben. Dat zou een fantastisch broedresultaat zijn geweest. We zagen er uiteindelijk slechts eentje. De arenden zaten gezellig met elkaar te keuvelen in een boom. Af en toe vlogen ze een rondje zodat ik ze in hun volle majesteit kon zien. Het Ketelmeer blijkt een luilekkerland voor ze te zijn. Een paar keer zijn ze een minuut of tien verdwenen om terug te keren met een forse vis in hun klauwen. Het schreeuwende jong houdt nu ook zijn snavel. Blijkbaar heeft hij een van die vissen te eten gekregen. ‘Er is hier altijd wel wat te eten voor ze’, zegt Martijn. ‘Vis is populair, maar ze pakken ook regelmatig een meerkoet.’ Zeearenden broeden hier nog maar sinds 2006, lees ik later in Martijns boek. Hij beschrijft hoe deze vogels stap voor stap vanuit de Oostzeelanden deze kant zijn uitgekomen en zich steeds meer thuis zijn gaan voelen in Nederland. Ik kreeg stellig de indruk dat ze zich hier prima op hun plaats voelen. Dat vind ik een hele mooie ontwikkeling. Martijn de Jonge (2020), De Zeearend in Nederland. In 15 jaar naar 15 paar. ------- De bovenste foto is van Martijn de Jonge. De tweede is van de schrijver: 'zijn eerste zeearend'. |
||||
© 2020 Willem Minderhout | ||||
powered by CJ2 |