archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Brief uit ... delen printen terug
Smalle marges, malle charges Ewout Klei

1403BS ChargesJesse Klaver droomt van een links kabinet en Thierry Baudet van een ontploffing van het partijbestel. De marge van democratische politiek is echter smal. Daartegen helpen geen malle charges.

In Vrij Nederland van 8 december 2012 schreef Anet Bleich, biografe van PvdA-premier Joop den Uyl, een kritisch artikel over PvdA-leider Diederik Samsom. Volgens haar was Diederik geen Joop. Hiervoor was het tweede kabinet-Rutte in haar ogen namelijk niet links genoeg.
Hoewel Bleich hiermee een open deur intrapte legde ze in haar artikel de vinger bij een belangrijk politiek probleem, namelijk dat het in de democratie erg moeilijk is om helemaal je zin te krijgen. Een regering die helemaal links of helemaal rechts is, is in Nederland vrijwel onmogelijk.

‘Antikapitalistische struktuurhervormingen’
De Pacifistisch Socialistische Partij, in 1991 opgegaan in GroenLinks, wenste een regering die helemaal links was. De partij formuleerde in 1977 daarom enkele voorwaarden waaronder de PSP bereid was tot regeringsdeelname en een regeerakkoord:

Als eerste voorwaarde moet er een reële basis aanwezig zijn tot de vorming van een linkse parlementaire meerderheid en moeten partijen die streven naar behoud van het kapitalistisch stelsel voor een dergelijk akkoord worden uitgesloten.

Verder moet een linkse regering niet alleen steunen op een parlementaire meerderheid, maar tevens berusten op een wisselwerking met buitenparlementaire machtsvorming van een strijdende basis in buurten en bedrijven.

Tenslotte moet een dergelijk akkoord getoetst worden aan de bijdrage die het functioneren van een regeerakkoord levert aan de socialistische machtsvorming en bewustwording aan de basis om mede daardoor resultaten te kunnen behalen in de strijd voor antikapitalistische structuurhervormingen.

De PSP ging dus heel erg ver en wilde alleen in de regering stappen als die regering een radicaal antikapitalistisch beleid zou gaan uitvoeren, als de PSP helemaal haar zin zou krijgen. De PSP was bovendien kritisch over het parlement en zocht ook hierbuiten naar legitimiteit. Het kabinet-Den Uyl, dat de geschiedenis is ingegaan als het meest linkse kabinet van Nederland ooit, kon in de ogen van PSP-Kamerlid Fred van der Spek helemaal niets goeds doen.

Keerpunt ‘72
Den Uyl was natuurlijk minder radicaal dan de PSP. Over het probleem dat je in de democratie moeilijk je zin krijgt schreef hij in 1970 in Socialisme en Democratie het beroemde artikel ‘De smalle marge van democratische politiek’. De PvdA-voorman, toen nog leider van de grootste oppositiepartij, keerde zich in dit stuk met name tegen de radicaal-linkse opvatting dat via buitenparlementaire acties politieke veranderingen moesten worden afgedwongen. Iets wat nu weer helemaal actueel is.

Den Uyl stond niettemin een radicale politiek voor. Hij vond – net als Jesse Klaver later – dat links moest streven naar een progressieve meerderheidsregering, die op basis van een van te voren afgesproken regeerakkoord voor veranderingen moest zorgen. Alleen via deze weg konden maatschappelijke hervormingsplannen uitgevoerd worden.
Het programma Keerpunt ’72 , waaraan PvdA, D66 en de Politieke Partij Radikalen (een andere voorloper van GroenLinks) zich committeerden, was de uitwerking van Den Uyls theorie. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1972 behaalden de Keerpuntpartijen echter geen parlementaire meerderheid, met als gevolg dat ze in 1973 alsnog moesten samenwerken met de christelijke partijen KVP en ARP.

De christelijke partijen namen in het kabinet desalniettemin een ondergeschikte positie in, want het beleid van Keerpunt moest leidend zijn. Gevolg hiervan was dat D’66-minister Hans Gruijters en vooral KVP-minister Dries van Agt zich steeds meer begonnen te ergeren aan het progressieve gedram en dat het kabinet begin 1977 door toedoen van Van Agt ten val kwam. De marge van democratische politiek bleek in de praktijk dus nog smaller dan dat Den Uyl had gevreesd.

Nederland coalitieland
Dat de marge zo smal is komt omdat ons land een coalitieland is. Geen enkele politieke partij is er ooit in geslaagd over een parlementaire meerderheid te beschikken. De rechtse partijen beschikken decennialang samen over net iets meer zetels dan de linkse partijen, een gegeven dat een linkse coalitie tot nog toe onmogelijk maakt. Helaas pindakaas Jesse Klaver.

Over rechts is het wel mogelijk om een kabinet te vormen dat over een parlementaire meerderheid beschikt, maar dat werkt nu niet meer. Tussen 1982 en 1989 regeerden CDA en VVD Nederland en werd de economische crisis opgelost, maar na die tijd hebben beide centrumrechtse partijen (helaas) nooit meer alleen met zijn tweetjes kunnen regeren.

In 2003 was D66 nodig en in 2010 de PVV. Beide keren zorgde de derde partner er voor dat het kabinet viel. D66 liet in 2006 Balkenende II vallen omdat de partij zich niet plezierig voelde tussen twee rechtse partijen. De druppel was het optreden van Rita Verdonk, de nogal populistische VVD-minister die daarna tevergeefs een gooi deed naar het partijleiderschap en ten slotte roemloos ten onder ging met Trots op Nederland. Het in 2010 aangetreden kabinet-Rutte I was nog veel instabieler, omdat men afhankelijk was van de gedoogsteun van de onbetrouwbare PVV. Halverwege de rit moest de SGP voor extra gedoogsteun zorgen. In 2012 viel dit meest rechtse kabinet uit de Nederlandse geschiedenis, omdat Geert Wilders het nogal beeldende advies van Jolande Sap had opgevolgd en de stekker eruit had getrokken.

De politieke partijen die het meest in aanmerking komen om te regeren zijn grote partijen die niet al te extreme standpunten verkondigen: PvdA en VVD, en tot voor kort ook het nu flink gemarginaliseerde CDA. Andere partijen zijn vaak te klein en daarom niet nodig om een parlementaire meerderheid te vormen, of hebben standpunten die te ver afstaan van het politieke midden. D66, de ChristenUnie en in de jaren zeventig DS’70 (een rechtse afsplitsing van de PvdA) en de PPR hebben als kleinere partijen in het regeringsbootje gezeten, maar ze konden daar maar weinig invloed uitoefenen. De SP is nooit in de regering terecht gekomen, en de PVV gaf alleen maar gedoogsteun.

Kleine principiële partijen zoals vroeger de PSP en tegenwoordig de SGP, de Partij voor de Dieren, DENK, de Piratenpartij, VNL en het Forum voor Democratie maken ten slotte alleen als de politieke omstandigheden zeer extreem zijn een kansje om in de coalitie te komen, maar alleen als gedoogpartner. Zelfs dan is de invloed klein: Nederland zal niet veranderen in een christelijke theocratie, Animal Farm, de Ottomaanse Vilayet Kuzustan of een piratennest, maar zal uiteraard wel in de EU blijven. Kleine partijen willen het meest, maar krijgen het minst.

Compromisbereidheid is noodzakelijk
De geschiedenis leert dus dat je nooit helemaal je zin kunt krijgen en compromissen moet sluiten die soms pijnlijk zijn. Natuurlijk moeten partijen niet hun ziel en zaligheid verkopen voor een schotel linzenmoes, maar een beetje compromisbereidheid is noodzakelijk om te kunnen regeren. Roepen vanaf de zijlijn dat alles anders moet en kan is heel makkelijk, maar ook als ze in de regering komen zullen Jesse Klaver, Emile Roemer, Marianne Thieme, Sylvana Simons, Jan Roos, Thierry Baudet en al die anderen maar weinig voor elkaar boksen. Alexander Pechtold en Sybrand Buma doen dat op het regeringspluche wel, maar hun plannetjes met Nederland zijn dan ook niet zo wild.

Diederik Samsom is geen Joop den Uyl, daarvoor is de marge van democratische politiek te smal. Zelfs Joop den Uyl was niet de Joop den Uyl die hij wilde zijn. De werkelijkheid is immers meestal niet zo fijn als het idealiter zou moeten zijn. En dat is misschien maar goed ook. Liever smalle marges dan malle charges, leerde Pieter Jongeling van het Gereformeerd Politiek Verbond, het ‘geweten van de Tweede Kamer’, namelijk ooit.

---------
De tekening is van Linda Hulshof
Meer informatie op: www.lindahulshof.nl

© 2016 Ewout Klei meer Ewout Klei - meer "Brief uit ..." -
Beschouwingen > Brief uit ...
Smalle marges, malle charges Ewout Klei
1403BS ChargesJesse Klaver droomt van een links kabinet en Thierry Baudet van een ontploffing van het partijbestel. De marge van democratische politiek is echter smal. Daartegen helpen geen malle charges.

In Vrij Nederland van 8 december 2012 schreef Anet Bleich, biografe van PvdA-premier Joop den Uyl, een kritisch artikel over PvdA-leider Diederik Samsom. Volgens haar was Diederik geen Joop. Hiervoor was het tweede kabinet-Rutte in haar ogen namelijk niet links genoeg.
Hoewel Bleich hiermee een open deur intrapte legde ze in haar artikel de vinger bij een belangrijk politiek probleem, namelijk dat het in de democratie erg moeilijk is om helemaal je zin te krijgen. Een regering die helemaal links of helemaal rechts is, is in Nederland vrijwel onmogelijk.

‘Antikapitalistische struktuurhervormingen’
De Pacifistisch Socialistische Partij, in 1991 opgegaan in GroenLinks, wenste een regering die helemaal links was. De partij formuleerde in 1977 daarom enkele voorwaarden waaronder de PSP bereid was tot regeringsdeelname en een regeerakkoord:

Als eerste voorwaarde moet er een reële basis aanwezig zijn tot de vorming van een linkse parlementaire meerderheid en moeten partijen die streven naar behoud van het kapitalistisch stelsel voor een dergelijk akkoord worden uitgesloten.

Verder moet een linkse regering niet alleen steunen op een parlementaire meerderheid, maar tevens berusten op een wisselwerking met buitenparlementaire machtsvorming van een strijdende basis in buurten en bedrijven.

Tenslotte moet een dergelijk akkoord getoetst worden aan de bijdrage die het functioneren van een regeerakkoord levert aan de socialistische machtsvorming en bewustwording aan de basis om mede daardoor resultaten te kunnen behalen in de strijd voor antikapitalistische structuurhervormingen.

De PSP ging dus heel erg ver en wilde alleen in de regering stappen als die regering een radicaal antikapitalistisch beleid zou gaan uitvoeren, als de PSP helemaal haar zin zou krijgen. De PSP was bovendien kritisch over het parlement en zocht ook hierbuiten naar legitimiteit. Het kabinet-Den Uyl, dat de geschiedenis is ingegaan als het meest linkse kabinet van Nederland ooit, kon in de ogen van PSP-Kamerlid Fred van der Spek helemaal niets goeds doen.

Keerpunt ‘72
Den Uyl was natuurlijk minder radicaal dan de PSP. Over het probleem dat je in de democratie moeilijk je zin krijgt schreef hij in 1970 in Socialisme en Democratie het beroemde artikel ‘De smalle marge van democratische politiek’. De PvdA-voorman, toen nog leider van de grootste oppositiepartij, keerde zich in dit stuk met name tegen de radicaal-linkse opvatting dat via buitenparlementaire acties politieke veranderingen moesten worden afgedwongen. Iets wat nu weer helemaal actueel is.

Den Uyl stond niettemin een radicale politiek voor. Hij vond – net als Jesse Klaver later – dat links moest streven naar een progressieve meerderheidsregering, die op basis van een van te voren afgesproken regeerakkoord voor veranderingen moest zorgen. Alleen via deze weg konden maatschappelijke hervormingsplannen uitgevoerd worden.
Het programma Keerpunt ’72 , waaraan PvdA, D66 en de Politieke Partij Radikalen (een andere voorloper van GroenLinks) zich committeerden, was de uitwerking van Den Uyls theorie. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1972 behaalden de Keerpuntpartijen echter geen parlementaire meerderheid, met als gevolg dat ze in 1973 alsnog moesten samenwerken met de christelijke partijen KVP en ARP.

De christelijke partijen namen in het kabinet desalniettemin een ondergeschikte positie in, want het beleid van Keerpunt moest leidend zijn. Gevolg hiervan was dat D’66-minister Hans Gruijters en vooral KVP-minister Dries van Agt zich steeds meer begonnen te ergeren aan het progressieve gedram en dat het kabinet begin 1977 door toedoen van Van Agt ten val kwam. De marge van democratische politiek bleek in de praktijk dus nog smaller dan dat Den Uyl had gevreesd.

Nederland coalitieland
Dat de marge zo smal is komt omdat ons land een coalitieland is. Geen enkele politieke partij is er ooit in geslaagd over een parlementaire meerderheid te beschikken. De rechtse partijen beschikken decennialang samen over net iets meer zetels dan de linkse partijen, een gegeven dat een linkse coalitie tot nog toe onmogelijk maakt. Helaas pindakaas Jesse Klaver.

Over rechts is het wel mogelijk om een kabinet te vormen dat over een parlementaire meerderheid beschikt, maar dat werkt nu niet meer. Tussen 1982 en 1989 regeerden CDA en VVD Nederland en werd de economische crisis opgelost, maar na die tijd hebben beide centrumrechtse partijen (helaas) nooit meer alleen met zijn tweetjes kunnen regeren.

In 2003 was D66 nodig en in 2010 de PVV. Beide keren zorgde de derde partner er voor dat het kabinet viel. D66 liet in 2006 Balkenende II vallen omdat de partij zich niet plezierig voelde tussen twee rechtse partijen. De druppel was het optreden van Rita Verdonk, de nogal populistische VVD-minister die daarna tevergeefs een gooi deed naar het partijleiderschap en ten slotte roemloos ten onder ging met Trots op Nederland. Het in 2010 aangetreden kabinet-Rutte I was nog veel instabieler, omdat men afhankelijk was van de gedoogsteun van de onbetrouwbare PVV. Halverwege de rit moest de SGP voor extra gedoogsteun zorgen. In 2012 viel dit meest rechtse kabinet uit de Nederlandse geschiedenis, omdat Geert Wilders het nogal beeldende advies van Jolande Sap had opgevolgd en de stekker eruit had getrokken.

De politieke partijen die het meest in aanmerking komen om te regeren zijn grote partijen die niet al te extreme standpunten verkondigen: PvdA en VVD, en tot voor kort ook het nu flink gemarginaliseerde CDA. Andere partijen zijn vaak te klein en daarom niet nodig om een parlementaire meerderheid te vormen, of hebben standpunten die te ver afstaan van het politieke midden. D66, de ChristenUnie en in de jaren zeventig DS’70 (een rechtse afsplitsing van de PvdA) en de PPR hebben als kleinere partijen in het regeringsbootje gezeten, maar ze konden daar maar weinig invloed uitoefenen. De SP is nooit in de regering terecht gekomen, en de PVV gaf alleen maar gedoogsteun.

Kleine principiële partijen zoals vroeger de PSP en tegenwoordig de SGP, de Partij voor de Dieren, DENK, de Piratenpartij, VNL en het Forum voor Democratie maken ten slotte alleen als de politieke omstandigheden zeer extreem zijn een kansje om in de coalitie te komen, maar alleen als gedoogpartner. Zelfs dan is de invloed klein: Nederland zal niet veranderen in een christelijke theocratie, Animal Farm, de Ottomaanse Vilayet Kuzustan of een piratennest, maar zal uiteraard wel in de EU blijven. Kleine partijen willen het meest, maar krijgen het minst.

Compromisbereidheid is noodzakelijk
De geschiedenis leert dus dat je nooit helemaal je zin kunt krijgen en compromissen moet sluiten die soms pijnlijk zijn. Natuurlijk moeten partijen niet hun ziel en zaligheid verkopen voor een schotel linzenmoes, maar een beetje compromisbereidheid is noodzakelijk om te kunnen regeren. Roepen vanaf de zijlijn dat alles anders moet en kan is heel makkelijk, maar ook als ze in de regering komen zullen Jesse Klaver, Emile Roemer, Marianne Thieme, Sylvana Simons, Jan Roos, Thierry Baudet en al die anderen maar weinig voor elkaar boksen. Alexander Pechtold en Sybrand Buma doen dat op het regeringspluche wel, maar hun plannetjes met Nederland zijn dan ook niet zo wild.

Diederik Samsom is geen Joop den Uyl, daarvoor is de marge van democratische politiek te smal. Zelfs Joop den Uyl was niet de Joop den Uyl die hij wilde zijn. De werkelijkheid is immers meestal niet zo fijn als het idealiter zou moeten zijn. En dat is misschien maar goed ook. Liever smalle marges dan malle charges, leerde Pieter Jongeling van het Gereformeerd Politiek Verbond, het ‘geweten van de Tweede Kamer’, namelijk ooit.

---------
De tekening is van Linda Hulshof
Meer informatie op: www.lindahulshof.nl
© 2016 Ewout Klei
powered by CJ2