archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Beschouwingen > Brief uit ... | ||||
Het Guggenheimmuseum in Bilbao | Katharina Kouwenhoven | |||
Er zijn talloze redenen om eens een keer een vakantie door te brengen in Spaans Baskenland, een vakantiebestemming die ten onrechte niet vaak overwogen wordt. Een van de redenen is in ieder geval dat Bilbao een keer bezocht moet worden. Waarom Bilbao? Bilbao is niet alleen een aardige stad aan zee, maar Bilbao huisvest sinds 1997 ook het spectaculaire Guggenheim musem van de architect Frank Gehry. En dat móet je gezien hebben.
Iedereen heeft inmiddels wel eens een foto onder ogen gehad van dit opmerkelijke gebouw en zal zodoende de ervaring met mij delen dat het onmogelijk is er een goed gelijkende mentale representatie van te vormen. Iedere keer als je probeert het je voor te stellen vraag je je weer af hoe het nu toch eigenlijk in elkaar zit. Het is ook niet te fotograferen, want vanuit elk gezichtspunt ziet het er anders uit. Dat komt omdat het gebouw bestaat uit rechte, ronde en golvende muren en dakdelen, die op geheimzinnige wijze in elkaar overlopen. Eén kant van het gebouw is zelfs door een enorme brug heen gestoken. Sommige delen zijn van steen, maar een niet gering gedeelte is bedekt met goudkleurige schubben van titanium. Is het een mooi gebouw? Dat weet ik eigenlijk niet. Voor zulke gebouwen hebben we geen standaarden, gewend als we zijn aan de overmatige versimpeling van de ‘moderne’ architectuur. Kun je de esthetische kwaliteiten van een schoenendoos vergelijken met die van een bruidstaart? Het gebouw is een overweldigende belevenis, iets waarvan je mond openvalt en je haren overeind gaan staan.
Zo’n geweldig groot gebouw heeft natuurlijk ruimte nodig en dat heeft het ook. Maar liefst 32.500 vierkante meter ruimte in het centrum van de stad heeft het gekregen. En het ligt aan het water, het water van de Nervión, die door Bilbao stroomt. Van welke kant je het ook benadert, je gaat terstond kwijlen. De buitenkant van Gehry’s constructie is dus groots, indrukwekkend, overweldigend, weergaloos, maar hoe is het van binnen?
Tenslotte is het een museum, een gebouw met een functie en niet zelden is bij dergelijke prestigieuze gebouwen de functionaliteit van het interieur opgeofferd aan de esthetiek van de buitenkant. Ook het betreden van dit museumpaleis is echter een adembenemende ervaring. Gehry blijkt als architect een ware bouwmeester, in de klassieke betekenis van het woord. Het gebouw is van binnen weliswaar open en doorzichtig, maar geeft de complexiteit van zijn innerlijke structuur niet in één oogopslag prijs. De van vloer tot dak geheel open ruimte in het midden, het atrium, bestaat gedeeltelijk uit een boogconstructie waaraan de overige ruimtes lijken te zijn opgehangen. Vanaf de open trapcontructie met loopbruggen, waarmee je van de ene naar de andere kant kunt oversteken, ziet ook de binnenkant er steeds anders uit, zonder dat je ooit het gevoel krijgt dat je erin verdwaalt. Je weet altijd waar je bent, maar niet altijd waar je je bevindt ten opzichte van de andere ruimtes. Dat is nog eens iets anders dan het stapelen van rechthoekige kisten, het enige waartoe de meeste moderne architecten constructietechnisch in staat lijken.
De totale tentoonstellingruimte bedraagt maar liefst 11.000 vierkante meter, verdeeld over 19 zalen, van groot tot zeer groot. Sommige van die zalen zijn klassiek rechthoekig, maar de rest is onregelmatig van vorm. Zulke ruimtes vullen is natuurlijk een kunst op zich. Maar ook daar weten ze in Bilbao wel raad mee. Toen ik bij mijn bezoek het atrium betrad, hing er in die enorme ruimte één object van Calder, dat vanaf het dak die hal vulde. De Amerikaanse kunstenaar Calder (1898 – 1976) is bekend door zijn draadfiguren, maar vooral door zijn mobiles, die vanuit één punt balancerende, staande of hangende, objecten die altijd in beweging zijn. Daar hing dus zo’n mobile in dat atrium, één van gigantische afmeting. Ik kreeg er kippenvel van en dat werd nog erger toen ik een van de grotere zalen op de eerste verdieping binnenging. Die hing en stond namelijk helemaal vol met mobiles van Calder, tientallen mobiles die een bijna ondoordringbaar oerwoud vormden van bewegende en kleurige vormen, een oerwoud dat bij iedere knippering van de ogen een andere aanblik bood. Maar dat was niet de enige verrassing.
In één van de benedenzalen was namelijk een tentoonstelling ingericht ter ere van Antonio Saura (1930 – 1998), de Spaanse schilder die ‘door is gegaan waar Picasso is opgehouden’ volgens een bevriende kunstenaar en waarvan recentelijk in het Cobra museum nog een prachtig overzicht te zien was van zijn ‘kruisigingen’. Daar hingen niet alleen een aantal werken van Saura zelf, maar ook van enkele van zijn tijdgenoten, zoals van zijn vriend Tapies. En van het werk van Tapies krijg ik eerst koude rillingen, daarna breekt het zweet mij uit en vervolgens word ik wee in de maagstreek en gaan mijn knieën knikken. Het ontbreekt er maar net aan dat ik ter plekke flauw val. Ik had het dus getroffen bij mijn bezoek, maar toeval was dat niet. Er is namelijk altijd iets bijzonders te zien, in de vorm van speciale tentoonstellingen waarvoor werken vanuit de hele wereld bij elkaar gebracht zijn – nu is er een grote Michelangelo-expositie – of in de vorm van thematische presentaties van de eigen collectie.
Een tripje naar Bilbao is dus een must. Zo’n gebouw heb je nog nooit gezien; buiten en binnen word je overdonderd door dit architectonische meesterwerk. En het is een echte kunstkathedraal. Alles wat er te zien is, is de moeite waard. Ben je toevallig in de Pyreneeën – en wie is dat tegenwoordig niet om het Catharenpad te bewandelen of de Tourmalet fietsend te bedwingen – dan ben je al aardig in de buurt en kun je op één dag heen en weer. Bovendien zie je dan ook nog wat van dat prachtige Baskenland.
|
||||
© 2004 Katharina Kouwenhoven | ||||
powered by CJ2 |