archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Brief uit ... delen printen terug
Liefde voor de Monarchie .. edoch Willem Minderhout

0909BS Kroontje
Lieve Marcel,

Jouw prachtige brief over De Liefde bracht mij in grote verlegenheid. Ik ben namelijk nogal beschroomd om mijn persoonlijke zielenroerselen en ervaringen met handremmen ter sprake te brengen in dit aan de volksmassa’s gewijde tijdschrift. Niet uit preutsheid, maar als docent en hopman heb ik de zware taak om een voorbeeld van rechtschapenheid voor de jeugd te zijn. Een baken van fatsoen in deze verdorven wereld.

Gelukkig bracht oom Frits redding. Dit nummer van De Leunstoel moest geheel gewijd worden aan de monarchie. Dat geeft mij de gelegenheid om in plaats van De Liefde in zijn alledaagse verschijningsvorm, de Liefde voor de Vorstin als onderwerp te nemen. Ik houd zielsveel van de Koningin. Maar, zoals zovele zondaren, ik ben wel een lange weg gegaan.

Zoals je weet ben ik een groot bewonderaar van Cohen. De een vindt hem misschien te links en de ander te rechts maar ik ben vooral geïnteresseerd in zijn ontwikkeling. Je kent ongetwijfeld zijn boek Van anarchist tot monarchist. Ik doel hier uiteraard op Alexander Cohen. Alexander werd in 1887 tot gevangenisstraf veroordeeld omdat hij bij het passeren van koning Willem III geroepen had: ‘Leve Domela Nieuwenhuis, leve het socialisme, weg met Gorilla’. In zijn uiterst amusante verdedigingsrede, die gepubliceerd werd in Domela’s blad Recht voor Allen, spreekt hij zijn verbazing uit dat de aanklager meent dat hij met ‘Gorilla’ koning Willem III bedoeld zou kunnen hebben. Hoe komen ze erbij? Hij wilde zelfs nog ‘leve koning Willem III’ roepen, maar werd daartoe verhinderd door de agenten die hem te grazen namen.

Was ik ook ooit zo’n anti-monarchistische anarchist als Cohen? Ik denk het wel. Van huis uit is de liefde voor het koningshuis mij niet echt bijgebracht. Als lagere scholier ging ik wel op 30 april zingen voor de koningin op de Middelburgse Markt. Ik deed dit echter voornamelijk omdat we na het zingen een ijsje kregen. Vreemd genoeg stond, naast het Wilhelmus, ieder jaar ook ‘Het Patriottenlied’ op ons repertoire. Achteraf begrijp ik niet waarom we dat op Koninginnedag moesten zingen. Kwam dat omdat ik op een stiekem republikeinse openbare school zat? Raadsels, raadsels.

Toch braken er al in mijn vroege jeugd symptomen van Oranjeliefde door. Tijdens het omstreden huwelijk van Beatrix en Claus was ik nog maar zes of zeven jaar oud, maar ik was al vroeg geïnteresseerd in Provo’s en aanverwante progressieve figuren. Toen ik, in de brugklas, aan het sporten was op het sportpark aan de – nomen est omen – Nassaulaan, kregen wij te horen dat prins Claus met een helikopter zou landen. Toen Claus mij passeerde zag ik een man met een lieve, half ironische, half weemoedige glimlach. Ik zag dat hij deugde.

Was jij toen al geboren, Marcel? Ik ben zonder het door te hebben zo’n stokoude man geworden, dat ik mij nauwelijks kan voorstellen dat jij toen nog maar net geboren was. Herinner je je de ophef rond ‘spruitjeskoningin’? Barend Servet interviewde ‘koningin Juliana’, die bezig was spruitjes schoon te maken. Velen spraken er schande van, maar het gaf mijn gevoelens treffend weer: ik was tegen de monarchie, maar ik had een zwak voor Juliana.

Was ik, net als Cohen, ook anarchist? Ik was in die tijd natuurlijk uiterst links, want dat hoorde zo, maar gelukkig niet geheel en al van mijn verstand beroofd. Ik las zowel De Waarheid van de CPN als De Vrije Socialist van de vaderlandse anarchisten wel eens, maar dat vond ik zeer naargeestige en dommige blaadjes. Wel was ik gevoelig voor de preken van de gedesillusioneerde anarchistische VPRO-‘dominee’ Anton Constandse. Bij één van mijn vruchteloze pogingen om mijn boekenverzameling uit te dunnen stond ik op het punt om zijn Anarchisme: inspiratie tot vrijheid op het stapeltje afdankertjes te leggen toen ik zag dat er een briefkaart van Constandse aan mij in de band geplakt zat, gedateerd 4 januari 1976. Ik was toen zeventien en had hem uitgenodigd voor een optreden in Jongerencentrum Midgard. Hij had helaas geen tijd. (Hij woonde destijds in jouw mooie stad Haarlem in de Zonnebloemstraat 57.)

Constandse speelde nog een rolletje toen de republikeinse sentimenten hoog oplaaiden op het moment dat Juliana haar aftreden bekend maakte. Hij schreef een kort,0909BS WWWWillem maar gedegen, historisch overzicht genaamd Oranje zonder mythe waarin hij alle argumenten voor het historisch koningschap grondig om zeep hielp. Het was het ‘Geen Woning, Geen Kroning-jaar’ 1980. Jij was toen tien, dus je zult je er wel niet zoveel van herinneren. Mijn boekenkast spuwde onlangs niet alleen het boekje van Constandse maar ook een werkje uit die tijd van ‘Victor Baarn’ uit: De Kroon. ‘Victor Baarn’ (de codenaam die Prins Bernhard in zijn ‘Lockheed-tijd’ gebruikte) was een van de vele alter ego’s waarachter Hugo Brandt Corstius in Vrij Nederland schuil ging. De Kroon is een soort catechismus met vragen en antwoorden over de monarchie als: ‘Heeft de Koning een geslacht? De Koning heeft drie geslachten: het mannelijke, het vrouwelijke en het dynastieke’ en ‘Wat heeft de Koning met het volk voor? Het ligt in de potentie van de Koning dat ooit het hele volk zal bestaan uit leden van de Koninklijke familie.’ Om de grollen van Victor Baarn heb ik destijds hartelijk gelachen.

Edoch! Edoch en desalniettemin …

Desalniettemin zijn er vele redenen om van onze vorsten te houden. De tot inkeer gekomen anarchist Alexander Cohen verwoordt dat heel rationeel: ‘De erfelijkheid van het koningschap heeft, behalve de kànsen op aangeboren of traditioneel-aangeléérde bekwaamheid tot regeeren van den troonopvolger, dit voor, dat de belangen der dynastie zich automatisch vereenzelvigen met de belangen van het lànd waarover zij heerscht.
Een koning, hoe middelmatig ook – maar alle koningen waren om den drommel niet middelmatig! – kàn geen ander belang hebben dan de welvaart van zijn land, dat hij onverminderd in macht en aanzien aan zijn opvolger wenscht achter te laten. Hij kan zich vergissen in de middelen, in de methoden om dit doel te bereiken, maar zijn wènsch kan geen andere zijn.’

Maar staatsrechtelijke argumenten zijn eigenlijk niet zo belangrijk. Het belangrijkste is, zoals altijd, De Liefde. Wij zijn en blijven, zoals Martinus Nijhoff dat zo treffend beschreven heeft, dwaze bijen die onze Koningin volgen zelfs als zij de knusse korf verlaat. ‘Een geur van hoger honing verbitterde de bloemen, een geur van hoger honing verdreef ons uit de woning.’

Nog mooier dan Nijhoff heeft Gerard Kornelis van het Reve deze Liefde tot de Vorstin verwoord in het boek dat niet ten onrechte De Taal der Liefde heet. Reve had de Majesteit ontmoet op een bal en was door deze ontmoeting zo onder de indruk van haar gekomen dat hij dacht: ‘We moeten ons in onwankelbare trouw scharen om de troon. Ik beschouw mij voor altijd als Hare Majesteits slaaf en gevangene.’
Reve kwam later geregeld aan het Hof. Als de Koningin de raad van de grote Volksschrijver nodig had, zond zij hem een boodschapper te paard. Hij liet dan onmiddellijk al zijn werkzaamheden liggen om zich naar zijn Vorstin te spoeden. Zo hoort dat immers!

Nu Reve er niet meer is, Marcel, is het vorstelijk leven eenzamer dan ooit. Ik pretendeer niet dat wij zijn plaats kunnen innemen, maar we kunnen op zijn minst pogen dit enorme vacuüm op te vullen. Laten we ons te paard naar onze  toekomstige vorstin Maxima spoeden, ons aan haar voeten storten en haar onze onwankelbare trouw schenken. Wij zullen haar slaaf en gevangene zijn! Tot in den doet!

Bronnen:
Alexander Cohen, Uiterst Links, journalistiek werk 1887 – 1896, De Engelbewaarder Amsterdam, 1980.
Barend Servet en de Spruitjeskoningin (1972) http://youtu.be/uFNl3RL4yj8
Martinus Nijhoff, ‘Het lied der dwaze bijen’,
Alexander Cohen (1936), Van anarchist tot monarchist, http://dbnl.nl/tekst/cohe002vana01_01/cohe002vana01_01_0036.php
Gerard Kornelis van het Reve (1971), De taal der liefde, Atheneum - Polak & Van Gennep Amsterdam.


© 2012 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "Brief uit ..." -
Beschouwingen > Brief uit ...
Liefde voor de Monarchie .. edoch Willem Minderhout
0909BS Kroontje
Lieve Marcel,

Jouw prachtige brief over De Liefde bracht mij in grote verlegenheid. Ik ben namelijk nogal beschroomd om mijn persoonlijke zielenroerselen en ervaringen met handremmen ter sprake te brengen in dit aan de volksmassa’s gewijde tijdschrift. Niet uit preutsheid, maar als docent en hopman heb ik de zware taak om een voorbeeld van rechtschapenheid voor de jeugd te zijn. Een baken van fatsoen in deze verdorven wereld.

Gelukkig bracht oom Frits redding. Dit nummer van De Leunstoel moest geheel gewijd worden aan de monarchie. Dat geeft mij de gelegenheid om in plaats van De Liefde in zijn alledaagse verschijningsvorm, de Liefde voor de Vorstin als onderwerp te nemen. Ik houd zielsveel van de Koningin. Maar, zoals zovele zondaren, ik ben wel een lange weg gegaan.

Zoals je weet ben ik een groot bewonderaar van Cohen. De een vindt hem misschien te links en de ander te rechts maar ik ben vooral geïnteresseerd in zijn ontwikkeling. Je kent ongetwijfeld zijn boek Van anarchist tot monarchist. Ik doel hier uiteraard op Alexander Cohen. Alexander werd in 1887 tot gevangenisstraf veroordeeld omdat hij bij het passeren van koning Willem III geroepen had: ‘Leve Domela Nieuwenhuis, leve het socialisme, weg met Gorilla’. In zijn uiterst amusante verdedigingsrede, die gepubliceerd werd in Domela’s blad Recht voor Allen, spreekt hij zijn verbazing uit dat de aanklager meent dat hij met ‘Gorilla’ koning Willem III bedoeld zou kunnen hebben. Hoe komen ze erbij? Hij wilde zelfs nog ‘leve koning Willem III’ roepen, maar werd daartoe verhinderd door de agenten die hem te grazen namen.

Was ik ook ooit zo’n anti-monarchistische anarchist als Cohen? Ik denk het wel. Van huis uit is de liefde voor het koningshuis mij niet echt bijgebracht. Als lagere scholier ging ik wel op 30 april zingen voor de koningin op de Middelburgse Markt. Ik deed dit echter voornamelijk omdat we na het zingen een ijsje kregen. Vreemd genoeg stond, naast het Wilhelmus, ieder jaar ook ‘Het Patriottenlied’ op ons repertoire. Achteraf begrijp ik niet waarom we dat op Koninginnedag moesten zingen. Kwam dat omdat ik op een stiekem republikeinse openbare school zat? Raadsels, raadsels.

Toch braken er al in mijn vroege jeugd symptomen van Oranjeliefde door. Tijdens het omstreden huwelijk van Beatrix en Claus was ik nog maar zes of zeven jaar oud, maar ik was al vroeg geïnteresseerd in Provo’s en aanverwante progressieve figuren. Toen ik, in de brugklas, aan het sporten was op het sportpark aan de – nomen est omen – Nassaulaan, kregen wij te horen dat prins Claus met een helikopter zou landen. Toen Claus mij passeerde zag ik een man met een lieve, half ironische, half weemoedige glimlach. Ik zag dat hij deugde.

Was jij toen al geboren, Marcel? Ik ben zonder het door te hebben zo’n stokoude man geworden, dat ik mij nauwelijks kan voorstellen dat jij toen nog maar net geboren was. Herinner je je de ophef rond ‘spruitjeskoningin’? Barend Servet interviewde ‘koningin Juliana’, die bezig was spruitjes schoon te maken. Velen spraken er schande van, maar het gaf mijn gevoelens treffend weer: ik was tegen de monarchie, maar ik had een zwak voor Juliana.

Was ik, net als Cohen, ook anarchist? Ik was in die tijd natuurlijk uiterst links, want dat hoorde zo, maar gelukkig niet geheel en al van mijn verstand beroofd. Ik las zowel De Waarheid van de CPN als De Vrije Socialist van de vaderlandse anarchisten wel eens, maar dat vond ik zeer naargeestige en dommige blaadjes. Wel was ik gevoelig voor de preken van de gedesillusioneerde anarchistische VPRO-‘dominee’ Anton Constandse. Bij één van mijn vruchteloze pogingen om mijn boekenverzameling uit te dunnen stond ik op het punt om zijn Anarchisme: inspiratie tot vrijheid op het stapeltje afdankertjes te leggen toen ik zag dat er een briefkaart van Constandse aan mij in de band geplakt zat, gedateerd 4 januari 1976. Ik was toen zeventien en had hem uitgenodigd voor een optreden in Jongerencentrum Midgard. Hij had helaas geen tijd. (Hij woonde destijds in jouw mooie stad Haarlem in de Zonnebloemstraat 57.)

Constandse speelde nog een rolletje toen de republikeinse sentimenten hoog oplaaiden op het moment dat Juliana haar aftreden bekend maakte. Hij schreef een kort,0909BS WWWWillem maar gedegen, historisch overzicht genaamd Oranje zonder mythe waarin hij alle argumenten voor het historisch koningschap grondig om zeep hielp. Het was het ‘Geen Woning, Geen Kroning-jaar’ 1980. Jij was toen tien, dus je zult je er wel niet zoveel van herinneren. Mijn boekenkast spuwde onlangs niet alleen het boekje van Constandse maar ook een werkje uit die tijd van ‘Victor Baarn’ uit: De Kroon. ‘Victor Baarn’ (de codenaam die Prins Bernhard in zijn ‘Lockheed-tijd’ gebruikte) was een van de vele alter ego’s waarachter Hugo Brandt Corstius in Vrij Nederland schuil ging. De Kroon is een soort catechismus met vragen en antwoorden over de monarchie als: ‘Heeft de Koning een geslacht? De Koning heeft drie geslachten: het mannelijke, het vrouwelijke en het dynastieke’ en ‘Wat heeft de Koning met het volk voor? Het ligt in de potentie van de Koning dat ooit het hele volk zal bestaan uit leden van de Koninklijke familie.’ Om de grollen van Victor Baarn heb ik destijds hartelijk gelachen.

Edoch! Edoch en desalniettemin …

Desalniettemin zijn er vele redenen om van onze vorsten te houden. De tot inkeer gekomen anarchist Alexander Cohen verwoordt dat heel rationeel: ‘De erfelijkheid van het koningschap heeft, behalve de kànsen op aangeboren of traditioneel-aangeléérde bekwaamheid tot regeeren van den troonopvolger, dit voor, dat de belangen der dynastie zich automatisch vereenzelvigen met de belangen van het lànd waarover zij heerscht.
Een koning, hoe middelmatig ook – maar alle koningen waren om den drommel niet middelmatig! – kàn geen ander belang hebben dan de welvaart van zijn land, dat hij onverminderd in macht en aanzien aan zijn opvolger wenscht achter te laten. Hij kan zich vergissen in de middelen, in de methoden om dit doel te bereiken, maar zijn wènsch kan geen andere zijn.’

Maar staatsrechtelijke argumenten zijn eigenlijk niet zo belangrijk. Het belangrijkste is, zoals altijd, De Liefde. Wij zijn en blijven, zoals Martinus Nijhoff dat zo treffend beschreven heeft, dwaze bijen die onze Koningin volgen zelfs als zij de knusse korf verlaat. ‘Een geur van hoger honing verbitterde de bloemen, een geur van hoger honing verdreef ons uit de woning.’

Nog mooier dan Nijhoff heeft Gerard Kornelis van het Reve deze Liefde tot de Vorstin verwoord in het boek dat niet ten onrechte De Taal der Liefde heet. Reve had de Majesteit ontmoet op een bal en was door deze ontmoeting zo onder de indruk van haar gekomen dat hij dacht: ‘We moeten ons in onwankelbare trouw scharen om de troon. Ik beschouw mij voor altijd als Hare Majesteits slaaf en gevangene.’
Reve kwam later geregeld aan het Hof. Als de Koningin de raad van de grote Volksschrijver nodig had, zond zij hem een boodschapper te paard. Hij liet dan onmiddellijk al zijn werkzaamheden liggen om zich naar zijn Vorstin te spoeden. Zo hoort dat immers!

Nu Reve er niet meer is, Marcel, is het vorstelijk leven eenzamer dan ooit. Ik pretendeer niet dat wij zijn plaats kunnen innemen, maar we kunnen op zijn minst pogen dit enorme vacuüm op te vullen. Laten we ons te paard naar onze  toekomstige vorstin Maxima spoeden, ons aan haar voeten storten en haar onze onwankelbare trouw schenken. Wij zullen haar slaaf en gevangene zijn! Tot in den doet!

Bronnen:
Alexander Cohen, Uiterst Links, journalistiek werk 1887 – 1896, De Engelbewaarder Amsterdam, 1980.
Barend Servet en de Spruitjeskoningin (1972) http://youtu.be/uFNl3RL4yj8
Martinus Nijhoff, ‘Het lied der dwaze bijen’,
Alexander Cohen (1936), Van anarchist tot monarchist, http://dbnl.nl/tekst/cohe002vana01_01/cohe002vana01_01_0036.php
Gerard Kornelis van het Reve (1971), De taal der liefde, Atheneum - Polak & Van Gennep Amsterdam.
© 2012 Willem Minderhout
powered by CJ2