archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Brief uit ... delen printen terug
Pas virtueel besta je echt! Hans Meijer

0709BS Computer
Vorig jaar tijdens onze vakantie in Paraguay begaven onze beide bankpassen het. Goede raad was duur want hoe kom je zonder pinpas aan contant geld? Ik kreeg een briljante inval. De paar guaraníes die we nog hadden waren net toereikend om vanuit een internetcafeetje een e-mailtje naar mijn zoon in Tanzania te sturen. Ik vroeg hem of hij een collega in Paraguay wilde vragen of deze ons uit de brand kon helpen en of hij ons in ons hotel wilde bellen zodra hij mijn e-mailtje zag. Een half uur later ging de telefoon. Onze zoon vertelde dat hij het e-mailtje op zijn mobieltje ontvangen had en dat een van zijn oud-collega’s ons die avond het gevraagde geld zou brengen. Onze vakantie was gered. Toch prettig dat we een zoon hebben die bij een mobiele operator werkt die en in Tanzania en in Paraguay digitale netwerken heeft.

In 1980 toen ik op het Dr. Neher Laboratorium van de PTT in Leidschendam ging werken zag de wereld van de telecommunicatie er totaal anders uit. De wereld was, op wat computers na, analoog. Op het lab hield ik me bezig met de digitalisering van het Nederlandse telefonienetwerk. Veel van de ideeën waarop digitale netwerken gebaseerd zijn komen uit de koker van het beroemde Bell Labs van AT&T in de Verenigde Staten. Een van de sleutelfiguren was Claude Shannon. Hij wordt beschouwd als de vader van de moderne digitale communicatie- en informatietheorie. Deze theorieën gaan over de nullen en enen die we tegenwoordig voor onze mobiele gesprekken, onze e-mailtjes, onze fotootjes, onze videootjes, onze blogs, onze webzines, onze webwinkels en wat al niet meer gebruiken. Pioniers als Shannon wezen ons de weg, maar het zou nog zo’n dertig jaar duren voordat we de beschikking kregen over betrouwbare en betaalbare technologieën waarmee we onze telecommunicatie netwerken op grote schaal konden digitaliseren.

Videocommunicatie was de volgende digitale toepassing waar ik mee te maken kreeg. Begin 1986 was door PTT Telecom in het WTC te Amsterdam de eerste videocommunicatiestudio van Nederland gebouwd en ik kreeg de opdracht mij er mee te gaan bemoeien. Bij de stuurlui die aan wal stonden was videocommunicatie omstreden. Wilden mensen elkaar wel zien tijdens een telefoongesprek? Waren er wel klanten voor deze dienst? Het antwoord op de eerste vraag kreeg ik al snel. Na mijn eerste videoconferentie was ik verkocht. Het was geweldig om de ander niet alleen te horen maar ook te zien. Dit was de toekomst. Het antwoord op de tweede vraag liet langer op zich wachten. De hoge prijzen voor een uurtje videovergaderen, het geringe aantal studio’s in Europa en de onbetrouwbare digitale verbindingen, die handmatig tot stand gebracht moesten worden, verhinderden dat videoconferencing in 1986 van de grond kwam. Er was absoluut geen markt voor. Wat we toen niet wisten, maar waar ik later achterkwam, was dat we onze tijd 15 jaar vooruit waren (1).

Voor de echte grote spong voorwaarts moest de wereld wachten op Tim Berners-Lee, die in 1991 op het CERN in Genève het World Wide Web lanceerde, en op Marc Andreessen en Eric Bina, die in 1993 Mosaic, de eerste populaire grafische webbrowser, bouwden. In Nederland eisten de jongens van XS4ALL dat niet alleen wetenschappers maar iedereen toegang kreeg tot het internet. Dat lukte sneller dan gedacht. In Nederland zagen ook anderen de geweldige potentie van het internet en nog geen jaar later werd de Amsterdam Internet Exchange, een verkeerscentrale voor het internetverkeer, gebouwd. Deze vroege start had tot gevolg dat de AMS-IX nu de grootste van de wereld is.

Langzaam maar zeker drong ook bij KPN het besef door dat er zo iets als het internet bestond. Waarom hadden die XS4ALL jongens in Amsterdam bijvoorbeeld elke maand weer een heleboel nieuwe verbindingen nodig? Dat was hoogst ongewoon. Men overwoog of men de straat niet0709BS Virtueel beter gewoon open kon laten liggen. Zelfs op het hoofdkantoor in Den Haag begon het bij sommigen te dagen dat er iets gaande was. In 1995 werd ik door mijn collega Max Vijftigschild meegesleept naar een bijeenkomst over het intranet dat hij voor de bedrijfsvoering van KPN ging bouwen. Max logde in op het World Wide Web en liet ons zien hoe hij met wat muisklikken informatie naar zich toe kon halen. Ik meldde mij namens mijn afdeling meteen aan als lid van de taskforce intranet.

Vrij kort daarna had ik ook thuis een internetverbinding en schaakte ik als RedCloud tegen schakers met namen als Octopus en SweetLake. De ene schaker had zijn koning nog niet omgelegd of een andere daagde me uit. Het adrenaline gehalte in mijn lichaam schoot omhoog. Met schaken op het internet ben ik na die ene avond subiet gestopt. Het was verslavender dan het drinken van pure alcohol.

Mijn opgroeiende kinderen kregen het internet uiteraard met de paplepel ingegoten en zelfs mijn vrouw, die nooit iets van een PC had willen weten, ging overstag toen ik haar liet zien hoe gemakkelijk ze via het internet met haar vriendinnen en de leden van haar vereniging Duo Mundi kon communiceren. Voor mijn buurman werd ik zijn zeer gewaardeerde PC-loodgieter want een PC is een mooi stuk gereedschap als deze het doet hetgeen lang niet altijd het geval is.

Het internet heeft ook Bolivia bereikt. In de grotere plaatsen zijn overal internetcafe’s te vinden waar je voor weinig geld een uurtje terecht kunt. De meeste zitten vrijwel altijd vol. Buiten de steden is het armoe troef. Daar is het internet nog iets van de toekomst. In ons huis beschikken we over een voor lokale begrippen dure internetaansluiting. Die gebruik ik elke dag voor het doorbladeren van de digitale versie van dagblad Trouw, voor het lezen en versturen van e-mailtjes en voor onderzoek. Voor dat laatste was het web oorspronkelijk bedoeld. Waar voor 1991 veel tijd verloren ging met het verzamelen van relevante informatie is die nu dankzij het web gemakkelijker en sneller te achterhalen. Prettig is ook dat men, vaak in samenwerking met anderen, veel meer informatie toegankelijk kan maken. Zo telt de papieren versie van de ‘Encyclopedia of Integer Sequences’ van Neil Sloane en Simon Plouffe (1995) ‘slechts’ 5487 getallenreeksen verdeeld over 587 bladzijden terwijl de online versie, de OEIS, daarentegen al meer dan 170.000 getallenreeksen telt, waarvan ruim 170 van mijn hand (2).

Voor liefhebbers van de schaaksport, zoals Shannon, Octopus, SweetLake en ik, is het internet een geweldige opsteker want we kunnen nu belangrijke toernooien zet voor zet volgen. Zetten die ons met de snelheid van het licht bereiken. Het wachten is op het moment dat ik de partijtjes die mijn schaakvrienden een keer in de maand in de Nederlandse schaakcompetitie spelen hier in Bolivia op mijn beeldscherm kan volgen.

Wat de toekomst van videocommunicatie betreft heb ik volledig gelijk gekregen. Het is geweldig om oogcontact met anderen te hebben. Mooi is ook dat je voor het videoneren de deur niet meer uit hoeft. Met Skype is deze dienst vierentwintig uur per dag beschikbaar en is van PC tot PC zelfs gratis hetgeen prettig is als je kinderen in Nederland en Tanzania wonen en je vrienden over de hele wereld uitgewaaierd zijn.

1) UMTS, Moore’s Law and Licklider´s Trap, J.W. Meijer, FITCE Forum, 2002, p.6-7. (fitce.org/forum/forum7.pdf).
2) The On-Line Encyclopedia of Integer Sequences, Neil Sloane, 1996. (oeis.org; zoek op Author: Johannes W. Meijer).
 
********************************
De Leunstoel is gebouwd door Peppered.
Ga voor informatie over dat bureau naar www.peppered.nl


© 2010 Hans Meijer meer Hans Meijer - meer "Brief uit ..." -
Beschouwingen > Brief uit ...
Pas virtueel besta je echt! Hans Meijer
0709BS Computer
Vorig jaar tijdens onze vakantie in Paraguay begaven onze beide bankpassen het. Goede raad was duur want hoe kom je zonder pinpas aan contant geld? Ik kreeg een briljante inval. De paar guaraníes die we nog hadden waren net toereikend om vanuit een internetcafeetje een e-mailtje naar mijn zoon in Tanzania te sturen. Ik vroeg hem of hij een collega in Paraguay wilde vragen of deze ons uit de brand kon helpen en of hij ons in ons hotel wilde bellen zodra hij mijn e-mailtje zag. Een half uur later ging de telefoon. Onze zoon vertelde dat hij het e-mailtje op zijn mobieltje ontvangen had en dat een van zijn oud-collega’s ons die avond het gevraagde geld zou brengen. Onze vakantie was gered. Toch prettig dat we een zoon hebben die bij een mobiele operator werkt die en in Tanzania en in Paraguay digitale netwerken heeft.

In 1980 toen ik op het Dr. Neher Laboratorium van de PTT in Leidschendam ging werken zag de wereld van de telecommunicatie er totaal anders uit. De wereld was, op wat computers na, analoog. Op het lab hield ik me bezig met de digitalisering van het Nederlandse telefonienetwerk. Veel van de ideeën waarop digitale netwerken gebaseerd zijn komen uit de koker van het beroemde Bell Labs van AT&T in de Verenigde Staten. Een van de sleutelfiguren was Claude Shannon. Hij wordt beschouwd als de vader van de moderne digitale communicatie- en informatietheorie. Deze theorieën gaan over de nullen en enen die we tegenwoordig voor onze mobiele gesprekken, onze e-mailtjes, onze fotootjes, onze videootjes, onze blogs, onze webzines, onze webwinkels en wat al niet meer gebruiken. Pioniers als Shannon wezen ons de weg, maar het zou nog zo’n dertig jaar duren voordat we de beschikking kregen over betrouwbare en betaalbare technologieën waarmee we onze telecommunicatie netwerken op grote schaal konden digitaliseren.

Videocommunicatie was de volgende digitale toepassing waar ik mee te maken kreeg. Begin 1986 was door PTT Telecom in het WTC te Amsterdam de eerste videocommunicatiestudio van Nederland gebouwd en ik kreeg de opdracht mij er mee te gaan bemoeien. Bij de stuurlui die aan wal stonden was videocommunicatie omstreden. Wilden mensen elkaar wel zien tijdens een telefoongesprek? Waren er wel klanten voor deze dienst? Het antwoord op de eerste vraag kreeg ik al snel. Na mijn eerste videoconferentie was ik verkocht. Het was geweldig om de ander niet alleen te horen maar ook te zien. Dit was de toekomst. Het antwoord op de tweede vraag liet langer op zich wachten. De hoge prijzen voor een uurtje videovergaderen, het geringe aantal studio’s in Europa en de onbetrouwbare digitale verbindingen, die handmatig tot stand gebracht moesten worden, verhinderden dat videoconferencing in 1986 van de grond kwam. Er was absoluut geen markt voor. Wat we toen niet wisten, maar waar ik later achterkwam, was dat we onze tijd 15 jaar vooruit waren (1).

Voor de echte grote spong voorwaarts moest de wereld wachten op Tim Berners-Lee, die in 1991 op het CERN in Genève het World Wide Web lanceerde, en op Marc Andreessen en Eric Bina, die in 1993 Mosaic, de eerste populaire grafische webbrowser, bouwden. In Nederland eisten de jongens van XS4ALL dat niet alleen wetenschappers maar iedereen toegang kreeg tot het internet. Dat lukte sneller dan gedacht. In Nederland zagen ook anderen de geweldige potentie van het internet en nog geen jaar later werd de Amsterdam Internet Exchange, een verkeerscentrale voor het internetverkeer, gebouwd. Deze vroege start had tot gevolg dat de AMS-IX nu de grootste van de wereld is.

Langzaam maar zeker drong ook bij KPN het besef door dat er zo iets als het internet bestond. Waarom hadden die XS4ALL jongens in Amsterdam bijvoorbeeld elke maand weer een heleboel nieuwe verbindingen nodig? Dat was hoogst ongewoon. Men overwoog of men de straat niet0709BS Virtueel beter gewoon open kon laten liggen. Zelfs op het hoofdkantoor in Den Haag begon het bij sommigen te dagen dat er iets gaande was. In 1995 werd ik door mijn collega Max Vijftigschild meegesleept naar een bijeenkomst over het intranet dat hij voor de bedrijfsvoering van KPN ging bouwen. Max logde in op het World Wide Web en liet ons zien hoe hij met wat muisklikken informatie naar zich toe kon halen. Ik meldde mij namens mijn afdeling meteen aan als lid van de taskforce intranet.

Vrij kort daarna had ik ook thuis een internetverbinding en schaakte ik als RedCloud tegen schakers met namen als Octopus en SweetLake. De ene schaker had zijn koning nog niet omgelegd of een andere daagde me uit. Het adrenaline gehalte in mijn lichaam schoot omhoog. Met schaken op het internet ben ik na die ene avond subiet gestopt. Het was verslavender dan het drinken van pure alcohol.

Mijn opgroeiende kinderen kregen het internet uiteraard met de paplepel ingegoten en zelfs mijn vrouw, die nooit iets van een PC had willen weten, ging overstag toen ik haar liet zien hoe gemakkelijk ze via het internet met haar vriendinnen en de leden van haar vereniging Duo Mundi kon communiceren. Voor mijn buurman werd ik zijn zeer gewaardeerde PC-loodgieter want een PC is een mooi stuk gereedschap als deze het doet hetgeen lang niet altijd het geval is.

Het internet heeft ook Bolivia bereikt. In de grotere plaatsen zijn overal internetcafe’s te vinden waar je voor weinig geld een uurtje terecht kunt. De meeste zitten vrijwel altijd vol. Buiten de steden is het armoe troef. Daar is het internet nog iets van de toekomst. In ons huis beschikken we over een voor lokale begrippen dure internetaansluiting. Die gebruik ik elke dag voor het doorbladeren van de digitale versie van dagblad Trouw, voor het lezen en versturen van e-mailtjes en voor onderzoek. Voor dat laatste was het web oorspronkelijk bedoeld. Waar voor 1991 veel tijd verloren ging met het verzamelen van relevante informatie is die nu dankzij het web gemakkelijker en sneller te achterhalen. Prettig is ook dat men, vaak in samenwerking met anderen, veel meer informatie toegankelijk kan maken. Zo telt de papieren versie van de ‘Encyclopedia of Integer Sequences’ van Neil Sloane en Simon Plouffe (1995) ‘slechts’ 5487 getallenreeksen verdeeld over 587 bladzijden terwijl de online versie, de OEIS, daarentegen al meer dan 170.000 getallenreeksen telt, waarvan ruim 170 van mijn hand (2).

Voor liefhebbers van de schaaksport, zoals Shannon, Octopus, SweetLake en ik, is het internet een geweldige opsteker want we kunnen nu belangrijke toernooien zet voor zet volgen. Zetten die ons met de snelheid van het licht bereiken. Het wachten is op het moment dat ik de partijtjes die mijn schaakvrienden een keer in de maand in de Nederlandse schaakcompetitie spelen hier in Bolivia op mijn beeldscherm kan volgen.

Wat de toekomst van videocommunicatie betreft heb ik volledig gelijk gekregen. Het is geweldig om oogcontact met anderen te hebben. Mooi is ook dat je voor het videoneren de deur niet meer uit hoeft. Met Skype is deze dienst vierentwintig uur per dag beschikbaar en is van PC tot PC zelfs gratis hetgeen prettig is als je kinderen in Nederland en Tanzania wonen en je vrienden over de hele wereld uitgewaaierd zijn.

1) UMTS, Moore’s Law and Licklider´s Trap, J.W. Meijer, FITCE Forum, 2002, p.6-7. (fitce.org/forum/forum7.pdf).
2) The On-Line Encyclopedia of Integer Sequences, Neil Sloane, 1996. (oeis.org; zoek op Author: Johannes W. Meijer).
 
********************************
De Leunstoel is gebouwd door Peppered.
Ga voor informatie over dat bureau naar www.peppered.nl
© 2010 Hans Meijer
powered by CJ2