archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Beschouwingen > Brief uit ... | ||||
Brief uit Santiago de Cuba | Herman Frederiks | |||
De Cubaanse revolutie lijkt steeds meer op een operette. Vijf en veertig jaar na de revolutie vertoont el Comandante zich nog steeds in een soort camouflagepak, alsof hij zojuist uit de jungle te voorschijn is gekomen. Door het hele land hangen opwekkende leuzen die de guerrillaleider lang geleden heeft bedacht. Ze zijn van het type: Socialismo o muerte ofwel Socialisme of de dood. Nog cryptischer is deze: De grootste daad van creativiteit is de revolutie. Iedere dag weer bidden de geüniformeerde kindertjes op school schietgebedjes in de trant van Ik wil zo worden als Che. Op de televisie hoor je Fidel regelmatig zijn mening geven over kunst, economie, veeteelt of wat je ook maar kunt bedenken. Je ziet de interviewers en andere aanwezigen met open mond luisteren naar zijn geniale bedenksels. Datzelfde verschijnsel hebben we in Nederland kort geleden nog kunnen zien in de documentaire van Oliver Stone, die zo verguld was om in het gezelschap van het genie te mogen verkeren dat hij vergat om echt kritische vragen te stellen. Charisma en intimidatie gaan hand in hand. Dat el Comandante helemaal geen kaas heeft gegeten van economie kun je hier overal zien. Een bezoek aan het socialistische warenhuis El Sorpresa (De Verrassing) waar je goederen kunt kopen met Cubaanse pesos is inderdaad een geweldige verrassing. Veel meer dan wat zelfgemaakte wasknijpers, olielampjes gemaakt van Colablikjes en wat miezerig ondergoed waarvan je niet weet of het nieuw of gebruikt is, kun je er niet kopen. De veeteelt blijkt ook al geen succes. Voor de Cubanen is een kippetje een luxe die ze zich alleen zo nu en dan kunnen veroorloven. Varkens worden alleen ter gelegenheid van bijzondere festiviteiten geslacht. Iemand die het waagt een koe te doden, krijgt volgens de wet levenslange celstraf. Het is een economisch misdrijf gericht tegen het Cubaanse volk; rundvlees is bij wet gereserveerd voor bejaarden, kinderen, zieken en toeristen. De salarissen van Cubanen - als ze al de moeite nemen om naar het werk te gaan - bedragen omgerekend tussen de zes en de twintig dollar per maand. Twintig dollar wordt als een absoluut topsalaris beschouwt; je moet dan denken aan chirurgen en hoogleraren met veel dienstjaren. Alleen de Cubanen die op een of andere manier toegang hebben tot dollars, omdat ze werkzaam zijn in de toeristenindustrie of geld ontvangen via schenkingen van familie in het buitenland, kunnen zich meer permitteren. Anderen moeten creatieve manieren zien te vinden om hun salaris aan te vullen. Victor, de min of meer illegale taxichauffeur die ons in zijn krakkemikkige Lada een of twee keer per week naar het twintig kilometer verderop gelegen strand brengt, is een gepensioneerde kolonel van het Revolutionaire leger. We betalen hem voor dit dagje aan het strand twintig dollar. Als de benzinekosten eraf zijn houdt hij aan ons uitstapje meer over dan zijn maandelijkse pensioen. Zijn vergunning om ons als buitenlanders te vervoeren heeft hij te danken aan zijn militaire carrière. Soms als de politie ons aanhoudt, haalt hij een verkreukte envelop te voorschijn die hij aan de agent overhandigt. Toen ik een keer in de envelop mocht kijken bleek hierin een brief te zitten van een of ander instituut dat hem toestemming geeft officiële gasten uit Azië te vervoeren. Ook trof ik een visitekaartje aan van broer Raoul Castro, de opperbevelhebber van het Cubaanse Revolutionaire Leger en een verklaring van heldhaftigheid met daaronder de handtekening van Fidel. Met dergelijke papieren kom je een heel eind. Een bevriend dokterspaar, hij is chirurg en zij zaalarts in het ziekenhuis, haasten zich ‘s avonds naar huis om taarten te bakken voor bruiloften en partijen. Hun handel is een groot succes, de gemiddelde dagproductie bestaat uit vijf taarten. Met hun parttime bakkerij verdienen ze meer dan met hun gezamenlijke salaris. Een andere vriendin die haar baan heeft opgegeven zit wekelijks met kloppend hart in de bus of de trein op weg naar Havana om daar koffie te verkopen afkomstig uit de bergen rondom Santiago. Door allerlei regels is de koffie in Havana vele malen duurder dan hier. Particuliere handel in koffie is een economisch misdrijf en ook binnen Cuba heet dit contrabanda ofwel illegale smokkel. Ze is tot nu toe nog niet gepakt. Als ze haar betrappen, dan kan ze met een beetje geluk er vanaf komen met een kleine fooi. Afgelopen week was ik nog getuige van zo’n fooienritueel. Een particuliere taxichauffeur die tegen alle regels in ons als buitenlanders vervoerde, overhandigde een fles smakelijke rum aan het groepje agenten dat ons aanhield. Ze stonden bij een van de wegblokkades, punto de control, die zich aan de uitvalswegen van alle steden bevinden. Terwijl we doorreden zag ik door de achteruitkijkspiegel de feestelijke gezichten van de agenten die het etiket bestudeerden. “Het zijn amigos”, grijnsde de chauffeur tegen ons. Al deze zaken bieden stof voor een bruisende operette of musical. Ik zie het voor me. In deel 1 komen drommen zingende guerrilla’s uit de bergen te voorschijn. Knallend met hun karabijnen stormen de baarddragers het toneel op. Op de achtergrond zingt het koor positieve strijdliederen. Het volk ontvangt hen met luid gejuich en spandoeken met daarop het soort onzinteksten zoals hierboven genoemd. De musical eindigt met een scène waarin het sjofel geklede volk achter een grijsaard met uitgedunde baard en camouflagepak aanholt om hem van het toneel te jagen. Tussen dit begin en dit einde van de musical treden veel slechteriken op zoals een CIA-agent die vergif in de soep van El Lider Maximo giet met de bedoeling dat zijn baard uitvalt. Er komt een verleidelijke vrouw in voor die ingehuurd is om hem in bed te krijgen en hem vervolgens te doden. Op het laatste moment wordt ze echt verliefd en vergeet haar opdracht. Ook komen er ontroerende scènes in voor waarin Che Guevara zijn laatste woorden uitspreekt in de jungle van Bolivia en wordt opgebaard als een soort Jezus Christus. De plaatselijke arme campesinos ontsteken vervolgens kaarsjes voor de Verlosser. Fidel, de Musical, mogelijkheden te over voor Van den Ende en zijn vakgenoten om hier iets pakkends van te maken. Voorlopig moeten we eerst nog even afwachten tot de laatste scène hier in Cuba werkelijkheid wordt. Voor mij ligt een boek uit 1992 geschreven door ‘Pulitzer Prize-winning reporter’ Andres Oppenheimer met als titel: Castro’s Final Hour. Uitgebreid wordt hierin geschetst hoe het regime op sterven na dood is. Twaalf jaar later is het regime nog in leven. De puinhoop is hooguit iets minder erg dan toen. En het was erg in die tijd. Afgelopen week vertelde iemand me dat hij 1992 honden en katten had gegeten. De huisdieren die nu op straat lopen zien er onverzorgd en ongezond uit, maar ze gedragen zich niet als opgejaagd wild. Wel zie ik erg weinig vogels in de bomen en in de lucht. Wat daar nou weer de verklaring voor is weet ik ook niet. Volgende keer zal ik proberen uit te leggen wat er zo leuk aan is om hier iedere winter langere tijd te verblijven. |
||||
© 2004 Herman Frederiks | ||||
powered by CJ2 |