archiefvorig nr.lopend nr.

Bezigheden > Feuilleton delen printen terug
Blijf thuis! Een reisverhaal (1) Carlo van Praag

0905BZ Carlo?
Het was een artikel in de Volkskrant, geloof ik, geschreven door een psycholoog. ‘Blijf thuis!’ stond erboven en het ging over vakantie. Alle risico’s die het verschijnsel in zich draagt, waren daar, systematisch en voorzien van wetenschappelijke verwijzingen, opgesomd: de vakantie als beschaamde verwachting, als knappende strohalm, als genadeslag voor degenen die thuis, onder hen vertrouwde omstandigheden, nog net functioneren. Daarbij werd dan nog afgezien van de triviale misère die elke vakantieganger bedreigt: files, volte, slecht weer, slecht eten, slechte bedden, taalproblemen. Deze psycholoog,waarvan ik de naam vergeten ben, vroeg zich met mij af, hoe artsen ertoe komen om mensen voor hun gezondheid een vakantie, liefst in het buitenland, op te leggen.
En ooit koesterde ik de romantiek van het reizen. En nog is deze oude kwaal niet totaal verdwenen. Maar als hij de kop opsteekt, hoef ik alleen maar even te denken aan de luchthavens, snelwegen en recreatie-emplacementen van het zomerse Europa en als dat niet helpt, haal ik een kilo folders bij het dichtstbijzijnde reisbureau om mijn geheugen op te frissen.

Een paar decennia geleden bezocht ik Lissabon voor een congres over sociale woningbouw. Mijn bijdrage over het Nederlandse beleid viel in goede aarde, want nergens ter wereld werd zoveel en zo goed gebouwd voor de minder bedeelden tot welke doelgroep in onze volkshuisvesting ook de huishoudens met anderhalf maal modaal zich nog mochten rekenen. Het congres duurde vijf dagen, maar mijn terugreis per vliegtuig was berekend op een verblijf van nog eens vijf dagen extra voor toeristische doeleinden. Toen de volkshuisvesters naar hun diverse landen terugkeerden, bleef ik dus achter. Het ministerie hield uiteraard op mijn verblijf te betalen, dus verhuisde ik naar een ander hotel, dat beter aansloot bij mijn nieuwe, minder geprivilegeerde status. Mijn kamer werd half gevuld door een linnenkast, waarvan de deur hardnekkig openstond. De bedrading, zwierend langs de muren, hier en daar verdwijnend in bungelende ijzeren lasdozen, leek mij niet geheel verantwoord. Er liep een grote barst door de wastafel. De warme kraan gaf geen water, de koude deed dat onophoudelijk.

Ik slenterde een dag door de kronkelende stegen, overlaadde mijn maag twee keer in een restaurant en miste de afwisseling van werk en vrije tijd en de collega's van het congres, met wie ik was opgetrokken. Na een mislukte poging mijn terugreis vervroegd te krijgen, lag ik 's avonds in de holte van mijn hotelbed en bedacht dat een dag vakantie in den vreemde voldoende is om een van nature opgewekt en vitaal persoon te demoraliseren.
Het was te vroeg om te gaan slapen; dus daalde ik af naar de kleine lounge met zijn vrolijke behang. Ik zag een half uur Portugese televisie in het gezelschap van twee zwijgende gasten en stak toen de straat over naar een kaal en goed verlicht café. Ik dronk twee grote glazen pils, waarbij mij een schoteltje gezouten zonnebloempitten werd geserveerd. Voldoende loom geworden, aanvaardde ik de korte terugweg.

De volgende ochtend, aan het begin van wat een nieuwe doelloze verkenningstocht had kunnen worden, passeerde ik een bedrijf,dat volgens het opschrift auto's repareerde en verhuurde. Dat was het! Ik zou de stad verlaten en de resterende dagen gebruiken om het land per auto te verkennen. Autorijden doe ik graag. Het is, vooropgesteld dat het besluit tot verplaatsing eenmaal genomen en het reisdoel gekozen is, een zinvolle activiteit, die richting geeft aan het bestaan. Aarzelen, slenteren en op je schreden terugkeren, doe je niet zo makkelijk in een auto. Bij gebrek aan beter is het ook een thuis.

Na enig zoeken ontwaarde ik de twee garagisten die koffie dronken aan een tafeltje dat schuilging achter de autowrakken waarmee de loods was gevuld. Ik werd het spoedig met ze eens; voor een alleszins schappelijke prijs zou voor mij ‘une très bonne voiture, presque neuve’ (zij kusten de toppen van duim en wijsvinger) gereed worden gemaakt. Ik ging naar het hotel om mijn bagage te halen, keerde in de garage terug, waar een redelijk modern gelijnde Datsun, nog bijna zonder roest, op mij stond te wachten. Ik liet mijn rijbewijs zien, vulde een formulier in en kreeg intussen een kopje koffie, waarvan het oortje met smeervet was gevuld.

Een half uur later had ik het stadsgewoel achter mij gelaten en bevond mij op een van de wegen naar het noorden, niet de hoofdweg die ik zocht, maar toch een weg die zo'n beetje in de richting van Porto liep. Ik passeerde Sintra, kreeg bij Ericeira even de zee te zien; de zon kwam door, ik was aan de auto gewend en zoefde, de elleboog uit het raam, gestadig voort. Ik zal nog een minuut of twintig gereden hebben, toen de weg weer aan de kust raakte. Een breed en verlaten zandstrand lag links onder handbereik.

Ik stopte en haalde mijn zwembroek uit de weekendtas. Dit keer zou ik hongerig aan de lunch verschijnen en de vier gangen die het menu hier minimaal voert, energiek te lijf gaan. Ik ontdeed mij van mijn kleding, sloot de auto en stak in zwembroek de weg over. Het grofkorrelige zand tjilpte onder mijn voeten. Ik legde mijn bril en autosleutels dicht bij het water op een door een stuk wrakhout gemarkeerde plek en trad de nogal forse branding tegemoet. Het water voelde ijzig, maar ik besloot dat dat halverwege juni in een zuidelijk land niet echt kon zijn. Het was ook grauw en bewegelijk, had een grindbodem en leek in niets op de Middellandse Zee, maar goed, dat was het dan ook niet.
Glibberend over de kiezels kiepte ik, wat eerder dan ik van plan was, voorover, hapte naar adem en verwijderde mij met wilde slagen van het Iberisch schiereiland. De eerste golf, die uit het niets kwam opdagen, spoelde mij als een vuiltje terug en sleurde me over de grindbank omhoog. Met de remsporen van de kiezels in borst en dijbenen, over de hele linie wat beurs, verliet ik het water en liet mij in de zon warmen. Toen ik mijn bril opzette, zag ik dat de auto verdwenen was.

Ik rende het strand omhoog. De kustweg was leeg. In de berm tekenden zich sporen af, waar ik had ingeparkeerd. Soortgelijke sporen markeerden het vertrek van de auto. Mijn zeebad had misschien vijf minuten geduurd, maar van de Datsun was zelfs geen stofwolk aan de horizon overgebleven.

De balans was niet moeilijk op te maken. Buiten bezit, althans buiten bereik: een huurauto, een tas met kleding, schoeisel en toiletartikelen, een diplomatenkoffertje met conferentie-papers, een horloge, een paspoort, een rijbewijs, een retourbiljet, geld.
In bezit want aan het lijf: een zwembroek en een bril. In deze uitmonstering, de nutteloze autosleutels in de hand geklemd, plaatste ik mijn voeten op het brandende asfalt en zette koers in de richting Lissabon.

(wordt vervolgd)
 
*************
Carlo van Praag heeft zijn leunstoelstukken gebundeld onder de titel 'Heimwee naar het heden'.
Het boek kost € 15,- en is te bestellen bij: www.eburon.nl


© 2011 Carlo van Praag meer Carlo van Praag - meer "Feuilleton" -
Bezigheden > Feuilleton
Blijf thuis! Een reisverhaal (1) Carlo van Praag
0905BZ Carlo?
Het was een artikel in de Volkskrant, geloof ik, geschreven door een psycholoog. ‘Blijf thuis!’ stond erboven en het ging over vakantie. Alle risico’s die het verschijnsel in zich draagt, waren daar, systematisch en voorzien van wetenschappelijke verwijzingen, opgesomd: de vakantie als beschaamde verwachting, als knappende strohalm, als genadeslag voor degenen die thuis, onder hen vertrouwde omstandigheden, nog net functioneren. Daarbij werd dan nog afgezien van de triviale misère die elke vakantieganger bedreigt: files, volte, slecht weer, slecht eten, slechte bedden, taalproblemen. Deze psycholoog,waarvan ik de naam vergeten ben, vroeg zich met mij af, hoe artsen ertoe komen om mensen voor hun gezondheid een vakantie, liefst in het buitenland, op te leggen.
En ooit koesterde ik de romantiek van het reizen. En nog is deze oude kwaal niet totaal verdwenen. Maar als hij de kop opsteekt, hoef ik alleen maar even te denken aan de luchthavens, snelwegen en recreatie-emplacementen van het zomerse Europa en als dat niet helpt, haal ik een kilo folders bij het dichtstbijzijnde reisbureau om mijn geheugen op te frissen.

Een paar decennia geleden bezocht ik Lissabon voor een congres over sociale woningbouw. Mijn bijdrage over het Nederlandse beleid viel in goede aarde, want nergens ter wereld werd zoveel en zo goed gebouwd voor de minder bedeelden tot welke doelgroep in onze volkshuisvesting ook de huishoudens met anderhalf maal modaal zich nog mochten rekenen. Het congres duurde vijf dagen, maar mijn terugreis per vliegtuig was berekend op een verblijf van nog eens vijf dagen extra voor toeristische doeleinden. Toen de volkshuisvesters naar hun diverse landen terugkeerden, bleef ik dus achter. Het ministerie hield uiteraard op mijn verblijf te betalen, dus verhuisde ik naar een ander hotel, dat beter aansloot bij mijn nieuwe, minder geprivilegeerde status. Mijn kamer werd half gevuld door een linnenkast, waarvan de deur hardnekkig openstond. De bedrading, zwierend langs de muren, hier en daar verdwijnend in bungelende ijzeren lasdozen, leek mij niet geheel verantwoord. Er liep een grote barst door de wastafel. De warme kraan gaf geen water, de koude deed dat onophoudelijk.

Ik slenterde een dag door de kronkelende stegen, overlaadde mijn maag twee keer in een restaurant en miste de afwisseling van werk en vrije tijd en de collega's van het congres, met wie ik was opgetrokken. Na een mislukte poging mijn terugreis vervroegd te krijgen, lag ik 's avonds in de holte van mijn hotelbed en bedacht dat een dag vakantie in den vreemde voldoende is om een van nature opgewekt en vitaal persoon te demoraliseren.
Het was te vroeg om te gaan slapen; dus daalde ik af naar de kleine lounge met zijn vrolijke behang. Ik zag een half uur Portugese televisie in het gezelschap van twee zwijgende gasten en stak toen de straat over naar een kaal en goed verlicht café. Ik dronk twee grote glazen pils, waarbij mij een schoteltje gezouten zonnebloempitten werd geserveerd. Voldoende loom geworden, aanvaardde ik de korte terugweg.

De volgende ochtend, aan het begin van wat een nieuwe doelloze verkenningstocht had kunnen worden, passeerde ik een bedrijf,dat volgens het opschrift auto's repareerde en verhuurde. Dat was het! Ik zou de stad verlaten en de resterende dagen gebruiken om het land per auto te verkennen. Autorijden doe ik graag. Het is, vooropgesteld dat het besluit tot verplaatsing eenmaal genomen en het reisdoel gekozen is, een zinvolle activiteit, die richting geeft aan het bestaan. Aarzelen, slenteren en op je schreden terugkeren, doe je niet zo makkelijk in een auto. Bij gebrek aan beter is het ook een thuis.

Na enig zoeken ontwaarde ik de twee garagisten die koffie dronken aan een tafeltje dat schuilging achter de autowrakken waarmee de loods was gevuld. Ik werd het spoedig met ze eens; voor een alleszins schappelijke prijs zou voor mij ‘une très bonne voiture, presque neuve’ (zij kusten de toppen van duim en wijsvinger) gereed worden gemaakt. Ik ging naar het hotel om mijn bagage te halen, keerde in de garage terug, waar een redelijk modern gelijnde Datsun, nog bijna zonder roest, op mij stond te wachten. Ik liet mijn rijbewijs zien, vulde een formulier in en kreeg intussen een kopje koffie, waarvan het oortje met smeervet was gevuld.

Een half uur later had ik het stadsgewoel achter mij gelaten en bevond mij op een van de wegen naar het noorden, niet de hoofdweg die ik zocht, maar toch een weg die zo'n beetje in de richting van Porto liep. Ik passeerde Sintra, kreeg bij Ericeira even de zee te zien; de zon kwam door, ik was aan de auto gewend en zoefde, de elleboog uit het raam, gestadig voort. Ik zal nog een minuut of twintig gereden hebben, toen de weg weer aan de kust raakte. Een breed en verlaten zandstrand lag links onder handbereik.

Ik stopte en haalde mijn zwembroek uit de weekendtas. Dit keer zou ik hongerig aan de lunch verschijnen en de vier gangen die het menu hier minimaal voert, energiek te lijf gaan. Ik ontdeed mij van mijn kleding, sloot de auto en stak in zwembroek de weg over. Het grofkorrelige zand tjilpte onder mijn voeten. Ik legde mijn bril en autosleutels dicht bij het water op een door een stuk wrakhout gemarkeerde plek en trad de nogal forse branding tegemoet. Het water voelde ijzig, maar ik besloot dat dat halverwege juni in een zuidelijk land niet echt kon zijn. Het was ook grauw en bewegelijk, had een grindbodem en leek in niets op de Middellandse Zee, maar goed, dat was het dan ook niet.
Glibberend over de kiezels kiepte ik, wat eerder dan ik van plan was, voorover, hapte naar adem en verwijderde mij met wilde slagen van het Iberisch schiereiland. De eerste golf, die uit het niets kwam opdagen, spoelde mij als een vuiltje terug en sleurde me over de grindbank omhoog. Met de remsporen van de kiezels in borst en dijbenen, over de hele linie wat beurs, verliet ik het water en liet mij in de zon warmen. Toen ik mijn bril opzette, zag ik dat de auto verdwenen was.

Ik rende het strand omhoog. De kustweg was leeg. In de berm tekenden zich sporen af, waar ik had ingeparkeerd. Soortgelijke sporen markeerden het vertrek van de auto. Mijn zeebad had misschien vijf minuten geduurd, maar van de Datsun was zelfs geen stofwolk aan de horizon overgebleven.

De balans was niet moeilijk op te maken. Buiten bezit, althans buiten bereik: een huurauto, een tas met kleding, schoeisel en toiletartikelen, een diplomatenkoffertje met conferentie-papers, een horloge, een paspoort, een rijbewijs, een retourbiljet, geld.
In bezit want aan het lijf: een zwembroek en een bril. In deze uitmonstering, de nutteloze autosleutels in de hand geklemd, plaatste ik mijn voeten op het brandende asfalt en zette koers in de richting Lissabon.

(wordt vervolgd)
 
*************
Carlo van Praag heeft zijn leunstoelstukken gebundeld onder de titel 'Heimwee naar het heden'.
Het boek kost € 15,- en is te bestellen bij: www.eburon.nl
© 2011 Carlo van Praag
powered by CJ2