archiefvorig nr.lopend nr.

Bezigheden > Feuilleton delen printen terug
Bietjes (2) Bert Hiddema

0610BZ Bietjes
Martijn heeft altijd de juiste ballen, rubberen van de Hema. Ondanks dat hij twee jaar ouder is, een heel verschil op onze leeftijd, kunnen we lekker met elkaar voetballen. Natuurlijk probeert hij me erin te luizen en me in het doel te kletsen, zodat hij lekker kan rammen en ik zijn afzwaaiers nog kan ophalen ook, terwijl hij zijn haar staat te kammen en er blindelings een knoert van een kuif in drukt.
Als ik weiger keeper te zijn zoeken we andere jongens voor een partijtje en als dat niet lukt gaan we de bal naar elkaar overschieten. Eerst langs de grond en dan met boogjes, zodat we ze moeten opvangen in de lucht of in één keer op onze slof nemen. Alleen al met mij schiet Martijn twee ruiten aan barrels.
Behalve het vrachtwagentje van oom Jan staan er geen geparkeerde auto's naast de stoep. In looppas spelen we de bal naar elkaar over en gaan de Sumatrastraat op en neer, zodat we afwisselend ons goede en slechte been trainen.
Zonder iets af te spreken gaan we ineens rechtsaf in plaats van terug en maken een rondje om het blok door de Batjanstraat.
Voor de deur van de lagere school die Martijn bezoekt, begint hij zijn onderwijzer uit te schelden en geeft de hoofdmeester er ongenadig van langs, terwijl er niemand in het gebouw aanwezig is. We liggen slap van het lachen, want dat kan je ook met Martijn.
Tijdens een herfstvakantie maken we een reuzeronde door de hele buurt, van de Celebesstraat tot en met de sigarenwinkel bij de Zeeburgerdijk in de Molukkenstraat, waar op zondag de voetbaluitslagen en in de zomer de uitslagen van de Tour de France op een bord worden geschreven.
We kopen een tablet chocola en belanden op het Sumatraplantsoen in een partijtje. Spontaan spelen we mee met tien jongens die we nog nooit eerder gezien hebben. Martijn wordt bij de zwakste partij ingedeeld omdat hij groter is, tot ze erachter komen dat ik beter ben en we plotseling van partij moeten omruilen, hetgeen Martijn ostentatief weigert. Maar als hij weigert een schot van mij weg te koppen, omdat de kuif in zijn haar dan wordt geplet, is het echt afgelopen en feliciteren wij als winnaars elkaar niet eens met onze overwinning.
`Als je haar maar goed zit,' zeg ik, maar Martijn blijft koppig zwijgen.
Tot we op de Valentijnkade weer automatisch de bal naar elkaar gaan overspelen en ik er zoveel effect inleg dat hij in een wilde drift de bal zo hard in het water knalt dat we hem niet eens meer zien drijven.
`Mijn moeder koopt wel weer een nieuwe.'

Oom Jan pocht dat hij zo een proefwedstrijd voor zijn zoon kan regelen.
Martijn is ruim een uur voor de wedstrijden in De Meer aanwezig met zijn vader die populair doet en de spelers koffie met cake aanbiedt. Hij kan pronken met de handtekeningen van alle Ajacieden en hun tegenstanders die in De Meer hebben gespeeld, want ook die krijgen te drinken van zijn vader.
Zijn exemplaar van Voetbal, een smal boek met ringband, van Klaas Peereboom met karikaturen van Bob Uschi, doet alle jongens watertanden, want het staat vol handtekeningen. Soms met `voor Martijn' of `mijn vriend Martijn' ernaast. Michels, onze favoriete midvoor schrijft in mooie letters dat Martijn maar veel doelpunten moet maken. Natuurlijk laat hij het ergens slingeren en vindt het niet meer terug.
Op de eretribune betaalt zijn vader twee kwartjes voor Rood-wit thuis en laat de rest zitten. De boekjes met de opstellingen en foto's van onze helden liggen ergens onderin in de boekenkast, met ezelsoren en lelijk gevouwen omdat Martijn ze in de achterzak van zijn spijkerbroek stopt. Naast zijn eeuwige kammetje.
Natuurlijk is hij jaloers op ons. Op de jongenstribune achter het doel staan we zo hard te juichen dat de keepers van DOS, Feyenoord en Noad er dol van worden en op de eretribune beginnen ze spontaan voor ons te klappen, omdat we ons `eeeeh.... Boem!' bij het uitschieten van onze keeper zo geperfectioneerd hebben dat het elke keer precies klopt.
Martijn gaat met ons mee, nadat hij zich op een bijveld achter het stadion lelijk in de luren laat leggen door een onooglijk klein jongetje in een Ajax-shirt dat Jopie heet. Hij kookt van woede als hij de bal niet van hem kan afpakken en het onooglijke kereltje dat meer dan een kop kleiner is en zo smal dat hij op een lucifer lijkt, hem telkens de bal tussen zijn benen door speelt.
Van een proefwedstrijd wordt niet meer gerept.

Er wordt zo goed verdiend dat de vakanties worden verlegd naar de Eifel, het Zwarte Woud, Luxemburg en de Ardennen, terwijl ook aan het Gardameer achterin wordt geslapen. Nooit naar Frankrijk: `Ze verstaan je niet en van wijn word je dronken.'
Tante Rie roomt de kas flink af zonder dat haar man daar iets van merkt. De bankbiljetten verstopt ze in boeken: bruine guldens, blauwe rijksdaalders en af en toe een tientje dat Martijn `joetje' noemt.
`Je blijft lezen,' zegt Martijn als hij een gulden of riks in zijn zak steekt, omdat de pot brylcreem leeg is, hij een nieuwe kaper in de stad heeft ontdekt of zijn sigaretten op zijn.
Tante Rie heeft geen geduld om te lezen, Oom Jan kijkt geen boek in en doet zelfs de boekhouding niet; `Dat komt wel.'
De boeken zijn achterovergedrukt door een klant die bij boekbinderij Kusters aan de Duivendrechtse Kade werkt en ze voor een zacht prijsje verkoopt.
Atlassen, woordenboeken, zelfs een encyclopedie in tien delen. Gebonden exemplaren (pockets bestaan nog niet) die volmaakt ongelezen zijn: De Griet Manshande trilogie van Jan Mens, Arme Mensen van dezelfde schrijver over de crisistijd van de jaren dertig, werken van Ina Boudier-Bakker, K. Norel en A. den Doolaard, Bartje, donkergroene Noorse trilogieën en fotoboeken als Zwervend door Nederland en Look at Holland. En natuurlijk het boek dat iedereen heeft: De Ramp, over de watersnood van 1 februari 1953, waarbij 1835 doden vielen.
Op de onderste planken van de boekenkast bewaart Martijn het Miss Blanche-album Onze Voetbalclubs met plaatjes van KNVB-elftallen, 40 Sporten in woord en beeld van Blue Band, de complete serie Agio-sigarenbandjes van voetballers.
Tante Rie koopt Planta, Blue Band of Gouden Leeuwenzegel-margarine, omdat je daar voetbalplaatjes bij krijgt. De dubbele ruilt Martijn met kinderen van klanten, want die van mij `heeft hij al'. Hij mag pakjes Rizzla vloetjes kopen, terwijl zijn vader Old Mac sigaretten rookt, de was wordt gedaan in Een-Twee-Drie-zeep die volgens mijn moeder niet goed schuimt en hij zoekt de lekkerste filmsterrenplaatjes uit de pakjes Maple Leaf kauwgom die in de winkel wordt verkocht.
De Winterboeken staan naast elkaar, de Pietje Bells, Dick Troms, Scheepsjongens van Bontekoe, Paddeltje, Kruimeltje, alle boeken die een jongen zich maar kan wensen.
`Alleen houdt Martijn niet van lezen,' zegt tante Rie, afgunstig naar mij kijkend.
Martijn gaat alleen maar naar school omdat hij leerplichtig is. Vol verachting kijkt hij naar zijn boekenverzameling en hinnikt iets dat hatelijk bedoeld is. Stiekem leest hij Dick Bos en denkt dat zijn moeder dat niet doorheeft.

De brand ontstaat in de bijkeuken naast de winkel. Een pan met kokende bietjes, die Tante Rie vergeten is, vat vlam. Het hele pand wordt in de as gelegd. Tante Rie die zoals gewoonlijk zonder jas de straat opging, heeft niets meer om aan te trekken.
De verzekering dekt de schade voor een klein gedeelte, want oom Jan blijkt zwaar onderverzekerd te zijn. De renovatie kost zoveel geld dat oom Jan het niet op kan brengen. Ook al vanwege een belastingschuld.
Oom Jan gaat failliet.
`Dat komt ervan als je geen boekhouding bijhoudt,' weet mijn vader.
`En je geld in boeken verstopt,' vindt mijn moeder.
Oom Jan kan niet meer op de eretribune zitten en laat zich niet meer bij de bestuurskamer opjutten. Hij schaamt zich zo, dat hij thuisblijft en zijn geliefde Ajax pas weer ziet spelen op 5 april 1959.
De eerste wedstrijd die bij Sport in Beeld wordt uitgezonden is Feyenoord-Ajax. Van de 0-5 overwinning zijn maar twee doelpunten te zien.
Oom Jan die nog aan de amateurs gewend is, kent maar een paar spelers.
Tante Rie eet ook met het bord op schoot.
Martijn die in de verzekeringen zit, komt om het leven bij een auto-ongeluk in Frankrijk, met zijn vrouw en twee kinderen.
 
(Bovenstaand fragment komt uit een roman in wording die 'Een klein ploegje' gaat heten)


© 2009 Bert Hiddema meer Bert Hiddema - meer "Feuilleton"
Bezigheden > Feuilleton
Bietjes (2) Bert Hiddema
0610BZ Bietjes
Martijn heeft altijd de juiste ballen, rubberen van de Hema. Ondanks dat hij twee jaar ouder is, een heel verschil op onze leeftijd, kunnen we lekker met elkaar voetballen. Natuurlijk probeert hij me erin te luizen en me in het doel te kletsen, zodat hij lekker kan rammen en ik zijn afzwaaiers nog kan ophalen ook, terwijl hij zijn haar staat te kammen en er blindelings een knoert van een kuif in drukt.
Als ik weiger keeper te zijn zoeken we andere jongens voor een partijtje en als dat niet lukt gaan we de bal naar elkaar overschieten. Eerst langs de grond en dan met boogjes, zodat we ze moeten opvangen in de lucht of in één keer op onze slof nemen. Alleen al met mij schiet Martijn twee ruiten aan barrels.
Behalve het vrachtwagentje van oom Jan staan er geen geparkeerde auto's naast de stoep. In looppas spelen we de bal naar elkaar over en gaan de Sumatrastraat op en neer, zodat we afwisselend ons goede en slechte been trainen.
Zonder iets af te spreken gaan we ineens rechtsaf in plaats van terug en maken een rondje om het blok door de Batjanstraat.
Voor de deur van de lagere school die Martijn bezoekt, begint hij zijn onderwijzer uit te schelden en geeft de hoofdmeester er ongenadig van langs, terwijl er niemand in het gebouw aanwezig is. We liggen slap van het lachen, want dat kan je ook met Martijn.
Tijdens een herfstvakantie maken we een reuzeronde door de hele buurt, van de Celebesstraat tot en met de sigarenwinkel bij de Zeeburgerdijk in de Molukkenstraat, waar op zondag de voetbaluitslagen en in de zomer de uitslagen van de Tour de France op een bord worden geschreven.
We kopen een tablet chocola en belanden op het Sumatraplantsoen in een partijtje. Spontaan spelen we mee met tien jongens die we nog nooit eerder gezien hebben. Martijn wordt bij de zwakste partij ingedeeld omdat hij groter is, tot ze erachter komen dat ik beter ben en we plotseling van partij moeten omruilen, hetgeen Martijn ostentatief weigert. Maar als hij weigert een schot van mij weg te koppen, omdat de kuif in zijn haar dan wordt geplet, is het echt afgelopen en feliciteren wij als winnaars elkaar niet eens met onze overwinning.
`Als je haar maar goed zit,' zeg ik, maar Martijn blijft koppig zwijgen.
Tot we op de Valentijnkade weer automatisch de bal naar elkaar gaan overspelen en ik er zoveel effect inleg dat hij in een wilde drift de bal zo hard in het water knalt dat we hem niet eens meer zien drijven.
`Mijn moeder koopt wel weer een nieuwe.'

Oom Jan pocht dat hij zo een proefwedstrijd voor zijn zoon kan regelen.
Martijn is ruim een uur voor de wedstrijden in De Meer aanwezig met zijn vader die populair doet en de spelers koffie met cake aanbiedt. Hij kan pronken met de handtekeningen van alle Ajacieden en hun tegenstanders die in De Meer hebben gespeeld, want ook die krijgen te drinken van zijn vader.
Zijn exemplaar van Voetbal, een smal boek met ringband, van Klaas Peereboom met karikaturen van Bob Uschi, doet alle jongens watertanden, want het staat vol handtekeningen. Soms met `voor Martijn' of `mijn vriend Martijn' ernaast. Michels, onze favoriete midvoor schrijft in mooie letters dat Martijn maar veel doelpunten moet maken. Natuurlijk laat hij het ergens slingeren en vindt het niet meer terug.
Op de eretribune betaalt zijn vader twee kwartjes voor Rood-wit thuis en laat de rest zitten. De boekjes met de opstellingen en foto's van onze helden liggen ergens onderin in de boekenkast, met ezelsoren en lelijk gevouwen omdat Martijn ze in de achterzak van zijn spijkerbroek stopt. Naast zijn eeuwige kammetje.
Natuurlijk is hij jaloers op ons. Op de jongenstribune achter het doel staan we zo hard te juichen dat de keepers van DOS, Feyenoord en Noad er dol van worden en op de eretribune beginnen ze spontaan voor ons te klappen, omdat we ons `eeeeh.... Boem!' bij het uitschieten van onze keeper zo geperfectioneerd hebben dat het elke keer precies klopt.
Martijn gaat met ons mee, nadat hij zich op een bijveld achter het stadion lelijk in de luren laat leggen door een onooglijk klein jongetje in een Ajax-shirt dat Jopie heet. Hij kookt van woede als hij de bal niet van hem kan afpakken en het onooglijke kereltje dat meer dan een kop kleiner is en zo smal dat hij op een lucifer lijkt, hem telkens de bal tussen zijn benen door speelt.
Van een proefwedstrijd wordt niet meer gerept.

Er wordt zo goed verdiend dat de vakanties worden verlegd naar de Eifel, het Zwarte Woud, Luxemburg en de Ardennen, terwijl ook aan het Gardameer achterin wordt geslapen. Nooit naar Frankrijk: `Ze verstaan je niet en van wijn word je dronken.'
Tante Rie roomt de kas flink af zonder dat haar man daar iets van merkt. De bankbiljetten verstopt ze in boeken: bruine guldens, blauwe rijksdaalders en af en toe een tientje dat Martijn `joetje' noemt.
`Je blijft lezen,' zegt Martijn als hij een gulden of riks in zijn zak steekt, omdat de pot brylcreem leeg is, hij een nieuwe kaper in de stad heeft ontdekt of zijn sigaretten op zijn.
Tante Rie heeft geen geduld om te lezen, Oom Jan kijkt geen boek in en doet zelfs de boekhouding niet; `Dat komt wel.'
De boeken zijn achterovergedrukt door een klant die bij boekbinderij Kusters aan de Duivendrechtse Kade werkt en ze voor een zacht prijsje verkoopt.
Atlassen, woordenboeken, zelfs een encyclopedie in tien delen. Gebonden exemplaren (pockets bestaan nog niet) die volmaakt ongelezen zijn: De Griet Manshande trilogie van Jan Mens, Arme Mensen van dezelfde schrijver over de crisistijd van de jaren dertig, werken van Ina Boudier-Bakker, K. Norel en A. den Doolaard, Bartje, donkergroene Noorse trilogieën en fotoboeken als Zwervend door Nederland en Look at Holland. En natuurlijk het boek dat iedereen heeft: De Ramp, over de watersnood van 1 februari 1953, waarbij 1835 doden vielen.
Op de onderste planken van de boekenkast bewaart Martijn het Miss Blanche-album Onze Voetbalclubs met plaatjes van KNVB-elftallen, 40 Sporten in woord en beeld van Blue Band, de complete serie Agio-sigarenbandjes van voetballers.
Tante Rie koopt Planta, Blue Band of Gouden Leeuwenzegel-margarine, omdat je daar voetbalplaatjes bij krijgt. De dubbele ruilt Martijn met kinderen van klanten, want die van mij `heeft hij al'. Hij mag pakjes Rizzla vloetjes kopen, terwijl zijn vader Old Mac sigaretten rookt, de was wordt gedaan in Een-Twee-Drie-zeep die volgens mijn moeder niet goed schuimt en hij zoekt de lekkerste filmsterrenplaatjes uit de pakjes Maple Leaf kauwgom die in de winkel wordt verkocht.
De Winterboeken staan naast elkaar, de Pietje Bells, Dick Troms, Scheepsjongens van Bontekoe, Paddeltje, Kruimeltje, alle boeken die een jongen zich maar kan wensen.
`Alleen houdt Martijn niet van lezen,' zegt tante Rie, afgunstig naar mij kijkend.
Martijn gaat alleen maar naar school omdat hij leerplichtig is. Vol verachting kijkt hij naar zijn boekenverzameling en hinnikt iets dat hatelijk bedoeld is. Stiekem leest hij Dick Bos en denkt dat zijn moeder dat niet doorheeft.

De brand ontstaat in de bijkeuken naast de winkel. Een pan met kokende bietjes, die Tante Rie vergeten is, vat vlam. Het hele pand wordt in de as gelegd. Tante Rie die zoals gewoonlijk zonder jas de straat opging, heeft niets meer om aan te trekken.
De verzekering dekt de schade voor een klein gedeelte, want oom Jan blijkt zwaar onderverzekerd te zijn. De renovatie kost zoveel geld dat oom Jan het niet op kan brengen. Ook al vanwege een belastingschuld.
Oom Jan gaat failliet.
`Dat komt ervan als je geen boekhouding bijhoudt,' weet mijn vader.
`En je geld in boeken verstopt,' vindt mijn moeder.
Oom Jan kan niet meer op de eretribune zitten en laat zich niet meer bij de bestuurskamer opjutten. Hij schaamt zich zo, dat hij thuisblijft en zijn geliefde Ajax pas weer ziet spelen op 5 april 1959.
De eerste wedstrijd die bij Sport in Beeld wordt uitgezonden is Feyenoord-Ajax. Van de 0-5 overwinning zijn maar twee doelpunten te zien.
Oom Jan die nog aan de amateurs gewend is, kent maar een paar spelers.
Tante Rie eet ook met het bord op schoot.
Martijn die in de verzekeringen zit, komt om het leven bij een auto-ongeluk in Frankrijk, met zijn vrouw en twee kinderen.
 
(Bovenstaand fragment komt uit een roman in wording die 'Een klein ploegje' gaat heten)
© 2009 Bert Hiddema
powered by CJ2