archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Het zijn maar woorden delen printen terug
Dwaaltocht door Eufemia Carlo van Praag

0606BS Woorden klein
U weet wat een scheefwoner is: niet iemand wiens huis eenzijdig verzakt is, zodat de vloeren hellen, maar iemand die, gerekend naar zijn inkomen, een te lage huur betaalt. Maar weet u ook wat een anderswoner is? Ik hoorde de term deze ochtend op de radio. Het is een medeburger die in zijn woonbuurt zoveel overlast heeft veroorzaakt dat de woningcorporatie hem uit zijn huis heeft gezet en hem als onderkomen een container op een fabrieksterrein heeft toegewezen. Om dit lot te ondergaan moet je je langdurig heel erg misdragen. Vroeger heette zo iemand ronduit asociaal. Anderswonende is dus een verzachtende omschrijving, ofwel een eufemisme. Overigens kwam ik in 1960 voor deze groep al de term andersmaatschappelijken tegen en wel in het proefschrift van Louis van Tienen, de eerste directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau.

Eufemismen zijn er in soorten. Zelf had ik ze aanvankelijk in twee brede categorieën ondergebracht: destigmatiserende eufemismen, waarvan de bovenstaande termen een voorbeeld zijn en schaamteverminderende eufemismen die betrekking hebben op lichamelijke functies en seksuele uitingen. Boeren is vervangbaar door het nettere oprispen. Poep wordt ontlasting dat, nog netter, kan worden aangeduid als fecaliën. Neuken wordt vrijen, gemeenschap hebben, de liefde bedrijven etc. Hoer wordt prostituee of, minder formeel, maar nog zachter: meisje van plezier. Porno, en niet zo weinig ook, is te vinden op adult websites.

Hoe minder intiem de relatie, hoe groter de sociale afstand tot de gesprekspartner, hoe sterker de druk om eufemismen te gebruiken. Je vraagt op paleis Noordeinde niet: Majesteit waar is hier de plee? Op de destigmatiserende eufemismen kom ik straks terug.

Een flitsbezoek aan enkele zoeksites op het internet onthulde een stortvloed van voorbeelden die niet allemaal in de door mij onderscheiden categorieën passen. Sommige eufemismen hebben noch op destigmatisering noch op schaamtereductie betrekking. Er zijn namelijk ook andere verschijnselen die om een verzachtende terminologie vragen. Vaak hebben zij iets met de dood te maken. Een geliefde is niet dood, maar heengegaan of, in een religieuze variant, door onze Lieve Heer tot zich genomen. Ons huisdier is niet door de dierenarts afgemaakt, maar hij heeft het doen inslapen. De veestapel is geruimd. Etnische zuivering staat voor het massaal afslachten van bevolkingsgroepen. Niet met de dood, maar wel met onaangename feiten verband houdend zijn prijsaanpassing voor prijsverhoging, reorganisatie voor massa-ontslag, tussen twee banen in voor werkloos. Diplomaten hebben geen conflictueuze woordenwisseling maar een openhartig gesprek achter de rug.

Nu dan die destigmatiserende eufemismen. In onze samenleving wordt grote waarde gehecht aan sociale gelijkheid. Hoewel weinigen nog totale nivellering als streefdoel huldigen en een zekere mate van ongelijkheid in de vorm van inkomens- en opleidingsverschillen algemeen wordt geaccepteerd (het kan ook moeilijk anders), zijn expliciete verwijzingen naar deze ongelijkheid in het maatschappelijk verkeer omgeven met taboes, hetgeen zich uit in het gebruik van omfloerste termen. Paupers zijn achterblijvers geworden en vervolgens kansarmen. Ondergeschikten zijn medewerkers geworden. Achterlijken, debielen, imbecielen en idioten (ooit waren dit neutrale termen) ontwikkelden zich tot zwakzinnigen en vervolgens tot verstandelijk beperkten (ik heb ze nog niet horen aanduiden als andersverstandelijken). De meid is werkster geworden en daarna hulp in de huishouding. De nog flatteuzere aanduiding interieurverzorgster, die vaak als voorbeeld van het ultieme eufemisme wordt aangehaald, is trouwens niet echt ingeburgerd. Zij wordt slechts ironisch gebruikt en is daarmee exemplarisch voor het zelfreflecterend vermogen van de samenleving. Men is zich kennelijk bewust van de afstand tussen de verbale werkelijkheid en de maatschappelijke realiteit.

Schaamteverminderende en destigmatiserende eufemismen volgen een verschillende koers. Door de toegenomen seksuele permissiviteit is de term neuken niet meer zo schokkend en ook in de sfeer van de uitscheiding is de vrijmoedigheid toegenomen. De dokter is niet meer zo omzichtig en vraagt gewoon of je wel elke dag poept (enigszins afhankelijk uiteraard van de klacht waarmee je hem benadert). Daarentegen wordt aan de destigmatiserende vocabulaire nog nijver voortgewerkt. Zo had minister Ellen Vogelaar voor wijken waarin alle hedendaagse ellende zich concentreert de naam prachtwijken bedacht. Dit bedenksel van Orwelliaanse allure heeft het begrijpelijkerwijs niet gehaald. Zover heen is onze samenleving gelukkig nog niet. Ik kende ook eens iemand die de term vrouwen denigrerend vond en wilde spreken van mensen in een vrouwelijk lichaam. Ook geen haalbare kaart!

Een wat mildere vorm van brainwashing wordt bedreven door de gemeente Amsterdam. Zij heeft besloten dat de term allochtonen stigmatiserend is en dient te worden afgeschaft. De tweedeling in allochtonen en autochtonen doet ook geen recht aan de heterogeniteit van de aldus aangeduide groepen, scheert ze allemaal over één kam, ongeacht hun verdere kenmerken. Voortaan moeten wij, of in elk geval de gemeente zelf, het hebben over Amsterdammers van buitenlandse afkomst. Het is geen nieuw idee. Oud-minister Hirsch Ballin lanceerde ook al eens een dergelijk voorstel. Zoals geldt voor vele thans als stigmatiserend opgevatte termen, was het begrip allochtoon zelf ooit een eufemisme. Het werd gemunt door Hilda Verwey-Jonker in een boek ‘Allochtonen in Nederland’ (1971) waaraan ik zelf als redactiesecretaris en auteur heb meegewerkt. Het verving de termen buitenlanders en migranten die tot de jaren zeventig in zwang waren. Ik kon me in de introductie van het nieuwe begrip goed vinden, niet omdat de termen buitenlander of migrant pejoratief waren, maar omdat deze termen geen recht deden aan de feiten. Surinamers en Antillianen waren helemaal geen buitenlanders, maar Nederlanders en de hier uit buitenlandse ouders geboren kinderen waren zelf vaak geen buitenlanders meer en zeker geen migranten. Het woord allochtoon was alleen al door zijn eigen Oudgriekse herkomst te academisch om denigrerend te zijn. Ik vind het nog steeds niet denigrerend. Het betekent letterlijk ‘van vreemde aarde afkomstig’, dus ‘van buitenlandse afkomst’. De destigmatiserende geste van de gemeente Amsterdam zit hem dan ook niet zozeer in de vervanging van allochtoon door het identieke begrip ‘van buitenlandse afkomst’, maar door het voorvoegsel Amsterdammers, dat de nadruk legt op de gemeenschappelijkheid van de inwoners van die gemeente. Alleen laat zo’n begrip zich wat moeilijk naar landelijk niveau tillen. Je zou dan moeten spreken van ‘ingezetenen van Nederland van buitenlandse afkomst. De term allochtoon is veel handzamer en bovendien ook als bijvoeglijk naamwoord te gebruiken.

Veel terminologische verandering heeft haar rationaliteit. ‘Werkende vrouwen’ heten nu terecht ‘vrouwen die betaalde arbeid verrichten’. Die laatste aanduiding biedt grotere precisie. Het is trouwens geen eufemisme. En ‘zigeuners’ mogen van mij best ‘Roma’ heten. Zoals indianen in Amerika ‘native Americans ‘ zijn geworden. Maar niet al die van bovenaf opgelegde benamingen zijn bevredigend. Los van hun ideologisch gehalte (zoals bij Vogelaars prachtwijken) lopen zij vaak op de maatschappelijke ontwikkeling vooruit. Terwijl het beleid nog in volle gang is en daarbij lang niet altijd succesvol, wordt het einddoel verbaal vast tot realiteit verklaard. De allochtonen worden uit het woordenboek afgevoerd, terwijl zij als doelgroep van integratiebeleid nog steeds bestaan. Niet mee eens!

En wat mijzelf betreft: ik profiteer ten volle van het eufemistisch taalgebruik. Ondanks mijn gevorderde leeftijd ben ik geen bejaarde en dat zal ik ook nooit worden. Een tijd lang was ik oudere, maar inmiddels heb ik het tot senior geschopt. Dat zal ik ook blijven tot aan mijn dood, tenzij voordien de term senioren als stigmatiserend geldt en wordt vervangen. Door wat overigens? Ik kan niets bedenken.
 
***************************************
Carlo van Praags bundel: 'Heimwee naar het heden' kan besteld worden bij www.eburon.nl


© 2013 Carlo van Praag meer Carlo van Praag - meer "Het zijn maar woorden" -
Beschouwingen > Het zijn maar woorden
Dwaaltocht door Eufemia Carlo van Praag
0606BS Woorden klein
U weet wat een scheefwoner is: niet iemand wiens huis eenzijdig verzakt is, zodat de vloeren hellen, maar iemand die, gerekend naar zijn inkomen, een te lage huur betaalt. Maar weet u ook wat een anderswoner is? Ik hoorde de term deze ochtend op de radio. Het is een medeburger die in zijn woonbuurt zoveel overlast heeft veroorzaakt dat de woningcorporatie hem uit zijn huis heeft gezet en hem als onderkomen een container op een fabrieksterrein heeft toegewezen. Om dit lot te ondergaan moet je je langdurig heel erg misdragen. Vroeger heette zo iemand ronduit asociaal. Anderswonende is dus een verzachtende omschrijving, ofwel een eufemisme. Overigens kwam ik in 1960 voor deze groep al de term andersmaatschappelijken tegen en wel in het proefschrift van Louis van Tienen, de eerste directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau.

Eufemismen zijn er in soorten. Zelf had ik ze aanvankelijk in twee brede categorieën ondergebracht: destigmatiserende eufemismen, waarvan de bovenstaande termen een voorbeeld zijn en schaamteverminderende eufemismen die betrekking hebben op lichamelijke functies en seksuele uitingen. Boeren is vervangbaar door het nettere oprispen. Poep wordt ontlasting dat, nog netter, kan worden aangeduid als fecaliën. Neuken wordt vrijen, gemeenschap hebben, de liefde bedrijven etc. Hoer wordt prostituee of, minder formeel, maar nog zachter: meisje van plezier. Porno, en niet zo weinig ook, is te vinden op adult websites.

Hoe minder intiem de relatie, hoe groter de sociale afstand tot de gesprekspartner, hoe sterker de druk om eufemismen te gebruiken. Je vraagt op paleis Noordeinde niet: Majesteit waar is hier de plee? Op de destigmatiserende eufemismen kom ik straks terug.

Een flitsbezoek aan enkele zoeksites op het internet onthulde een stortvloed van voorbeelden die niet allemaal in de door mij onderscheiden categorieën passen. Sommige eufemismen hebben noch op destigmatisering noch op schaamtereductie betrekking. Er zijn namelijk ook andere verschijnselen die om een verzachtende terminologie vragen. Vaak hebben zij iets met de dood te maken. Een geliefde is niet dood, maar heengegaan of, in een religieuze variant, door onze Lieve Heer tot zich genomen. Ons huisdier is niet door de dierenarts afgemaakt, maar hij heeft het doen inslapen. De veestapel is geruimd. Etnische zuivering staat voor het massaal afslachten van bevolkingsgroepen. Niet met de dood, maar wel met onaangename feiten verband houdend zijn prijsaanpassing voor prijsverhoging, reorganisatie voor massa-ontslag, tussen twee banen in voor werkloos. Diplomaten hebben geen conflictueuze woordenwisseling maar een openhartig gesprek achter de rug.

Nu dan die destigmatiserende eufemismen. In onze samenleving wordt grote waarde gehecht aan sociale gelijkheid. Hoewel weinigen nog totale nivellering als streefdoel huldigen en een zekere mate van ongelijkheid in de vorm van inkomens- en opleidingsverschillen algemeen wordt geaccepteerd (het kan ook moeilijk anders), zijn expliciete verwijzingen naar deze ongelijkheid in het maatschappelijk verkeer omgeven met taboes, hetgeen zich uit in het gebruik van omfloerste termen. Paupers zijn achterblijvers geworden en vervolgens kansarmen. Ondergeschikten zijn medewerkers geworden. Achterlijken, debielen, imbecielen en idioten (ooit waren dit neutrale termen) ontwikkelden zich tot zwakzinnigen en vervolgens tot verstandelijk beperkten (ik heb ze nog niet horen aanduiden als andersverstandelijken). De meid is werkster geworden en daarna hulp in de huishouding. De nog flatteuzere aanduiding interieurverzorgster, die vaak als voorbeeld van het ultieme eufemisme wordt aangehaald, is trouwens niet echt ingeburgerd. Zij wordt slechts ironisch gebruikt en is daarmee exemplarisch voor het zelfreflecterend vermogen van de samenleving. Men is zich kennelijk bewust van de afstand tussen de verbale werkelijkheid en de maatschappelijke realiteit.

Schaamteverminderende en destigmatiserende eufemismen volgen een verschillende koers. Door de toegenomen seksuele permissiviteit is de term neuken niet meer zo schokkend en ook in de sfeer van de uitscheiding is de vrijmoedigheid toegenomen. De dokter is niet meer zo omzichtig en vraagt gewoon of je wel elke dag poept (enigszins afhankelijk uiteraard van de klacht waarmee je hem benadert). Daarentegen wordt aan de destigmatiserende vocabulaire nog nijver voortgewerkt. Zo had minister Ellen Vogelaar voor wijken waarin alle hedendaagse ellende zich concentreert de naam prachtwijken bedacht. Dit bedenksel van Orwelliaanse allure heeft het begrijpelijkerwijs niet gehaald. Zover heen is onze samenleving gelukkig nog niet. Ik kende ook eens iemand die de term vrouwen denigrerend vond en wilde spreken van mensen in een vrouwelijk lichaam. Ook geen haalbare kaart!

Een wat mildere vorm van brainwashing wordt bedreven door de gemeente Amsterdam. Zij heeft besloten dat de term allochtonen stigmatiserend is en dient te worden afgeschaft. De tweedeling in allochtonen en autochtonen doet ook geen recht aan de heterogeniteit van de aldus aangeduide groepen, scheert ze allemaal over één kam, ongeacht hun verdere kenmerken. Voortaan moeten wij, of in elk geval de gemeente zelf, het hebben over Amsterdammers van buitenlandse afkomst. Het is geen nieuw idee. Oud-minister Hirsch Ballin lanceerde ook al eens een dergelijk voorstel. Zoals geldt voor vele thans als stigmatiserend opgevatte termen, was het begrip allochtoon zelf ooit een eufemisme. Het werd gemunt door Hilda Verwey-Jonker in een boek ‘Allochtonen in Nederland’ (1971) waaraan ik zelf als redactiesecretaris en auteur heb meegewerkt. Het verving de termen buitenlanders en migranten die tot de jaren zeventig in zwang waren. Ik kon me in de introductie van het nieuwe begrip goed vinden, niet omdat de termen buitenlander of migrant pejoratief waren, maar omdat deze termen geen recht deden aan de feiten. Surinamers en Antillianen waren helemaal geen buitenlanders, maar Nederlanders en de hier uit buitenlandse ouders geboren kinderen waren zelf vaak geen buitenlanders meer en zeker geen migranten. Het woord allochtoon was alleen al door zijn eigen Oudgriekse herkomst te academisch om denigrerend te zijn. Ik vind het nog steeds niet denigrerend. Het betekent letterlijk ‘van vreemde aarde afkomstig’, dus ‘van buitenlandse afkomst’. De destigmatiserende geste van de gemeente Amsterdam zit hem dan ook niet zozeer in de vervanging van allochtoon door het identieke begrip ‘van buitenlandse afkomst’, maar door het voorvoegsel Amsterdammers, dat de nadruk legt op de gemeenschappelijkheid van de inwoners van die gemeente. Alleen laat zo’n begrip zich wat moeilijk naar landelijk niveau tillen. Je zou dan moeten spreken van ‘ingezetenen van Nederland van buitenlandse afkomst. De term allochtoon is veel handzamer en bovendien ook als bijvoeglijk naamwoord te gebruiken.

Veel terminologische verandering heeft haar rationaliteit. ‘Werkende vrouwen’ heten nu terecht ‘vrouwen die betaalde arbeid verrichten’. Die laatste aanduiding biedt grotere precisie. Het is trouwens geen eufemisme. En ‘zigeuners’ mogen van mij best ‘Roma’ heten. Zoals indianen in Amerika ‘native Americans ‘ zijn geworden. Maar niet al die van bovenaf opgelegde benamingen zijn bevredigend. Los van hun ideologisch gehalte (zoals bij Vogelaars prachtwijken) lopen zij vaak op de maatschappelijke ontwikkeling vooruit. Terwijl het beleid nog in volle gang is en daarbij lang niet altijd succesvol, wordt het einddoel verbaal vast tot realiteit verklaard. De allochtonen worden uit het woordenboek afgevoerd, terwijl zij als doelgroep van integratiebeleid nog steeds bestaan. Niet mee eens!

En wat mijzelf betreft: ik profiteer ten volle van het eufemistisch taalgebruik. Ondanks mijn gevorderde leeftijd ben ik geen bejaarde en dat zal ik ook nooit worden. Een tijd lang was ik oudere, maar inmiddels heb ik het tot senior geschopt. Dat zal ik ook blijven tot aan mijn dood, tenzij voordien de term senioren als stigmatiserend geldt en wordt vervangen. Door wat overigens? Ik kan niets bedenken.
 
***************************************
Carlo van Praags bundel: 'Heimwee naar het heden' kan besteld worden bij www.eburon.nl
© 2013 Carlo van Praag
powered by CJ2