archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Beschouwingen > Buitenlandse zaken | ||||
Een glansrol tijdens de Hongaarse opstand | Gábor Budavári | |||
Hongarije verscheen de laatste jaren veelvuldig in de verschillende persproducten. Deze laatste definitie wil ik hier en nu gebruiken, aangezien enkele, één of meerdere bladzijden bevattende drukwerken, de gewone aanduiding, zoals: krant, blad, etc. niet verdienen. Is iemand bijzonder benieuwd naar deze verschijnselen aan de pershemel ‘as such’, dan ben ik bereid (liefst via e-mail) hem of haar wegwijs te maken, opdat hij of zij ook hiervan mag genieten. Maar dit is niet het hoofddoel van dit artikel in De Leunstoel.
Misschien is uw aandacht gevestigd op het feit – herdacht en wel – dat ruim 56 jaar geleden, d.w.z. in 1956, in Hongarije een opstand, annex onderdrukking daarvan, door de Sovjet-Unie plaatsvond. De belangrijkste gebeurtenissen vonden in Budapest plaats, dus op ongeveer 200 km. afstand van Pécs. Daar woonde ik samen met mijn vrouw, haar moeder en jongste zus in een steeds slechter wordende villa. Daarheen keerde ik elke dag terug van mijn werk, waarin ik steeds bedrevener werd: een ervaren draaier in de grootste onderhoudswerkplaats van de kolenmijnen van Pécs en omgeving.
Pécs had geen aandeel in de gevechten met de Russen na de tweede aanval op Budapest. Een majoor, die militaire onderwerpen doceerde aan de universiteit ging aan het hoofd van een delegatie om de Russische soldaten te ontvangen, net voor de grenzen van de stad en leidde deze naar de lege kazernes. Dus: geen gevechten. De Hongaarse majoor werd opgesloten en verder: stilte. De arme majoor werd eerst ter dood veroordeeld, omdat hij de commandant zou zijn geweest van niet existerende militaire eenheden. Voordat hij echter zou worden opgehangen of doodgeschoten, werd zijn gedrag op de een of andere wijze beter onderzocht en werd hij als vriend van de Russen onderscheiden en tot kolonel bevorderd.
Mijn glansrol begon hierna. Als oud militair werd ik van de ene dag op de andere adviseur van de angstige burgers in de omgeving van ons huis. Waar de andere volwassenen waren, weet ik niet, misschien namen zij deel aan de algemene staking, misschien bleven zij in bed.
Ik liep van huis tot huis en gaf mijn adviezen. Bijvoorbeeld aan een zeer bange vrouwelijke arts die, samen met haar twee kleine kinderen bij de ingang van het trappenhuis naar de kelder zat. Zij wilde mij niet geloven toen ik in twijfel trok of die plaats wel de beste zou zijn indien het huis door kanonnen zou worden belaagd. Toen ik probeerde duidelijk te maken dat dit minder van haar plaats dan van de kanonnen zou afhangen – voor zover die überhaupt op dat kleine huisje zouden willen schieten – was mijn aanzien tot nul gereduceerd. Alleen de oudste dochter, die tussendoor enkele vluchtige blikken wierp op haar moeder en mij met duidelijke minachting bekeek, had geen enkele vraag, dan wel mening over ‘het gevaar’.
Bij de oude vrouwen had ik meer succes, zij hoopten op een paar troostende woorden. Die kregen zij en na enkele diepe zuchten draaiden zij de keuken in en gingen door met hun werk.
Ik had ook nog een – naar mijn mening veel nuttiger – werk. In een nieuwe rij huizen met twee tot drie etages was een kleine winkel. Homerisch aangeduid als ‘de kleine winkel’. Hun voorraad was zeer geschikt voor de situatie: de algemene staking, de angst van de leveranciers en hun steeds verminderende hoop, dat het binnenkort wel ‘beter wordt’. Op de een of andere wijze hadden zij een bakker en een boer gevonden die bereid waren brood en melk te leveren zonder onderbreking. Zodoende hadden zij hun klantenkring in het gebouw behouden Een trouwe externe koper hadden zij ook in mijn persoon en onze vrienden.
Op een mooie herfstochtend ging ik gewoontegetrouw naar ‘de kleine winkel’ om met de dagelijkse portie melk en brood beladen terug te keren naar mijn klanten, om de basis te leggen voor hun ontbijt.
Nauwelijks had ik de deur van het winkeltje dicht getrokken of er reed met een enorme snelheid een Russische vrachtauto voorbij, volgeladen met soldaten. Waarschijnlijk reden zij naar de top van de ‘berg’ om een gevecht te beginnen met de z.g. ‘bandieten’ (lees: jeugdige opstandelingen), die hun aanwezigheid demonstreerden door te schieten op de ‘bevrijders’ (lees: Russische soldaten).
Nauwelijks was de auto voorbij, of er kwam een salvo van boven, daarna van beneden (of omgekeerd), op het asfalt terecht Gelukkig stopte ik met lopen, anders had ik één of twee mooie series gaten in mijn lichaam gehad. Met een beetje fantasie zou een lichaamsdeel kunnen dienen als plaats voor zo’n onofficiële groet. Ik was echter bijzonder blij dat ik deze niet heb ontvangen.
Mijn ‘verblijf’ op het trottoir tijdens de twee salvo’s had mijn aanzien, nu uitgebreid met heldhaftigheid, positief beïnvloed. De dame op de trap gaf haar vaste plaats op, geloofde mijn advies. Het jonge meisje dat eerst minachting toonde, draaide nu helemaal bij.
Toen ik alleen achter bleef, trachtte ik mijn gevoelens tijdens het gevaar te analyseren. Tot mijn eigen verrassing was mijn reactie: ‘Oh, zo ben ik dus, en ik voelde mij weer thuis!
*********************************
De tekening is van Renée van den Kerkhof
Illustratrice in opleiding: http://www.neetje.nl |
||||
© 2013 Gábor Budavári | ||||
powered by CJ2 |