archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Buitenlandse zaken delen printen terug
Atleten als propaganda-attributen Felix Huijgen

0510BS BuiZa
Laat ik het maar meteen toegeven: ik ben een Verlichtingsfundamentalist. Deze term werd gepopulariseerd door Herman Philipse, die in zijn boek Verlichtingsfundamentalisme? (2005) terecht betoogt dat het eigenlijk een contradictio in terminis is. De Verlichting roept immers op tot kritisch denken en is wars van dogma’s, die in fundamentalistische levensovertuigingen juist een centrale plaats innemen. Toch blijft het een mooie geuzennaam, waarmee je je in één klap distantieert van iedereen die mensenrechtenschendingen zoals vrouwenbesnijdenis vergoelijkt met ‘maar dat is toch hún cultuur?’ en lofzangen op de westerse traditie afdoet als ‘eurocentrisme’. Mensenrechten zijn in het westen uitgevonden, maar ze zijn geen westers concept. Het zijn door de rede tot stand gekomen universele waarden, dus van toepassing op alle mensen – ongeacht cultuur, geslacht, religie of etnische afkomst.

Een ander belangrijk product van de Verlichting waar ik van harte achter sta is de liberale democratie, die voor het eerst in de Verenigde Staten gerealiseerd is. Er is simpelweg geen beter alternatief; vandaar dat het systeem over de gehele wereld wordt nagevolgd. Maar weinigen zien in dat liberalisme en democratie eigenlijk op gespannen voet met elkaar staan: liberalisme vereist namelijk de inperking van een potentieel tirannieke staat om zo individuele vrijheden te garanderen. Om een ‘tirannie van de meerderheid’ te voorkomen, moet daarom de democratie aan banden gelegd worden: zo is in de Amerikaanse grondwet vastgelegd dat het Congres geen wetten mag aannemen die de vrijheid van meningsuiting beperken of inbreuk maken op de scheiding tussen kerk en staat. De strikte scheiding der machten (zoals voorgeschreven door Verlichtingsfilosoof Montesquieu) zorgt voor verdeeldheid, waardoor de arm van de staat geen verstikkende vormen aan kan nemen.

Onbegrijpelijk is daarom dat de moorddadige regimes van Hitler, Stalin en Mao eveneens op het conto van de Verlichting geschreven worden; deze regeringen zijn immers allemaal schoolvoorbeelden van tiranniek staatsoptreden. Wellicht heeft dit van doen met het atheïstische karakter van het fascisme en communisme en de misvatting dat de Verlichting anti-religieus is. De liberale democratie verdraagt religie juist prima, zolang die zich beperkt tot haar eigen sfeer en zich niet mengt in staatszaken. In dat geval houdt de staat zich ook afzijdig. Dit is een principe waar China – ondanks het verscheiden van Mao – nog altijd weinig mee op heeft. Leden van de religieuze sekte Falun Gong worden gemarteld en weggestopt in werkkampen. En niet alleen zij: allen die in het openbaar vraagtekens plaatsen bij het officiële staatsbeleid lopen het risico te worden vervolgd. Op economisch gebied heeft China het communisme al lang en breed laten varen in ruil voor onbeteugeld kapitalisme, maar politiek gezien heerst nog altijd het totalitarisme. Een mensenleven is daar weinig waard.

Deze gruwelen hebben cabaretier Erik van Muiswinkel ertoe gebracht in de Volkskrant van 30 december 2007 atleten op te roepen tot een boycot van de Olympische Spelen van dit jaar. Zijn actie oogstte alom hoon: het IOC had nu eenmaal besloten, en sport en politiek staan toch los van elkaar? Bovendien wordt er wel volop gehandeld met China, en het zou hypocriet zijn om alles op het bordje van de sporters te leggen.

Hoe zou iemand die de Verlichting als leidraad gebruikt in dit soort kwesties, hierover moeten oordelen? Enerzijds pleiten Verlichte denkers voor confrontatie van ideeën; partijen die van mening verschillen moeten elkaar niet vermijden maar de dialoog aangaan. Door vrije gedachtewisseling zal op den duur de rede, die de beste argumenten aan haar zijde heeft, winnen. Zo’n interculturele dialoog wordt prachtig weergegeven in Mozarts opera Die Entführung aus dem Serail (1784) die afgelopen maand in het Muziektheater in Amsterdam te zien was. Hierin worden twee Europese jonge vrouwen vastgehouden in de harem van de Turkse lokale vorst (Pasja) Selim. De een, Konstanze, wordt begeerd door de Pasja, en de ander, de Britse Blonde, door diens knecht Osmin. In het tweede bedrijf ontspint zich tussen de laatste twee een vermakelijke dialoog:

[Osmin:] Ei, seht doch mal, was das Mädchen vorschreiben kann! Zärtlichkeit! Schmeicheln! [...] Hier sind wir in der Türkei, und da geht’s aus einem andern Tone. Ich dein Herr, du meine Sklavin; ich befehle, du mußt gehorchen! (Och, moet je zien wat dat meisje mij wil voorschrijven! Zachtheid! Vleien! [...] We zijn in Turkije en hier wordt een andere deun gezongen. Ik ben jouw meester, jij mijn slavin; ik beveel, jij moet gehoorzamen!)

[...]

[Blonde:] Türkei hin, Türkei her! Weib ist Weib, es sei, wo es wolle! Sind eure Weiber solche Närrinnen, sich von euch unterjochen zu lassen, desto schlimmer für sie. In Europa verstehen sie das Ding besser. Laß mich nur einmal Fuß hier gefaßt haben, sie sollen bald anders werden. (Turkije dit, Turkije dat! Vrouwen zijn vrouwen, waar het ook zij! Als jullie vrouwen zulke zottinnen zijn om zich door jullie te laten koeioneren, dan des te erger voor hen. In Europa pakken ze het beter aan. Laat mij maar eens vaste voet krijgen hier, dan zullen ze vlug veranderen.)

[Even verderop beginnen ze een duet.]

[...]

[Osmin:] O Engländer! Seid ihr nicht Toren? Ihr laßt euren Weibern den willen! (O, Engelsen! Zijn jullie geen dwazen? Jullie laten je vrouwen hun eigen wil!)

[Blonde:] Ein Herz, so in Freiheit geboren, (Een hart, geboren om vrij te zijn,)
Läßt niemals sich sklavisch behandeln, (Laat nimmer zich als slaaf behandelen)
Bleibt, wenn schon die Freiheit verloren, (Al raakt het ook zijn vrijheid kwijt,)
Noch stolz auf sie, lachet der Welt! (Toch blijf het trots en lacht de wereld uit.)

Kijk, op zo’n manier kun je zeggen dat de (fictieve) gevangenschap van twee Europeanen in een Turks harem nog zin had. De westerlingen zijn op de hoogte gebracht van de belabberde staat van de vrouwenemancipatie aldaar en hebben de Turken doen inzien dat het ook anders kan.

Maar gaat voor de Olympische Spelen hetzelfde op? Zal zwemster Marleen Veldhuis als een 21ste eeuwse Blonde de Chinese regering eens flink de waarheid zeggen? Naar het zich laat aanzien zal het helemaal niet tot een confrontatie van ideeën komen (het cliché ‘sport verbroedert’ ten spijt): de Spelen zullen – zoals altijd – aangevat worden om één grote pr-show op te voeren die de prestaties van het gastland accentueert en eventuele schaduwkanten zoveel mogelijk wegpoetst. Denk maar niet dat het Olympisch dorp naast een martelgevangenis geplaatst zal worden, waar de atleten ’s ochtends gewekt worden door ijselijke kreten.

Omgekeerd zullen de sporters ook geen politieke uitspraken kunnen doen, omdat dat door regels van het Olympisch comité expliciet verboden is. Internationale mensenrechtenorganisaties riepen na bekendmaking van China als gastland in 2008 juist niet op tot een boycot, omdat ze hoopten dat de Spelen zouden leiden tot hernieuwde aandacht voor mensenrechten in China en dat de situatie daardoor zou verbeteren. Hier is echter geen sprake van geweest. Juist ook door laffe westerse politici, die altijd roepen dat ‘sport en politiek niet vermengd moeten worden’, terwijl dat precies is wat de Chinezen wél doen.

Nederland kent een lange traditie van opkomen voor mensenrechten. Sinds de totstandkoming van de Republiek in de zestiende eeuw is ons land lange tijd een toevluchtsoord geweest voor mensen die in eigen land om hun mening (René Descartes, John Locke en Voltaire) of om hun geloof (joden, hugenoten) vervolgd werden. In 1863 verwierp de Kamer een handelsverdrag met Zwitserland, omdat dat land niet genoeg deed tegen de discriminatie van joden. Toen de Zwitserse grondwet van 1874 vrijheid van godsdienst garandeerde, volgde vier jaar daarop dan toch de gewenste overeenkomst. Op je strepen staan kan wel degelijk zinvol zijn.

De vraag is dus niet zozeer of we sport en politiek willen mengen; dat doet China immers al door de Spelen als reclamewerktuig te gebruiken. De vraag is: willen wij meewerken aan de promotie van een verwerpelijk regime? Het is te laat voor een officiële boycot, dus iedere sporter moet die morele afweging voor zichzelf maken. De oproep van Van Muiswinkel afdoen als ‘politiek op het bordje van de atleten leggen’ is bespottelijk. Het maken van een moreel juiste keuze hoort pijn te doen; het is een vorm van zelfopoffering. Praktische bezwaren moeten opzij gezet worden. Afzegging van een substantieel deel van de Nederlandse delegatie zou een rimpeling betekenen in de schone schijn van de Chinese pr-vijver, en dat is al heel wat. Misschien dat we dan toch wat overpeinzingen bij ze teweeg brengen, net als bij de Zwitsers in 1863.
 
*********************************************
De Leunstoel is gebouwd door Peppered.
Ga voor informatie over dat bureau naar www.peppered.nl



© 2008 Felix Huijgen meer Felix Huijgen - meer "Buitenlandse zaken" -
Beschouwingen > Buitenlandse zaken
Atleten als propaganda-attributen Felix Huijgen
0510BS BuiZa
Laat ik het maar meteen toegeven: ik ben een Verlichtingsfundamentalist. Deze term werd gepopulariseerd door Herman Philipse, die in zijn boek Verlichtingsfundamentalisme? (2005) terecht betoogt dat het eigenlijk een contradictio in terminis is. De Verlichting roept immers op tot kritisch denken en is wars van dogma’s, die in fundamentalistische levensovertuigingen juist een centrale plaats innemen. Toch blijft het een mooie geuzennaam, waarmee je je in één klap distantieert van iedereen die mensenrechtenschendingen zoals vrouwenbesnijdenis vergoelijkt met ‘maar dat is toch hún cultuur?’ en lofzangen op de westerse traditie afdoet als ‘eurocentrisme’. Mensenrechten zijn in het westen uitgevonden, maar ze zijn geen westers concept. Het zijn door de rede tot stand gekomen universele waarden, dus van toepassing op alle mensen – ongeacht cultuur, geslacht, religie of etnische afkomst.

Een ander belangrijk product van de Verlichting waar ik van harte achter sta is de liberale democratie, die voor het eerst in de Verenigde Staten gerealiseerd is. Er is simpelweg geen beter alternatief; vandaar dat het systeem over de gehele wereld wordt nagevolgd. Maar weinigen zien in dat liberalisme en democratie eigenlijk op gespannen voet met elkaar staan: liberalisme vereist namelijk de inperking van een potentieel tirannieke staat om zo individuele vrijheden te garanderen. Om een ‘tirannie van de meerderheid’ te voorkomen, moet daarom de democratie aan banden gelegd worden: zo is in de Amerikaanse grondwet vastgelegd dat het Congres geen wetten mag aannemen die de vrijheid van meningsuiting beperken of inbreuk maken op de scheiding tussen kerk en staat. De strikte scheiding der machten (zoals voorgeschreven door Verlichtingsfilosoof Montesquieu) zorgt voor verdeeldheid, waardoor de arm van de staat geen verstikkende vormen aan kan nemen.

Onbegrijpelijk is daarom dat de moorddadige regimes van Hitler, Stalin en Mao eveneens op het conto van de Verlichting geschreven worden; deze regeringen zijn immers allemaal schoolvoorbeelden van tiranniek staatsoptreden. Wellicht heeft dit van doen met het atheïstische karakter van het fascisme en communisme en de misvatting dat de Verlichting anti-religieus is. De liberale democratie verdraagt religie juist prima, zolang die zich beperkt tot haar eigen sfeer en zich niet mengt in staatszaken. In dat geval houdt de staat zich ook afzijdig. Dit is een principe waar China – ondanks het verscheiden van Mao – nog altijd weinig mee op heeft. Leden van de religieuze sekte Falun Gong worden gemarteld en weggestopt in werkkampen. En niet alleen zij: allen die in het openbaar vraagtekens plaatsen bij het officiële staatsbeleid lopen het risico te worden vervolgd. Op economisch gebied heeft China het communisme al lang en breed laten varen in ruil voor onbeteugeld kapitalisme, maar politiek gezien heerst nog altijd het totalitarisme. Een mensenleven is daar weinig waard.

Deze gruwelen hebben cabaretier Erik van Muiswinkel ertoe gebracht in de Volkskrant van 30 december 2007 atleten op te roepen tot een boycot van de Olympische Spelen van dit jaar. Zijn actie oogstte alom hoon: het IOC had nu eenmaal besloten, en sport en politiek staan toch los van elkaar? Bovendien wordt er wel volop gehandeld met China, en het zou hypocriet zijn om alles op het bordje van de sporters te leggen.

Hoe zou iemand die de Verlichting als leidraad gebruikt in dit soort kwesties, hierover moeten oordelen? Enerzijds pleiten Verlichte denkers voor confrontatie van ideeën; partijen die van mening verschillen moeten elkaar niet vermijden maar de dialoog aangaan. Door vrije gedachtewisseling zal op den duur de rede, die de beste argumenten aan haar zijde heeft, winnen. Zo’n interculturele dialoog wordt prachtig weergegeven in Mozarts opera Die Entführung aus dem Serail (1784) die afgelopen maand in het Muziektheater in Amsterdam te zien was. Hierin worden twee Europese jonge vrouwen vastgehouden in de harem van de Turkse lokale vorst (Pasja) Selim. De een, Konstanze, wordt begeerd door de Pasja, en de ander, de Britse Blonde, door diens knecht Osmin. In het tweede bedrijf ontspint zich tussen de laatste twee een vermakelijke dialoog:

[Osmin:] Ei, seht doch mal, was das Mädchen vorschreiben kann! Zärtlichkeit! Schmeicheln! [...] Hier sind wir in der Türkei, und da geht’s aus einem andern Tone. Ich dein Herr, du meine Sklavin; ich befehle, du mußt gehorchen! (Och, moet je zien wat dat meisje mij wil voorschrijven! Zachtheid! Vleien! [...] We zijn in Turkije en hier wordt een andere deun gezongen. Ik ben jouw meester, jij mijn slavin; ik beveel, jij moet gehoorzamen!)

[...]

[Blonde:] Türkei hin, Türkei her! Weib ist Weib, es sei, wo es wolle! Sind eure Weiber solche Närrinnen, sich von euch unterjochen zu lassen, desto schlimmer für sie. In Europa verstehen sie das Ding besser. Laß mich nur einmal Fuß hier gefaßt haben, sie sollen bald anders werden. (Turkije dit, Turkije dat! Vrouwen zijn vrouwen, waar het ook zij! Als jullie vrouwen zulke zottinnen zijn om zich door jullie te laten koeioneren, dan des te erger voor hen. In Europa pakken ze het beter aan. Laat mij maar eens vaste voet krijgen hier, dan zullen ze vlug veranderen.)

[Even verderop beginnen ze een duet.]

[...]

[Osmin:] O Engländer! Seid ihr nicht Toren? Ihr laßt euren Weibern den willen! (O, Engelsen! Zijn jullie geen dwazen? Jullie laten je vrouwen hun eigen wil!)

[Blonde:] Ein Herz, so in Freiheit geboren, (Een hart, geboren om vrij te zijn,)
Läßt niemals sich sklavisch behandeln, (Laat nimmer zich als slaaf behandelen)
Bleibt, wenn schon die Freiheit verloren, (Al raakt het ook zijn vrijheid kwijt,)
Noch stolz auf sie, lachet der Welt! (Toch blijf het trots en lacht de wereld uit.)

Kijk, op zo’n manier kun je zeggen dat de (fictieve) gevangenschap van twee Europeanen in een Turks harem nog zin had. De westerlingen zijn op de hoogte gebracht van de belabberde staat van de vrouwenemancipatie aldaar en hebben de Turken doen inzien dat het ook anders kan.

Maar gaat voor de Olympische Spelen hetzelfde op? Zal zwemster Marleen Veldhuis als een 21ste eeuwse Blonde de Chinese regering eens flink de waarheid zeggen? Naar het zich laat aanzien zal het helemaal niet tot een confrontatie van ideeën komen (het cliché ‘sport verbroedert’ ten spijt): de Spelen zullen – zoals altijd – aangevat worden om één grote pr-show op te voeren die de prestaties van het gastland accentueert en eventuele schaduwkanten zoveel mogelijk wegpoetst. Denk maar niet dat het Olympisch dorp naast een martelgevangenis geplaatst zal worden, waar de atleten ’s ochtends gewekt worden door ijselijke kreten.

Omgekeerd zullen de sporters ook geen politieke uitspraken kunnen doen, omdat dat door regels van het Olympisch comité expliciet verboden is. Internationale mensenrechtenorganisaties riepen na bekendmaking van China als gastland in 2008 juist niet op tot een boycot, omdat ze hoopten dat de Spelen zouden leiden tot hernieuwde aandacht voor mensenrechten in China en dat de situatie daardoor zou verbeteren. Hier is echter geen sprake van geweest. Juist ook door laffe westerse politici, die altijd roepen dat ‘sport en politiek niet vermengd moeten worden’, terwijl dat precies is wat de Chinezen wél doen.

Nederland kent een lange traditie van opkomen voor mensenrechten. Sinds de totstandkoming van de Republiek in de zestiende eeuw is ons land lange tijd een toevluchtsoord geweest voor mensen die in eigen land om hun mening (René Descartes, John Locke en Voltaire) of om hun geloof (joden, hugenoten) vervolgd werden. In 1863 verwierp de Kamer een handelsverdrag met Zwitserland, omdat dat land niet genoeg deed tegen de discriminatie van joden. Toen de Zwitserse grondwet van 1874 vrijheid van godsdienst garandeerde, volgde vier jaar daarop dan toch de gewenste overeenkomst. Op je strepen staan kan wel degelijk zinvol zijn.

De vraag is dus niet zozeer of we sport en politiek willen mengen; dat doet China immers al door de Spelen als reclamewerktuig te gebruiken. De vraag is: willen wij meewerken aan de promotie van een verwerpelijk regime? Het is te laat voor een officiële boycot, dus iedere sporter moet die morele afweging voor zichzelf maken. De oproep van Van Muiswinkel afdoen als ‘politiek op het bordje van de atleten leggen’ is bespottelijk. Het maken van een moreel juiste keuze hoort pijn te doen; het is een vorm van zelfopoffering. Praktische bezwaren moeten opzij gezet worden. Afzegging van een substantieel deel van de Nederlandse delegatie zou een rimpeling betekenen in de schone schijn van de Chinese pr-vijver, en dat is al heel wat. Misschien dat we dan toch wat overpeinzingen bij ze teweeg brengen, net als bij de Zwitsers in 1863.
 
*********************************************
De Leunstoel is gebouwd door Peppered.
Ga voor informatie over dat bureau naar www.peppered.nl

© 2008 Felix Huijgen
powered by CJ2