archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Bezigheden > Ontmoetingen | ||||
Met vader op de golfbaan | Julius Pasgeld | |||
Vorige week stond ik weer eens op de golfbaan. Mijn handicap is inmiddels van 54. Dat is bepaald niet iets om over naar huis te schrijven. Daarom doe ik het hier maar. Ik vind golfen nog steeds erg leuk. En ook buitengewoon irritant. Want alle fouten die je maakt lijken voort te vloeien uit een gebrekkige geestesgesteldheid. Of uit onvoldoende concentratie. Het is maar hoe je het noemt. En het gekke is, dat je daar maar weinig aan kan doen. ’s Ochtends vroeg, bij het opstaan lijkt het al bepaald te zijn of je die dag goed gaat slaan of niet. Een los humeur, zo van ‘wat kan het me allemaal schelen’, helpt wel. Dan haal je het gemiddelde (par) veel makkelijker dan wanneer je denkt: nu zal ik het balletje eens flink raken. Want als je aan iedereen wil laten zien hoe goed je bent vind je jezelf een moment later steunend en zuchtend terug in het struikgewas. Om na enig zoeken tot de conclusie te komen dat het balletje, als door Gods hand, echt he-le-maal verdwenen is. Om het balletje een goeie mep te kunnen geven kan je dus maar beter eerst Zenboeddhist worden. Je hebt het niet in de hand. En als het alwéér niet goed is gegaan heb je vaak na 18 holes pas in de gaten dat je de hele tijd aan andere dingen hebt lopen denken. Aan dingen die niets met golfen te maken hebben. Maar die je wel dwars zitten. Gelukkig gaat het ook wel eens goed. Dan ben ik mijn zorgen meester en dan sla ik het balletje onbevangen in twee keer op de green en daarna in een keer in de hole. Zo stond ik vorige week helemaal alleen om half vijf ’s middags op baan 7. De bomen wierpen lange schaduwen over de fairway en toen ik mijn balletje voorzichtig op de tee legde maakten een paar hazen geen aanstalten om weg te vluchten. Links verderop was de bovenkant van een wolk felroze vanwege de lage zon. Rechts vloog een troep ganzen in formatie naar weet ik waar. Ik haalde uit en sloeg het balletje zover het oog reikte. Je weet wel. Je ziet dat wel eens op de tv. Dat het balletje een hele tijd af blijft steken tegen de blauwe lucht. Zoiets. Ik liep juist in de richting van waar, naar ik vermoedde, het balletje lag toen ik links van me in het struikgewas een andere man naar zijn balletje zag zoeken. Ik stak mijn hand op en liep zijn kant op om te vragen of ik soms mee kon helpen zoeken. Dichterbij gekomen zag ik dat het mijn vader was. Het kon haast niet missen. Zijn donkerrode pullover, indertijd nog door mijn moeder gebreid. Zijn zorgelijke trekken en zijn lange, grijze lokken aan de zijkant van zijn hoofd, ruim vallend over z’n oren. Zijn vriendelijke ogen. Maar het kon eenvoudig niet. Mijn vader is al bijna veertig jaar dood. ‘Jij hier’, stamelde ik. ‘Maar dat kan toch helemaal niet’. ‘Jawel’, zei hij. ‘Dat kan best. Als je maar niet de hele tijd aan andere dingen loopt te denken. Dan kom ik zomaar vanzelf wel een keer opdagen, zoals je ziet’. Ontroerd viel ik hem om de hals. Ik kon m’n tranen niet bedwingen. ‘Pappa’, zei ik. ‘Wat goed, dat ik je toch nog een keer zie. Want weet je. Ik heb je altijd nog willen bedanken voor de manier waarop je me hebt grootgebracht. Maar daar kwam het nooit van. En toen was je ineens dood. Wat geweldig, dat ik dat dan nu kan doen. Bedankt voor alle zorgen, die je om mij hebt gehad. Je hebt het echt fantastisch gedaan. Bedankt!’. We maakten elkaar weer los uit onze omhelzing. Mijn vader ging weer verder met het zoeken naar zijn balletje. Mij had hij daar verder niet bij nodig en hij kon het verder alleen wel af, zei hij. Ik ook. Met nog twee slagen lag mijn balletje op de green. ------ Het plaatje is van Coc van Duijn Meer informatie op: http://cocvanduijn.nl/ |
||||
© 2019 Julius Pasgeld | ||||
powered by CJ2 |