archiefvorig nr.lopend nr.

Bezigheden > Ontmoetingen delen printen terug
37.7 Gerard Weel

0902BZ 37.7
De zon valt schuin door de hoge glas-in-loodramen. We zitten in misschien wel de oudste collegezaal van Nederland. Een flinke huiskamer met een carré van bekraste tafeltjes en ongemakkelijke stoelen. Een passende omgeving voor een serie colleges aan al even bekraste studenten. Niemand onder de zestig, schat ik zo. Twaalf vrouwen, vier mannen. Alleen het onderwerp lijkt hier minder op zijn plaats: Lolita van Nabokov.

De docent praat bevlogen met een grappig Russisch accent, ze is geboren in Petersburg net als Nabokov en heeft Lolita wel zeven keer gelezen. Humbert Humbert met zijn onweerstaanbare nimfijnenlust, de opgejaagde, schuldbewuste, vertederende smeerlap met zijn genadeloze zelfspot, heeft voor haar geen geheimen meer. Voor mij wel, maar ik ben dan ook pas halverwege de tweede lezing.

Lolita, het slachtoffertje van H.H. intrigeert me trouwens nog meer. Als een van de cursisten een passage voorleest waarin het vitale raffinement van de twaalfjarige Lolita doorklinkt, ben ik zelf ook weer twaalf.
De hoge ramen van de collegezaal die alleen maar hemel en de nok van een pannendak laten zien, zijn opeens die van mijn slaapkamertje op de kostschool. Je moet er op het hoofdeinde van het bed klimmen om meer dan de torenspits van de kapel te kunnen zien. Het is jaren vijftig. Ik lig in bed, ziek, nou ja niet zo erg ziek. Net een uur geleden heb ik me ziek gemeld, meteen na de mis. Ik had in de kapel zitten rillen. Koorts hoop ik, maar misschien is het wel niks, gewoon van het proefwerk waarvoor ik een dikke onvoldoende ga halen. Eindeloos veel Griekse woordjes, ik verhaspel ze allemaal.

Dan maar liever vluchten in de armen van broeder Flip. Dat is de ziekenbroeder. Ik ben hier nog niet eerder ziek geweest, wel ben ik een keer hard gevallen op de cour, uit de reuzenschommel waar je waanzinnig hoog mee kunt. Broeder Flip heeft toen met een pincetje heel voorzichtig wel tien steentjes uit mijn knie gehaald, terwijl hij lachte en grapjes maakte. Daardoor voelde ik bijna niks, zelfs niet van de jodium.
Er worden over hem gekke dingen beweerd, dat ie van jongens houdt, dat ie lievelingetjes heeft die wel heel vaak ziek zijn, dat ie er wel heel lang over doet de thermometer in je kont te stoppen en dat ie altijd naar je piemel gluurt als ie je onderzoekt. Ze zeggen ook dat als je aardig terug doet, dat hij je dan een beetje hogere temperatuur geeft dan je eigenlijk hebt. Kan je extra dagen-in-bed verdienen. Dat wil ik ook wel proberen, maar aardig terug doen, hoe doe je dat? Voor alles wat ik bedenken kan ben ik veel te verlegen, dus dat wordt niks. Ik moet trouwens weer rillen, nou van de zenuwen. Zou mooi zijn als je koorts kreeg van de zenuwen.

Dan hoor ik het gerammel van het medicijnkarretje. Het stopt verderop, bij Pieter van der Wal. Die is al een paar dagen echt ziek, hij moet straks naar het ziekenzaaltje. ‘Daar kan je lekker naar buiten kijken en word je goed verwend’, zegt broeder Flip opgewekt. Dat kan ik horen omdat de muren van de kamertjes niet tot het plafond doorlopen. Eigenlijk is het hier één grote slaapzaal.

'Hoi Tommie', zegt broeder Flip als hij bij mij binnenkomt, zijn ogen twinkelend achter zijn brillenglazen. ‘Toch niks met je knie?’
Dat ie daar nog aan denkt! Een lieve, begrijpende man, prompt weet ik het weer. Weg zijn die rare verhalen. Hij luistert aandachtig, voelt mijn voorhoofd en mijn pols en kijkt zelfs naar mijn tong. En tussendoor grapt hij over ondeugende, koortsige en niet zo koortsige jongens. Bij hem komt alles goed, zelfs als je niet echt ziek bent. Broeder Flip is wel geen dokter maar hij weet toch heel veel. ‘Geen jongenskwaaltje of ik heb het wel eens meegemaakt’, zegt hij lachend. ‘Laat je onderbroekje maar eens even zakken.’ Dat doe ik, onbekommerd naar hem toegekeerd. Dan zie ik hoe zijn ogen mijn lijf aftasten. Hij slikt een paar keer en er komen blosjes op zijn wangen. Ik moet er een beetje van lachen, een nieuw gevoel van triomf bekruipt me. Ik voel me zeker, ga op mijn zij liggen en laat hem.

Neuriënd maar onverwacht stuntelend legt hij de thermometer aan. Dan zet hij zich met een zucht op de rand van mijn bed. Vist zijn kettinghorloge vanonder zijn habijt en legt zijn andere hand voorzichtig op mijn billen. ‘Zo’n thermometer kun je voor de zekerheid maar beter vasthouden’, zegt ie met een vochtig hakkeltje in zijn stem, 'als ie er een beetje uitwipt denken we straks nog dat je helemaal geen koorts hebt.' Ik voel hoe hij op de thermometer drukt tot het een beetje pijn doet. Tegelijkertijd tekent ie met zijn duim en vrije vingers kringetjes op mijn vel. Een rare kriebel, ik huiver.
Hij maakt geen haast. Eindelijk schuift ie zijn bril omhoog, houdt dat stinkding onder zijn neus en grijnst: '37.7, goed voor een hele dag stripboeken. Tot morgen dan maar, Tommie'.
Maar dan schommel ik alweer.

Met een schok ben ik weer terug in de collegezaal. Mooi op tijd. Een hoogbejaarde cursiste begint juist met passie aan de passage waarin Lolita het initiatief neemt en Humbert Humbert verleidt.
 
*************************
Abonneert u op de Nieuwsbrief.


© 2011 Gerard Weel meer Gerard Weel - meer "Ontmoetingen"
Bezigheden > Ontmoetingen
37.7 Gerard Weel
0902BZ 37.7
De zon valt schuin door de hoge glas-in-loodramen. We zitten in misschien wel de oudste collegezaal van Nederland. Een flinke huiskamer met een carré van bekraste tafeltjes en ongemakkelijke stoelen. Een passende omgeving voor een serie colleges aan al even bekraste studenten. Niemand onder de zestig, schat ik zo. Twaalf vrouwen, vier mannen. Alleen het onderwerp lijkt hier minder op zijn plaats: Lolita van Nabokov.

De docent praat bevlogen met een grappig Russisch accent, ze is geboren in Petersburg net als Nabokov en heeft Lolita wel zeven keer gelezen. Humbert Humbert met zijn onweerstaanbare nimfijnenlust, de opgejaagde, schuldbewuste, vertederende smeerlap met zijn genadeloze zelfspot, heeft voor haar geen geheimen meer. Voor mij wel, maar ik ben dan ook pas halverwege de tweede lezing.

Lolita, het slachtoffertje van H.H. intrigeert me trouwens nog meer. Als een van de cursisten een passage voorleest waarin het vitale raffinement van de twaalfjarige Lolita doorklinkt, ben ik zelf ook weer twaalf.
De hoge ramen van de collegezaal die alleen maar hemel en de nok van een pannendak laten zien, zijn opeens die van mijn slaapkamertje op de kostschool. Je moet er op het hoofdeinde van het bed klimmen om meer dan de torenspits van de kapel te kunnen zien. Het is jaren vijftig. Ik lig in bed, ziek, nou ja niet zo erg ziek. Net een uur geleden heb ik me ziek gemeld, meteen na de mis. Ik had in de kapel zitten rillen. Koorts hoop ik, maar misschien is het wel niks, gewoon van het proefwerk waarvoor ik een dikke onvoldoende ga halen. Eindeloos veel Griekse woordjes, ik verhaspel ze allemaal.

Dan maar liever vluchten in de armen van broeder Flip. Dat is de ziekenbroeder. Ik ben hier nog niet eerder ziek geweest, wel ben ik een keer hard gevallen op de cour, uit de reuzenschommel waar je waanzinnig hoog mee kunt. Broeder Flip heeft toen met een pincetje heel voorzichtig wel tien steentjes uit mijn knie gehaald, terwijl hij lachte en grapjes maakte. Daardoor voelde ik bijna niks, zelfs niet van de jodium.
Er worden over hem gekke dingen beweerd, dat ie van jongens houdt, dat ie lievelingetjes heeft die wel heel vaak ziek zijn, dat ie er wel heel lang over doet de thermometer in je kont te stoppen en dat ie altijd naar je piemel gluurt als ie je onderzoekt. Ze zeggen ook dat als je aardig terug doet, dat hij je dan een beetje hogere temperatuur geeft dan je eigenlijk hebt. Kan je extra dagen-in-bed verdienen. Dat wil ik ook wel proberen, maar aardig terug doen, hoe doe je dat? Voor alles wat ik bedenken kan ben ik veel te verlegen, dus dat wordt niks. Ik moet trouwens weer rillen, nou van de zenuwen. Zou mooi zijn als je koorts kreeg van de zenuwen.

Dan hoor ik het gerammel van het medicijnkarretje. Het stopt verderop, bij Pieter van der Wal. Die is al een paar dagen echt ziek, hij moet straks naar het ziekenzaaltje. ‘Daar kan je lekker naar buiten kijken en word je goed verwend’, zegt broeder Flip opgewekt. Dat kan ik horen omdat de muren van de kamertjes niet tot het plafond doorlopen. Eigenlijk is het hier één grote slaapzaal.

'Hoi Tommie', zegt broeder Flip als hij bij mij binnenkomt, zijn ogen twinkelend achter zijn brillenglazen. ‘Toch niks met je knie?’
Dat ie daar nog aan denkt! Een lieve, begrijpende man, prompt weet ik het weer. Weg zijn die rare verhalen. Hij luistert aandachtig, voelt mijn voorhoofd en mijn pols en kijkt zelfs naar mijn tong. En tussendoor grapt hij over ondeugende, koortsige en niet zo koortsige jongens. Bij hem komt alles goed, zelfs als je niet echt ziek bent. Broeder Flip is wel geen dokter maar hij weet toch heel veel. ‘Geen jongenskwaaltje of ik heb het wel eens meegemaakt’, zegt hij lachend. ‘Laat je onderbroekje maar eens even zakken.’ Dat doe ik, onbekommerd naar hem toegekeerd. Dan zie ik hoe zijn ogen mijn lijf aftasten. Hij slikt een paar keer en er komen blosjes op zijn wangen. Ik moet er een beetje van lachen, een nieuw gevoel van triomf bekruipt me. Ik voel me zeker, ga op mijn zij liggen en laat hem.

Neuriënd maar onverwacht stuntelend legt hij de thermometer aan. Dan zet hij zich met een zucht op de rand van mijn bed. Vist zijn kettinghorloge vanonder zijn habijt en legt zijn andere hand voorzichtig op mijn billen. ‘Zo’n thermometer kun je voor de zekerheid maar beter vasthouden’, zegt ie met een vochtig hakkeltje in zijn stem, 'als ie er een beetje uitwipt denken we straks nog dat je helemaal geen koorts hebt.' Ik voel hoe hij op de thermometer drukt tot het een beetje pijn doet. Tegelijkertijd tekent ie met zijn duim en vrije vingers kringetjes op mijn vel. Een rare kriebel, ik huiver.
Hij maakt geen haast. Eindelijk schuift ie zijn bril omhoog, houdt dat stinkding onder zijn neus en grijnst: '37.7, goed voor een hele dag stripboeken. Tot morgen dan maar, Tommie'.
Maar dan schommel ik alweer.

Met een schok ben ik weer terug in de collegezaal. Mooi op tijd. Een hoogbejaarde cursiste begint juist met passie aan de passage waarin Lolita het initiatief neemt en Humbert Humbert verleidt.
 
*************************
Abonneert u op de Nieuwsbrief.
© 2011 Gerard Weel
powered by CJ2