archiefvorig nr.lopend nr.

Bezigheden > Ontmoetingen delen printen terug
Moeizaam leven Debby Kowsoleea

0709BS Moeizaam
Vannacht was ik opeens getrouwd met een héél grote (ik kwam nog niet eens tot zijn heupen), héél brede man met een snor en een enorm, kaal hoofd, van wie ik ook nog een volwassen zoon bleek te hebben. Die zoon kwam zich beleefd en vriendelijk aan me voorstellen (‘Dag moeder. Hier ben ik.’ ‘Hè?’) en vertelde me meteen maar even dat zijn vader, de man met wie ik dus al vijfentwintig jaar getrouwd was, een afschuwelijk oorlogsverleden had in een woest Balkanland.
Je vraagt je weleens af wat je in godsnaam allemaal ligt te verwerken in je dromen.

Gelukkig gebeuren er in de loop van de dag altijd nog veel krankzinniger dingen, waarbij zo’n nachtelijke film opeens enorm redelijk en logisch lijkt.
Zo stond ik me vanochtend vroeg in de Ferdinand Bol lichtelijk nasuffend en nog geheel ongepantserd voor de etalage van een kledingzaak af te vragen waar ik eieren zou gaan kopen – bij de Dirk, die ik helemaal zou moeten doorploegen met alle claustrofobische aanvallen van dien, maar met uiteindelijk een geruststellend chagrijnige, gehoofddoekte cassière die mijn ééneurovijfentachtig zwijgend in ontvangst zou nemen, of bij de deftige kaas- en notenbar om de hoek, waar een bebrilde stofjas met een ambitieus middenstandsgebit a. zou willen weten hoe het met mij, en met mijn familie, en met mijn hond ging, b. me een nieuwe ondrinkbare wijnsoort uit een onbekende Spaanse streek zou willen aansmeren en c. me geduldig maar toch enigszins bevreemd aan zou gaan staan kijken wanneer ik mijn portemonnee natuurlijk weer eens niet kon vinden, hoewel ik hem uiteindelijk natuurlijk toch bij me zou blijken te hebben, in het verkeerde vakje van mijn handtas – toen ik werd aangesproken door een blekige, nerveuze jongeman.

‘Mevrouw...?’
Het duurde even voor ik begreep tegen wie hij het had, maar er stond geen andere mevrouw naast of achter me, dus hij moest wel degelijk mij hebben. Ik glimlachte welwillend. Gelukkig, iemand die nog minder tegen het leven opgewassen leek dan ik.
‘Mevrouw...’
Waarschijnlijk moest hij naar het Rijksmuseum, naar de Albert Cuypmarkt of naar een verborgen jongensbordeel in de vierde hupseflupsstraat, achttien driehoog. Nou liefje, vraag maar op. Ik keek nog een graadje welwillender, blij het eierenvraagstuk nog even voor me uit te kunnen schuiven.
‘Mevrouw. Ik heb u hier wel vaker zien lopen. En ik vroeg me af... zou u het leuk vinden om een kopje koffie met me te gaan drinken? Ik bedoel, een kopje koffie. Een cappuccino. Of een koffie verkeerd, als u dat liever hebt. Ik bedoel...’
Ja, het was wel duidelijk wat hij bedoelde. Hij trilde inmiddels als het spreekwoordelijke espenblad en keek me met grote, radeloze ogen aan.

Wat doe je in zo’n geval? Fluitende bouwvakkers, duidelijk: hautain kijken en doorlopen. Pst-pst’ende speknekken met gouden tanden: een erg ondamesachtig, maar niet mis te verstaan gebaar maken. Morsige hoerenlopers die plotseling een obscene opmerking in je nek blazen: vragen of ze recentelijk nog wel eens in de spiegel hebben gekeken. Maar zo’n bibberend bleek konijntje, wellicht door zijn internettherapeut geadviseerd om ‘het er maar eens op te wagen’?
Ik kon natuurlijk beleefd liegen dat het me heel leuk leek maar dat ik helaas getrouwd was, maar dat zou kunnen impliceren dat ik onmiddellijk op zijn voorstel zou zijn ingegaan als er geen echtgenoot in de weg had gezeten en je weet nooit tot wat zo’n zenuwlijdertje allemaal in staat is als hij eenmaal de stap heeft genomen en het ‘erop gewaagd’ heeft. Zo’n therapeut roept ook maar wat en voelt zich natuurlijk niet verantwoordelijk voor de gevolgen. Dat ‘ik heb u hier wel vaker zien lopen’ beviel me bij nader inzien ook niet erg.
 
Ik kon natuurlijk zeggen: ‘Meneer, ik ben zeer gevleid door uw voorstel maar zoekt u liever een meisje van uw eigen leeftijd’, maar dat hoefde ik mezelf niet aan te doen. Die volwassen zoon van mijn Balkanbeul zat me nog dwars. Ik bevorder graag iemands zelfvertrouwen, maar niet ten koste van het mijne.
Na nog een paar niet-kwetsende uitvluchten overwogen en weer verworpen te hebben, merkte ik dat ik nu echt met een antwoord moest komen; nog even en het konijntje zou voor mijn ogen op de stoep tot een ongelukkig hoopje in elkaar schrompelen en kon de crisisdienst gebeld.
Dus.

‘Nee,’ zei ik.
Mijn aanbidder staarde me een paar seconden sprakeloos aan, draaide zich om en maakte zich uit de voeten, bijna een doodsmak makend over een wandelwagentje, waarin een besnottebeld kind het onmiddellijk op een krijsen zette. De bijbehorende moeder schreeuwde de afgewezen minnaar enige verwensingen achterna. (Ook geen dame). Een langsscheurende stoepfietser, die dacht dat die verwensingen voor hem bedoeld waren, stapte af om dit eens op goed Amsterdamse wijze uit te praten, de man van de kledingzaak kwam naar buiten om zich ermee te bemoeien en ik besloot dat het maar eens tijd werd om door te lopen.

Een halve minuut later brulde een traumahelikopter het luchtruim boven de Ferdinand Bol vol, maar dat kan toeval geweest zijn.
 
************************************
Pepijn Lampe is product & grafisch ontwerper.
Informatie op: www.pepdesign.be


© 2010 Debby Kowsoleea meer Debby Kowsoleea - meer "Ontmoetingen"
Bezigheden > Ontmoetingen
Moeizaam leven Debby Kowsoleea
0709BS Moeizaam
Vannacht was ik opeens getrouwd met een héél grote (ik kwam nog niet eens tot zijn heupen), héél brede man met een snor en een enorm, kaal hoofd, van wie ik ook nog een volwassen zoon bleek te hebben. Die zoon kwam zich beleefd en vriendelijk aan me voorstellen (‘Dag moeder. Hier ben ik.’ ‘Hè?’) en vertelde me meteen maar even dat zijn vader, de man met wie ik dus al vijfentwintig jaar getrouwd was, een afschuwelijk oorlogsverleden had in een woest Balkanland.
Je vraagt je weleens af wat je in godsnaam allemaal ligt te verwerken in je dromen.

Gelukkig gebeuren er in de loop van de dag altijd nog veel krankzinniger dingen, waarbij zo’n nachtelijke film opeens enorm redelijk en logisch lijkt.
Zo stond ik me vanochtend vroeg in de Ferdinand Bol lichtelijk nasuffend en nog geheel ongepantserd voor de etalage van een kledingzaak af te vragen waar ik eieren zou gaan kopen – bij de Dirk, die ik helemaal zou moeten doorploegen met alle claustrofobische aanvallen van dien, maar met uiteindelijk een geruststellend chagrijnige, gehoofddoekte cassière die mijn ééneurovijfentachtig zwijgend in ontvangst zou nemen, of bij de deftige kaas- en notenbar om de hoek, waar een bebrilde stofjas met een ambitieus middenstandsgebit a. zou willen weten hoe het met mij, en met mijn familie, en met mijn hond ging, b. me een nieuwe ondrinkbare wijnsoort uit een onbekende Spaanse streek zou willen aansmeren en c. me geduldig maar toch enigszins bevreemd aan zou gaan staan kijken wanneer ik mijn portemonnee natuurlijk weer eens niet kon vinden, hoewel ik hem uiteindelijk natuurlijk toch bij me zou blijken te hebben, in het verkeerde vakje van mijn handtas – toen ik werd aangesproken door een blekige, nerveuze jongeman.

‘Mevrouw...?’
Het duurde even voor ik begreep tegen wie hij het had, maar er stond geen andere mevrouw naast of achter me, dus hij moest wel degelijk mij hebben. Ik glimlachte welwillend. Gelukkig, iemand die nog minder tegen het leven opgewassen leek dan ik.
‘Mevrouw...’
Waarschijnlijk moest hij naar het Rijksmuseum, naar de Albert Cuypmarkt of naar een verborgen jongensbordeel in de vierde hupseflupsstraat, achttien driehoog. Nou liefje, vraag maar op. Ik keek nog een graadje welwillender, blij het eierenvraagstuk nog even voor me uit te kunnen schuiven.
‘Mevrouw. Ik heb u hier wel vaker zien lopen. En ik vroeg me af... zou u het leuk vinden om een kopje koffie met me te gaan drinken? Ik bedoel, een kopje koffie. Een cappuccino. Of een koffie verkeerd, als u dat liever hebt. Ik bedoel...’
Ja, het was wel duidelijk wat hij bedoelde. Hij trilde inmiddels als het spreekwoordelijke espenblad en keek me met grote, radeloze ogen aan.

Wat doe je in zo’n geval? Fluitende bouwvakkers, duidelijk: hautain kijken en doorlopen. Pst-pst’ende speknekken met gouden tanden: een erg ondamesachtig, maar niet mis te verstaan gebaar maken. Morsige hoerenlopers die plotseling een obscene opmerking in je nek blazen: vragen of ze recentelijk nog wel eens in de spiegel hebben gekeken. Maar zo’n bibberend bleek konijntje, wellicht door zijn internettherapeut geadviseerd om ‘het er maar eens op te wagen’?
Ik kon natuurlijk beleefd liegen dat het me heel leuk leek maar dat ik helaas getrouwd was, maar dat zou kunnen impliceren dat ik onmiddellijk op zijn voorstel zou zijn ingegaan als er geen echtgenoot in de weg had gezeten en je weet nooit tot wat zo’n zenuwlijdertje allemaal in staat is als hij eenmaal de stap heeft genomen en het ‘erop gewaagd’ heeft. Zo’n therapeut roept ook maar wat en voelt zich natuurlijk niet verantwoordelijk voor de gevolgen. Dat ‘ik heb u hier wel vaker zien lopen’ beviel me bij nader inzien ook niet erg.
 
Ik kon natuurlijk zeggen: ‘Meneer, ik ben zeer gevleid door uw voorstel maar zoekt u liever een meisje van uw eigen leeftijd’, maar dat hoefde ik mezelf niet aan te doen. Die volwassen zoon van mijn Balkanbeul zat me nog dwars. Ik bevorder graag iemands zelfvertrouwen, maar niet ten koste van het mijne.
Na nog een paar niet-kwetsende uitvluchten overwogen en weer verworpen te hebben, merkte ik dat ik nu echt met een antwoord moest komen; nog even en het konijntje zou voor mijn ogen op de stoep tot een ongelukkig hoopje in elkaar schrompelen en kon de crisisdienst gebeld.
Dus.

‘Nee,’ zei ik.
Mijn aanbidder staarde me een paar seconden sprakeloos aan, draaide zich om en maakte zich uit de voeten, bijna een doodsmak makend over een wandelwagentje, waarin een besnottebeld kind het onmiddellijk op een krijsen zette. De bijbehorende moeder schreeuwde de afgewezen minnaar enige verwensingen achterna. (Ook geen dame). Een langsscheurende stoepfietser, die dacht dat die verwensingen voor hem bedoeld waren, stapte af om dit eens op goed Amsterdamse wijze uit te praten, de man van de kledingzaak kwam naar buiten om zich ermee te bemoeien en ik besloot dat het maar eens tijd werd om door te lopen.

Een halve minuut later brulde een traumahelikopter het luchtruim boven de Ferdinand Bol vol, maar dat kan toeval geweest zijn.
 
************************************
Pepijn Lampe is product & grafisch ontwerper.
Informatie op: www.pepdesign.be
© 2010 Debby Kowsoleea
powered by CJ2