archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Bij ons in de straat delen printen terug
De spiegel van vader en zoon Marcel Duyvestijn

0309 Straat
Samen lezen we de krant.
Dat wil zeggen: ik blader en hij kijkt naar mij.

Samen kijken we naar Timmertje op de schaats. Dat wil zeggen: ik dein mee op de rake klappen van een Groningse schone. En hij kijkt naar de tuit van de fles, die ook heen en weer gaat.

Met mijn zoon.
Mooie uitdrukking. Nooit geweten dat ik dat een mooie uitdrukking zou vinden.

Hij is nu net drie maanden oud en kan nu eigenlijk alleen nog maar slapen, drinken en huilen, maar toch. We doen toch samen boodschappen, samen naar de stad en samen luisteren we naar de muziek uit zijn muziekdoos.

Wordt het nog kleffer? Ja. Want, terwijl ik dit schrijf, zit hij in zijn wippertje op mijn bureau. Af en toe kijkt hij me aan maar meestal zit hij zijn eigen handjes te onderzoeken, stopt ze in zijn mond, lijkt zijn vingers te tellen. Als ik zijn aandacht vraag babbelt hij. Of lacht hij.

Dat babbelen is een raar iets. Het is niet meer dan geluiden uitstoten. Maar toch. Elke dag leert hij er een toon bij. Of dan weet hij ineens in een vloeiende beweging drie verschillende toonhoogten te halen. En dat oefent hij dan een tijdje. Tot zijn eigen tevredenheid. Maar als ik hem voordoe wat je nog meer met je stem kan doen, lacht hij alleen maar. Zo’n verlegen lach, waarbij hij zijn hoofdje wegdraait.

Mijn zoon en ik.

Het is raar dat je anders gaat kijken naar de wereld. Een bericht in de krant over ouders die hun pasgeboren baby met jeu-de-boulesballen slaan om ze tot rust te krijgen, wekt een enorme walging die ik niet eerder bij me zelf zag. Of vaders die hun eigen gezin uitmoorden, daar krijg ik koude rillingen van. Dat had ik vroeger nooit. Dat waren berichten die ik, net als het weerbericht, niet opnam, niet onthield ook.

Mijn zoon en ik.

Ik zie ook Artis voor me. De oerang oetang. De olifant. De schildpad. In een droombeeld zie ik mezelf wijzen. Geluiden nadoen, soms zelfs bewegingen imiteren. Of laatst, toen ik een berichtje over het spoorwegmuseum las. Dat was nu vooral leuk voor kinderen. Ik kan dat bericht niet uitlezen of ik loop alweer met mijn zoon door de treinstellen, vertel hem over de stoomlocomotief en samen knippen we kaartjes.

Tegenwoordig heeft hij de grootste lol voor de spiegel. Hij ziet mij. Hij ziet zichzelf. Wat hij denkt, weet ik niet. Hij herkent iets. Hij lijkt te zeggen: “Die man met die melkvlekken op zijn schouder, dat is mijn vader. En dat lachende mannetje, dat ben ik.”

© 2006 Marcel Duyvestijn meer Marcel Duyvestijn - meer "Bij ons in de straat" -
Beschouwingen > Bij ons in de straat
De spiegel van vader en zoon Marcel Duyvestijn
0309 Straat
Samen lezen we de krant.
Dat wil zeggen: ik blader en hij kijkt naar mij.

Samen kijken we naar Timmertje op de schaats. Dat wil zeggen: ik dein mee op de rake klappen van een Groningse schone. En hij kijkt naar de tuit van de fles, die ook heen en weer gaat.

Met mijn zoon.
Mooie uitdrukking. Nooit geweten dat ik dat een mooie uitdrukking zou vinden.

Hij is nu net drie maanden oud en kan nu eigenlijk alleen nog maar slapen, drinken en huilen, maar toch. We doen toch samen boodschappen, samen naar de stad en samen luisteren we naar de muziek uit zijn muziekdoos.

Wordt het nog kleffer? Ja. Want, terwijl ik dit schrijf, zit hij in zijn wippertje op mijn bureau. Af en toe kijkt hij me aan maar meestal zit hij zijn eigen handjes te onderzoeken, stopt ze in zijn mond, lijkt zijn vingers te tellen. Als ik zijn aandacht vraag babbelt hij. Of lacht hij.

Dat babbelen is een raar iets. Het is niet meer dan geluiden uitstoten. Maar toch. Elke dag leert hij er een toon bij. Of dan weet hij ineens in een vloeiende beweging drie verschillende toonhoogten te halen. En dat oefent hij dan een tijdje. Tot zijn eigen tevredenheid. Maar als ik hem voordoe wat je nog meer met je stem kan doen, lacht hij alleen maar. Zo’n verlegen lach, waarbij hij zijn hoofdje wegdraait.

Mijn zoon en ik.

Het is raar dat je anders gaat kijken naar de wereld. Een bericht in de krant over ouders die hun pasgeboren baby met jeu-de-boulesballen slaan om ze tot rust te krijgen, wekt een enorme walging die ik niet eerder bij me zelf zag. Of vaders die hun eigen gezin uitmoorden, daar krijg ik koude rillingen van. Dat had ik vroeger nooit. Dat waren berichten die ik, net als het weerbericht, niet opnam, niet onthield ook.

Mijn zoon en ik.

Ik zie ook Artis voor me. De oerang oetang. De olifant. De schildpad. In een droombeeld zie ik mezelf wijzen. Geluiden nadoen, soms zelfs bewegingen imiteren. Of laatst, toen ik een berichtje over het spoorwegmuseum las. Dat was nu vooral leuk voor kinderen. Ik kan dat bericht niet uitlezen of ik loop alweer met mijn zoon door de treinstellen, vertel hem over de stoomlocomotief en samen knippen we kaartjes.

Tegenwoordig heeft hij de grootste lol voor de spiegel. Hij ziet mij. Hij ziet zichzelf. Wat hij denkt, weet ik niet. Hij herkent iets. Hij lijkt te zeggen: “Die man met die melkvlekken op zijn schouder, dat is mijn vader. En dat lachende mannetje, dat ben ik.”
© 2006 Marcel Duyvestijn
powered by CJ2