archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Bij ons in de straat delen printen terug
Als de lente niet wil komen Marcel Duyvestijn

Het is lente. Om je boos over te maken. Ik kijk naar buiten en zie de lente in geen velden of wegen. Mijn uitzicht bestrijkt zo’n beetje heel Amsterdam, maar ik zie haar nergens. Mistroostig kijk ik naar de regen op de ramen. En dan, de relativering: ik kan binnen blijven.
 
Het pleintje voor mijn huis ligt aan de Haarlemmerhouttuinen in de hoofdstad. Je kunt er het piepen van de treinen horen, die komen en gaan van het Centraal Station en je hoort het lichte geroezemoes van de Haarlemmerstraat, een winkelstraat die achterlangs loopt.
Midden op het pleintje staat een in tweeën gesplitste piramide waar een soort kinderopvang gehuisvest is. Aan de ene kant bevindt zich een voetbalveldje van asfalt en aan de andere kant ligt een zandbak met speeltoestellen. Mijn appartementenblok aan de noordkant is hoog en lelijk en mijn uitzicht vanuit de vijfde verdieping wordt bepaald door oude zeventiende-eeuwse huizen die in vroeger jaren aan het water van het IJ lagen. Het is er rustig. Soms spelen er een paar kinderen in de zandbak. Vader of moeder zit op de betonnen rand te kijken hoe onbevangen de jeugd is. Een auto van Corelli-slaapkamers rijdt langs en uit een meubelmakerij komt het geluid van een zaag. Vredig. Ja, mooi woord is dat: vredig.
 
Er zijn twee momenten op de dagen dat ik thuis werk dat mijn rust verstoord wordt. De eerste is om 12 uur in de middag. Een school gebruikt het plein dan als speelkwartier. Dan staat de koffie voor me te dampen en leg ik de krant even opzij. Hoe oud zouden ze zijn? 8, 9, 10 jaar?0100 Als de lente niet .. Zoiets. Vooral de voetballers intrigeren me. Ze zitten nog in de leeftijd dat iedereen mee kan doen. Sommigen beginnen op deze leeftijd te beseffen dat ze te houterig voor de sport zijn, maar dat compenseren door hun eigen dromen, waarin ze benen van elastiek hebben. Ik herinner me dat van vroeger. Als je onder de tien bent, heb je nog niet door dat je vriendjes je uitlachen als je weer wild over de bal heen trapt. Dan denk je nog dat iedereen zag dat de intentie juist was. Door een kleine misvatting schoot je de bal in de gracht, maar iedereen zag dat hij eigenlijk in de kruising verdween. Je loopt waar de bal is. En vooral dromen. Ze dromen van een Ajax-shirt en de mooiste doelpunten die ze zullen maken. De handtekening die ze op school in de kantlijn van hun schrift oefenen, is voor de fans. En de meisjes, ze kijken, ook al staan ze naast het speelveld touwtje te springen.
 
Het tweede moment van de dag ligt rond een uur of vier. Dan rijden de jongens van 16 met hun scooters over het plein. Ze schreeuwen, ze roken en hangen verveeld rond. De jongens die lopend komen, zijn de voetballers die volgehouden hebben. Zij spelen nu wedstrijdjes alsof ze in een volle ArenA staan. Het gaat niet om het resultaat, maar om de acties. Dit zijn jongens die niet gespeend zijn van techniek. De bal lijkt aan een touwtje aan hun voet vast te zitten. Diegenen die niet de bal hebben, schreeuwen, tevergeefs.
 
Beide momenten gaan voorbij. En dan is daar de rust weer. En altijd als die rust weer terug is, weet ik niet wat ik moet doen. Aan het werk maar. Met mijn vingers over het toetsenbord, geluid maken: laten zien dat je nog leeft.


© 2004 Marcel Duyvestijn meer Marcel Duyvestijn - meer "Bij ons in de straat" -
Beschouwingen > Bij ons in de straat
Als de lente niet wil komen Marcel Duyvestijn
Het is lente. Om je boos over te maken. Ik kijk naar buiten en zie de lente in geen velden of wegen. Mijn uitzicht bestrijkt zo’n beetje heel Amsterdam, maar ik zie haar nergens. Mistroostig kijk ik naar de regen op de ramen. En dan, de relativering: ik kan binnen blijven.
 
Het pleintje voor mijn huis ligt aan de Haarlemmerhouttuinen in de hoofdstad. Je kunt er het piepen van de treinen horen, die komen en gaan van het Centraal Station en je hoort het lichte geroezemoes van de Haarlemmerstraat, een winkelstraat die achterlangs loopt.
Midden op het pleintje staat een in tweeën gesplitste piramide waar een soort kinderopvang gehuisvest is. Aan de ene kant bevindt zich een voetbalveldje van asfalt en aan de andere kant ligt een zandbak met speeltoestellen. Mijn appartementenblok aan de noordkant is hoog en lelijk en mijn uitzicht vanuit de vijfde verdieping wordt bepaald door oude zeventiende-eeuwse huizen die in vroeger jaren aan het water van het IJ lagen. Het is er rustig. Soms spelen er een paar kinderen in de zandbak. Vader of moeder zit op de betonnen rand te kijken hoe onbevangen de jeugd is. Een auto van Corelli-slaapkamers rijdt langs en uit een meubelmakerij komt het geluid van een zaag. Vredig. Ja, mooi woord is dat: vredig.
 
Er zijn twee momenten op de dagen dat ik thuis werk dat mijn rust verstoord wordt. De eerste is om 12 uur in de middag. Een school gebruikt het plein dan als speelkwartier. Dan staat de koffie voor me te dampen en leg ik de krant even opzij. Hoe oud zouden ze zijn? 8, 9, 10 jaar?0100 Als de lente niet .. Zoiets. Vooral de voetballers intrigeren me. Ze zitten nog in de leeftijd dat iedereen mee kan doen. Sommigen beginnen op deze leeftijd te beseffen dat ze te houterig voor de sport zijn, maar dat compenseren door hun eigen dromen, waarin ze benen van elastiek hebben. Ik herinner me dat van vroeger. Als je onder de tien bent, heb je nog niet door dat je vriendjes je uitlachen als je weer wild over de bal heen trapt. Dan denk je nog dat iedereen zag dat de intentie juist was. Door een kleine misvatting schoot je de bal in de gracht, maar iedereen zag dat hij eigenlijk in de kruising verdween. Je loopt waar de bal is. En vooral dromen. Ze dromen van een Ajax-shirt en de mooiste doelpunten die ze zullen maken. De handtekening die ze op school in de kantlijn van hun schrift oefenen, is voor de fans. En de meisjes, ze kijken, ook al staan ze naast het speelveld touwtje te springen.
 
Het tweede moment van de dag ligt rond een uur of vier. Dan rijden de jongens van 16 met hun scooters over het plein. Ze schreeuwen, ze roken en hangen verveeld rond. De jongens die lopend komen, zijn de voetballers die volgehouden hebben. Zij spelen nu wedstrijdjes alsof ze in een volle ArenA staan. Het gaat niet om het resultaat, maar om de acties. Dit zijn jongens die niet gespeend zijn van techniek. De bal lijkt aan een touwtje aan hun voet vast te zitten. Diegenen die niet de bal hebben, schreeuwen, tevergeefs.
 
Beide momenten gaan voorbij. En dan is daar de rust weer. En altijd als die rust weer terug is, weet ik niet wat ik moet doen. Aan het werk maar. Met mijn vingers over het toetsenbord, geluid maken: laten zien dat je nog leeft.
© 2004 Marcel Duyvestijn
powered by CJ2