archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Bij ons in de straat delen printen terug
Ik ben een man. En wel een man die niet ramenlappen kan. Marcel Duyvestijn

0103 Ik ben een manIn de herfst zie ik weer dat ik niet kan ramenlappen. De zon staat laag en schijnt vanuit een bepaalde hoek mijn werkkamer in. Daardoor zijn de strepen van mijn eerdere poging tot ramenlappen goed te zien. Druppels, vegen, een handafdruk… Die zon verheldert veel. Hij maakt ook duidelijk dat ik niet kan stofzuigen, want hoewel ik dat gisteren nog gedaan heb, zie ik nu alweer overal stofvlokjes langzaam door de kamer dansen. Mooi woord overigens, stofvlokjes.

Op mijn werk op het Amsterdamse stadhuis zag ik afgelopen week een bakje voor mijn raam voorbij komen met de glazenwasser er in. In no time flapperde hij de ramen schoon. Met een messcherpe wisser trok hij vervolgens alles strak. Toen ik even mijn kamer verliet en terugkwam, dacht ik zelfs dat het raam openstond, zo schoon was het. Het is dus een kunde. En ik ben nu zo nederig om te erkennen dat ik die kunde niet bezit!

Vroeger was ik er trots op dat ik dat soort dingen niet kon. Ik was een man. Mijn vader kon ook zogenaamd geen huishoudelijk werk, maar mannen wisten dat ze de afkeer ervan beter als handicap konden verhullen. Een gebrek dat je groothartig moest toegeven.
‘ Tja, ik kan dat niet, hè. Ik heb respect voor jullie vrouwen. Hoe jullie dat toch kunnen.’ Ik boog dan mijn hoofd om mijn nederigheid te tonen. Je moest ze indirect prijzen, dan hielpen ze je, zoals met het strijken van overhemden. Als ik daar een poging toe deed, zorgde ik ervoor dat er een vrouw (mijn moeder aanvankelijk, later mijn vriendin) bij stond. Gegarandeerd dat ik er eerder een vouw in drukte dan dat ik de kreukels gladstreek. Dan kon ik mooi zuchten: ‘Tja, ik kan dat niet. Dat strijken.’ Mijn moeder keek me vervolgens altijd even streng aan, glimlachte een gedeelde seconde en zei berustend: ‘Geef maar hier dat strijkijzer. Dan doe ik het wel.’

In de Cornelis Schuytstraat, niet ver van waar ik woon, zit een wasserette. Daar werken de echte professionals. Er staat iemand achter de balie die goed is in de sociale omgangsvormen: ‘Zo meneertje, alles weer schoon en strak.’ Dat zegt-ie altijd. Maar achter in de zaak staat een man die naar ik vermoed geen enkele sociale vaardigheid bezit. Dat hoeft ook niet, want hij kan weer andere dingen erg goed: Opvouwen. Hij kijkt nors, maar zijn handen spreken daarentegen boekdelen. Zijn armen zijn de wieken van een molen en de berg overhemden die voor hem ligt, is op de millimeter nauwkeurig gestapeld. Ik ben altijd geneigd om aan de sociaal vaardige baliemedewerker te vragen of ik nog even naar zijn sociaal niet vaardige collega mag kijken. Met respect!

Toen ik thuiskwam, stond mijn vriendin te stofzuigen. Omdat ze me niet binnen had horen komen, kon ik een tijdje met een glimlach naar het schouwspel kijken. Toen ze met een elegant gebaar met haar voet de stofzuiger uitdrukte, zei ik: ‘Jij kan dat!’ Ze lachte op cynische wijze, want ze kent haar man. ‘Je moet zorgen dat je gaat stofzuigen als de zon achter de huizen is verdwenen, dan zie je tenminste niet meer alle stofvlokjes.'

Vrouwen zijn ook veel intelligenter! Dat is duidelijk.

© 2004 Marcel Duyvestijn meer Marcel Duyvestijn - meer "Bij ons in de straat" -
Beschouwingen > Bij ons in de straat
Ik ben een man. En wel een man die niet ramenlappen kan. Marcel Duyvestijn
0103 Ik ben een manIn de herfst zie ik weer dat ik niet kan ramenlappen. De zon staat laag en schijnt vanuit een bepaalde hoek mijn werkkamer in. Daardoor zijn de strepen van mijn eerdere poging tot ramenlappen goed te zien. Druppels, vegen, een handafdruk… Die zon verheldert veel. Hij maakt ook duidelijk dat ik niet kan stofzuigen, want hoewel ik dat gisteren nog gedaan heb, zie ik nu alweer overal stofvlokjes langzaam door de kamer dansen. Mooi woord overigens, stofvlokjes.

Op mijn werk op het Amsterdamse stadhuis zag ik afgelopen week een bakje voor mijn raam voorbij komen met de glazenwasser er in. In no time flapperde hij de ramen schoon. Met een messcherpe wisser trok hij vervolgens alles strak. Toen ik even mijn kamer verliet en terugkwam, dacht ik zelfs dat het raam openstond, zo schoon was het. Het is dus een kunde. En ik ben nu zo nederig om te erkennen dat ik die kunde niet bezit!

Vroeger was ik er trots op dat ik dat soort dingen niet kon. Ik was een man. Mijn vader kon ook zogenaamd geen huishoudelijk werk, maar mannen wisten dat ze de afkeer ervan beter als handicap konden verhullen. Een gebrek dat je groothartig moest toegeven.
‘ Tja, ik kan dat niet, hè. Ik heb respect voor jullie vrouwen. Hoe jullie dat toch kunnen.’ Ik boog dan mijn hoofd om mijn nederigheid te tonen. Je moest ze indirect prijzen, dan hielpen ze je, zoals met het strijken van overhemden. Als ik daar een poging toe deed, zorgde ik ervoor dat er een vrouw (mijn moeder aanvankelijk, later mijn vriendin) bij stond. Gegarandeerd dat ik er eerder een vouw in drukte dan dat ik de kreukels gladstreek. Dan kon ik mooi zuchten: ‘Tja, ik kan dat niet. Dat strijken.’ Mijn moeder keek me vervolgens altijd even streng aan, glimlachte een gedeelde seconde en zei berustend: ‘Geef maar hier dat strijkijzer. Dan doe ik het wel.’

In de Cornelis Schuytstraat, niet ver van waar ik woon, zit een wasserette. Daar werken de echte professionals. Er staat iemand achter de balie die goed is in de sociale omgangsvormen: ‘Zo meneertje, alles weer schoon en strak.’ Dat zegt-ie altijd. Maar achter in de zaak staat een man die naar ik vermoed geen enkele sociale vaardigheid bezit. Dat hoeft ook niet, want hij kan weer andere dingen erg goed: Opvouwen. Hij kijkt nors, maar zijn handen spreken daarentegen boekdelen. Zijn armen zijn de wieken van een molen en de berg overhemden die voor hem ligt, is op de millimeter nauwkeurig gestapeld. Ik ben altijd geneigd om aan de sociaal vaardige baliemedewerker te vragen of ik nog even naar zijn sociaal niet vaardige collega mag kijken. Met respect!

Toen ik thuiskwam, stond mijn vriendin te stofzuigen. Omdat ze me niet binnen had horen komen, kon ik een tijdje met een glimlach naar het schouwspel kijken. Toen ze met een elegant gebaar met haar voet de stofzuiger uitdrukte, zei ik: ‘Jij kan dat!’ Ze lachte op cynische wijze, want ze kent haar man. ‘Je moet zorgen dat je gaat stofzuigen als de zon achter de huizen is verdwenen, dan zie je tenminste niet meer alle stofvlokjes.'

Vrouwen zijn ook veel intelligenter! Dat is duidelijk.
© 2004 Marcel Duyvestijn
powered by CJ2