archiefvorig nr.lopend nr.

Bezigheden > Recht en onrecht delen printen terug
De stank van stomme stigma's Willem Minderhout

1012BZ Stank
Stephen Jay Gould beschrijft in Age-Old Fallacies of Thinking and Stinking *) hoe Sir Thomas Browne, een arts uit Norwich, in een boek uit 1646 uitputtend aantoont dat het hardnekkige volksgeloof dat Joden stinken zowel theoretisch als empirisch onjuist is. Browne’s boek, Pseudodoxia Epidemica, is volledig gewijd aan het bestrijden van veelvoorkomende vergissingen en onwetendheid. Deze verkeerde theorieën over de natuur waren hindernissen om tot kennis te komen en Browne zag het als zijn levenstaak om ze uit de weg te ruimen.

Zijn weerlegging van het volksgeloof dat Joden stinken neemt de meeste ruimte in beslag, al toont hij bijvoorbeeld ook aan dat het hardnekkige geloof dat bevers zichzelf castreren als ze door een jager in het nauw zijn gedreven niet waar is. Al deze fabels worden grondig geanalyseerd en verklaard. Het verhaal van de bever is volgens hem in de wereld gekomen omdat de Latijnse naam voor bever – castor – op castreren lijkt en omdat de ballen van de bever in de buikholte zitten en dus niet zichtbaar zijn.

Ook de mythe van de Joodse stank wordt vakkundig gefileerd. Browne is zelfs in synagogen gaan snuffelen, maar rook daar niets opmerkelijks. De Joodse spijswetten zorgen er ook voor dat Joden geen stankverwekkend voedsel eten. Ook een theologische oorzaak – de Here zelf zou de Joden vanwege de kruisiging van een penetrante rotgeur hebben voorzien – houdt volgens hem geen stand want de Almachtige houdt zich niet met dat soort futiliteiten bezig.

Gould, als evolutiedeskundige en paleontoloog van Joodse afkomst, is vooral onder de indruk van Browne’s argument dat Joden geen genealogisch coherente groep vormen en dat er dus geen algemene uitspraken over ‘de Joodse geur’ kunnen worden gedaan. Erg gis voor een zeventiende-eeuwer!

Hierin zit voor Gould ook de actualiteit van het – voor de hedendaagse lezer op het eerste gezicht zo merkwaardige – boek. Ook vandaag de dag zijn er nog mensen die menen dat ‘Jews stink, Irishmen drink, women love mink and Africans can’t think.’ Gould schreef het toen in de VS de discussie over 'The Bell Curve', een boek waarin statitisch werd 'bewezen'  dat Afro-Amerikanen nu  eenmaal dommer zijn dan de rest. Of – om een recent voorbeeld te noemen – dat Marokkanen een genetisch bepaalde neiging hebben tot onaangepast gedrag. Zeker in het geval van Afro-Amerikanen van vandaag de dag is de genetische samenstelling minstens zo divers als de Joden die Browne in beschouwing nam. Afrika is al het genetisch meest diverse continent omdat de mensheid daar is ontstaan en er dus het langste verblijft, ‘zwart’ is in de VS bovendien een sociaal gedefinieerde categorie gebaseerd op huidskleur. Gould noemt Roy Campanella als voorbeeld, een honkballer met een Italiaanse vader en een Afrikaanse moeder die niet bij de ‘Italianen’, maar bij de ‘Afro-Amerikanen’ werd ingedeeld. President Obama is misschien zelfs een beter voorbeeld: iedereen noemt hem de ‘eerste zwarte president’, wat in bepaalde kringen niet bijdraagt aan zijn populariteit, terwijl zijn moeder roomblank is.

Bovenstaande neemt niet weg dat er natuurlijk in iedere groep wel ‘stinkerds’ te vinden zijn. Soms zijn er ook sociale gedragingen die een bepaald geurpatroon stimuleren. Zo ging de Spaanse inquisitie snuffelend door de dorpen. Christenen wasten zich zelden of nooit, dus hun rechtzinnigheid kon je op een flinke afstand ruiken. Onder dwang bekeerde moslims en joden (de Moros) wasten zich vijf keer per dag en dus was iedereen in de tijd van de Spaanse inquisitie die "lekker" rook verdacht van het horen bij de heidenen. Je moest dus stinken om de ketterjagers te overtuigen dat je bij het juiste geloof hoorde.

Sinds de introductie van de douche in ieder huishouden zijn ook die geurverschillen waarschijnlijk verdwenen, al las ik laatst dat Salafi's het gebruik van deodorant 'haram' - niet Gode welgevallig - vinden. Zoals u weet beperkt godsdienstwaanzin zich echter niet tot een bepaalde etnische groep en het is prettig dat je in dat soort gevallen wel op je neus kunt vertrouwen.

********************
Stephen Jay Gould (2002), ‘Age-Old Fallacies of Thinking and Stinking’, I Have Landed, Harmony Books, New York
 
 
Over het 'snuffelgedrag' van de Spaans inquisitie (in het Spaans):  Lera, MJ (2011). Prácticas sociales genocidas: el caso de los moriscos y el caso de los palestinos. En Carabaza Bravo, J. M. y Makki Hornedo, L. C. (eds).: El saber en al-Andalus. Textos y estudios, V. Homenaje a la profesora Dña. Carmen Ruiz Bravo-Villasante. Servicio de Publicaciones de la Universidad de Sevilla: http://www.psicoeducacion.eu/psicoeducacion/moriscosypalestinos.pdf
 
 
************************
De tekening is van Elène Klaren


© 2013 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "Recht en onrecht" -
Bezigheden > Recht en onrecht
De stank van stomme stigma's Willem Minderhout
1012BZ Stank
Stephen Jay Gould beschrijft in Age-Old Fallacies of Thinking and Stinking *) hoe Sir Thomas Browne, een arts uit Norwich, in een boek uit 1646 uitputtend aantoont dat het hardnekkige volksgeloof dat Joden stinken zowel theoretisch als empirisch onjuist is. Browne’s boek, Pseudodoxia Epidemica, is volledig gewijd aan het bestrijden van veelvoorkomende vergissingen en onwetendheid. Deze verkeerde theorieën over de natuur waren hindernissen om tot kennis te komen en Browne zag het als zijn levenstaak om ze uit de weg te ruimen.

Zijn weerlegging van het volksgeloof dat Joden stinken neemt de meeste ruimte in beslag, al toont hij bijvoorbeeld ook aan dat het hardnekkige geloof dat bevers zichzelf castreren als ze door een jager in het nauw zijn gedreven niet waar is. Al deze fabels worden grondig geanalyseerd en verklaard. Het verhaal van de bever is volgens hem in de wereld gekomen omdat de Latijnse naam voor bever – castor – op castreren lijkt en omdat de ballen van de bever in de buikholte zitten en dus niet zichtbaar zijn.

Ook de mythe van de Joodse stank wordt vakkundig gefileerd. Browne is zelfs in synagogen gaan snuffelen, maar rook daar niets opmerkelijks. De Joodse spijswetten zorgen er ook voor dat Joden geen stankverwekkend voedsel eten. Ook een theologische oorzaak – de Here zelf zou de Joden vanwege de kruisiging van een penetrante rotgeur hebben voorzien – houdt volgens hem geen stand want de Almachtige houdt zich niet met dat soort futiliteiten bezig.

Gould, als evolutiedeskundige en paleontoloog van Joodse afkomst, is vooral onder de indruk van Browne’s argument dat Joden geen genealogisch coherente groep vormen en dat er dus geen algemene uitspraken over ‘de Joodse geur’ kunnen worden gedaan. Erg gis voor een zeventiende-eeuwer!

Hierin zit voor Gould ook de actualiteit van het – voor de hedendaagse lezer op het eerste gezicht zo merkwaardige – boek. Ook vandaag de dag zijn er nog mensen die menen dat ‘Jews stink, Irishmen drink, women love mink and Africans can’t think.’ Gould schreef het toen in de VS de discussie over 'The Bell Curve', een boek waarin statitisch werd 'bewezen'  dat Afro-Amerikanen nu  eenmaal dommer zijn dan de rest. Of – om een recent voorbeeld te noemen – dat Marokkanen een genetisch bepaalde neiging hebben tot onaangepast gedrag. Zeker in het geval van Afro-Amerikanen van vandaag de dag is de genetische samenstelling minstens zo divers als de Joden die Browne in beschouwing nam. Afrika is al het genetisch meest diverse continent omdat de mensheid daar is ontstaan en er dus het langste verblijft, ‘zwart’ is in de VS bovendien een sociaal gedefinieerde categorie gebaseerd op huidskleur. Gould noemt Roy Campanella als voorbeeld, een honkballer met een Italiaanse vader en een Afrikaanse moeder die niet bij de ‘Italianen’, maar bij de ‘Afro-Amerikanen’ werd ingedeeld. President Obama is misschien zelfs een beter voorbeeld: iedereen noemt hem de ‘eerste zwarte president’, wat in bepaalde kringen niet bijdraagt aan zijn populariteit, terwijl zijn moeder roomblank is.

Bovenstaande neemt niet weg dat er natuurlijk in iedere groep wel ‘stinkerds’ te vinden zijn. Soms zijn er ook sociale gedragingen die een bepaald geurpatroon stimuleren. Zo ging de Spaanse inquisitie snuffelend door de dorpen. Christenen wasten zich zelden of nooit, dus hun rechtzinnigheid kon je op een flinke afstand ruiken. Onder dwang bekeerde moslims en joden (de Moros) wasten zich vijf keer per dag en dus was iedereen in de tijd van de Spaanse inquisitie die "lekker" rook verdacht van het horen bij de heidenen. Je moest dus stinken om de ketterjagers te overtuigen dat je bij het juiste geloof hoorde.

Sinds de introductie van de douche in ieder huishouden zijn ook die geurverschillen waarschijnlijk verdwenen, al las ik laatst dat Salafi's het gebruik van deodorant 'haram' - niet Gode welgevallig - vinden. Zoals u weet beperkt godsdienstwaanzin zich echter niet tot een bepaalde etnische groep en het is prettig dat je in dat soort gevallen wel op je neus kunt vertrouwen.

********************
Stephen Jay Gould (2002), ‘Age-Old Fallacies of Thinking and Stinking’, I Have Landed, Harmony Books, New York
 
 
Over het 'snuffelgedrag' van de Spaans inquisitie (in het Spaans):  Lera, MJ (2011). Prácticas sociales genocidas: el caso de los moriscos y el caso de los palestinos. En Carabaza Bravo, J. M. y Makki Hornedo, L. C. (eds).: El saber en al-Andalus. Textos y estudios, V. Homenaje a la profesora Dña. Carmen Ruiz Bravo-Villasante. Servicio de Publicaciones de la Universidad de Sevilla: http://www.psicoeducacion.eu/psicoeducacion/moriscosypalestinos.pdf
 
 
************************
De tekening is van Elène Klaren
© 2013 Willem Minderhout
powered by CJ2