archiefvorig nr.lopend nr.

Bezigheden > Op de fiets delen printen terug
Doping helpt niet in de Tour Katharina Kouwenhoven

1020BZ Döping
Als er één sport is, die geassocieerd wordt met dopinggebruik, is het de wielersport en op wielrenners wordt het hardst gejaagd om dopingzondaars te ontmaskeren.

De jacht op dopingzondaars is vooral een liefhebberij van het IOC en op haar initiatief is in 1999 de WADA (World Anti-Doping Agency) ingesteld. De WADA heeft onder andere een lijst met verboden middelen samengesteld. Hierop staan meer dan 300 stoffen, verboden voor ongeacht welke sport. De voornaamste argumenten hiervoor zijn dat het gebruik van prestatieverhogende middelen oneerlijk is en voor de gebruiker ongezond. De WADA gaat er dus vanuit dat al deze stoffen een prestatieverhogende werking hebben. Maar wat voor evidentie bestaat daarvoor?

Een aantal jaren geleden heb ik met verschillende groepjes studenten literatuuronderzoek gedaan naar het prestatieverhogende effect van verboden middelen. Bij ruim driehonderd stoffen en ik-weet-niet-hoeveel verschillende sporten verwacht je een vracht aan onderzoek naar het effect van deze stoffen. Het prestatieverhogende effect wel te verstaan. We kwamen bedrogen uit, want dat onderzoek was er niet. Het onderzoek dat gedaan was ging doorgaans over de fysiologische effecten van de verboden stoffen (die allang bekend waren, want vanwege die effecten zijn ze op de markt als geneesmiddel) en niet het effect op wedstrijdprestaties; en het onderzoek was praktisch nooit gedaan bij topsporters, maar bij goed getrainde jongelieden.

De beperkte waarde van de fysiologische maten bleek uit een onderzoek gedaan bij Tour de France deelnemers. Bij hen werd aan het begin van de Tour van alles gemeten, zoals zuurstofopnamecapaciteit en talloze andere fysiologische maten die een indicatie zijn van iemands fitheid. Hiermee wilden de onderzoekers voorspellen wie in de toptien zouden eindigen van de tijdrit gehouden op de laatste dag. Er bleek geen enkel verband, want voor het uitrijden van een Tour, en tot het eind toe presteren, is een verschil in conditie aan het begin nauwelijks van belang.

Het aantal stoffen dat was onderzocht bleek klein. Vreemd genoeg was er opmerkelijk veel onderzoek gedaan naar cafeïne (het blikje cola), dat helemaal niet voorkomt op de lijst met verboden middelen. Geen onderzoeken dus waaruit duidelijk kon worden afgeleid welke middelen in welke sporten effect hebben op de prestatie.

In de jaren zeventig had de psycho-fysioloog Prof. Hueting (de man die het wangedrag van Nederlandse militairen tijdens de Politionele acties aan de kaak stelde) al gemeld dat hij geen enkele stof had kunnen vinden die een positief effect heeft op sportprestaties. Ook volgens onze eigen dopingdeskundige Harm Kuipers verbeteren de meeste middelen de prestatie niet, maar is er zelfs een tegengesteld effect. Daar heb ik ook nooit iets over gelezen, maar het zou heel goed kunnen, want al die middelen hebben natuurlijk bijwerkingen.

Van EPO is het effect nooit eenduidig komen vast te staan. EPO zorgt voor meer zuurstof, maar maakt ook het bloed dikker en dat vertraagt het transport. Dat het onduidelijk is of EPO een prestatieverhogend effect heeft is niet onverwacht als je weet dat in onderzoeken over trainen op hoogte (zorgt ook voor meer zuurstof) ook heel uiteenlopende resultaten gevonden zijn. EPO heeft mythische proporties gekregen en daar hebben de sporters, in dit geval de wielrenners, zelf aan bijgedragen. Zij geloofden erin.

In de NRC van 22 juli j.l. stonden een aantal interessante statistiekjes van de afgelopen en eerdere Tours de France, die een aardig licht werpen op de dopingmythe. Neem de top-10 van de Tours met de hoogste gemiddelde snelheden. Daarvan zou je verwachten dat de Tours, waarin 'iedereen' doping gebruikte deze lijst zouden aanvoeren. Het argument van dopinggebruikers was immers dat er zo hard gereden werd dat je wel gedwongen werd om verboden middelen te nemen. Gek genoeg komt alleen de Tour van 1998, de Tour Dopage, in het lijstje voor, op de vijfde plaats. Toen werden er trouwens wel verboden middelen gevonden, maar het gebruik ervan (EPO) kon nog niet worden aangetoond.
In de Tours gewonnen door grootgebruiker Lance Armstrong, waarin ook 'iedereen' gebruikte, werd helemaal niet harder gereden dan daarvoor of daarna. Toch wordt doping gebruikt om de prestatie te verhogen en er wordt zelden aan dit prestatieverhogende effect getwijfeld.

Vorige week stond er weer een leuk berichtje in de NRC, namelijk over onderzoek waaruit was gebleken dat wielrenners die vanaf 1947 aan de Tour de France hadden deelgenomen, gemiddeld zes jaar langer leefden dan hun leeftijdgenoten, ondanks doping, ongelukken en zware lichamelijke inspanning. Het argument van de Dopingautoriteit dat het gebruik van doping ongezond is komt hiermee ook te vervallen. Het werkt niet en het is ongevaarlijk, dus weg met die lijst en die controles.

Topsporters zijn kennelijk goedgelovige lui die denken dat ze dingen slikken die slecht zijn voor hun gezondheid (alles met mate, natuurlijk) en waar ze beter van presteren en dat dit 'oneerlijk' is tegenover hun concurrenten, zodat de meest bizarre maatregelen gerechtvaardigd zijn om de slikkers en spuiters te ontmaskeren en hen een paar jaar het brood uit de mond te stoten. Goedgelovig zijn topsporters zeker. Ze blijken zeer ontvankelijk voor het placebo-effect, dus met een vloeibare zoutoplossing geef je ze ook het gevoel dat ze de berg op vliegen. Maar om weer als 'normale' werknemers behandeld te worden, zullen ze zelf in het geweer moeten komen. Sommigen zijn intelligent genoeg om daar werk van te maken.
 
*********************************
Het plaatje is van Katharina Kouwenhoven


© 2013 Katharina Kouwenhoven meer Katharina Kouwenhoven - meer "Op de fiets" -
Bezigheden > Op de fiets
Doping helpt niet in de Tour Katharina Kouwenhoven
1020BZ Döping
Als er één sport is, die geassocieerd wordt met dopinggebruik, is het de wielersport en op wielrenners wordt het hardst gejaagd om dopingzondaars te ontmaskeren.

De jacht op dopingzondaars is vooral een liefhebberij van het IOC en op haar initiatief is in 1999 de WADA (World Anti-Doping Agency) ingesteld. De WADA heeft onder andere een lijst met verboden middelen samengesteld. Hierop staan meer dan 300 stoffen, verboden voor ongeacht welke sport. De voornaamste argumenten hiervoor zijn dat het gebruik van prestatieverhogende middelen oneerlijk is en voor de gebruiker ongezond. De WADA gaat er dus vanuit dat al deze stoffen een prestatieverhogende werking hebben. Maar wat voor evidentie bestaat daarvoor?

Een aantal jaren geleden heb ik met verschillende groepjes studenten literatuuronderzoek gedaan naar het prestatieverhogende effect van verboden middelen. Bij ruim driehonderd stoffen en ik-weet-niet-hoeveel verschillende sporten verwacht je een vracht aan onderzoek naar het effect van deze stoffen. Het prestatieverhogende effect wel te verstaan. We kwamen bedrogen uit, want dat onderzoek was er niet. Het onderzoek dat gedaan was ging doorgaans over de fysiologische effecten van de verboden stoffen (die allang bekend waren, want vanwege die effecten zijn ze op de markt als geneesmiddel) en niet het effect op wedstrijdprestaties; en het onderzoek was praktisch nooit gedaan bij topsporters, maar bij goed getrainde jongelieden.

De beperkte waarde van de fysiologische maten bleek uit een onderzoek gedaan bij Tour de France deelnemers. Bij hen werd aan het begin van de Tour van alles gemeten, zoals zuurstofopnamecapaciteit en talloze andere fysiologische maten die een indicatie zijn van iemands fitheid. Hiermee wilden de onderzoekers voorspellen wie in de toptien zouden eindigen van de tijdrit gehouden op de laatste dag. Er bleek geen enkel verband, want voor het uitrijden van een Tour, en tot het eind toe presteren, is een verschil in conditie aan het begin nauwelijks van belang.

Het aantal stoffen dat was onderzocht bleek klein. Vreemd genoeg was er opmerkelijk veel onderzoek gedaan naar cafeïne (het blikje cola), dat helemaal niet voorkomt op de lijst met verboden middelen. Geen onderzoeken dus waaruit duidelijk kon worden afgeleid welke middelen in welke sporten effect hebben op de prestatie.

In de jaren zeventig had de psycho-fysioloog Prof. Hueting (de man die het wangedrag van Nederlandse militairen tijdens de Politionele acties aan de kaak stelde) al gemeld dat hij geen enkele stof had kunnen vinden die een positief effect heeft op sportprestaties. Ook volgens onze eigen dopingdeskundige Harm Kuipers verbeteren de meeste middelen de prestatie niet, maar is er zelfs een tegengesteld effect. Daar heb ik ook nooit iets over gelezen, maar het zou heel goed kunnen, want al die middelen hebben natuurlijk bijwerkingen.

Van EPO is het effect nooit eenduidig komen vast te staan. EPO zorgt voor meer zuurstof, maar maakt ook het bloed dikker en dat vertraagt het transport. Dat het onduidelijk is of EPO een prestatieverhogend effect heeft is niet onverwacht als je weet dat in onderzoeken over trainen op hoogte (zorgt ook voor meer zuurstof) ook heel uiteenlopende resultaten gevonden zijn. EPO heeft mythische proporties gekregen en daar hebben de sporters, in dit geval de wielrenners, zelf aan bijgedragen. Zij geloofden erin.

In de NRC van 22 juli j.l. stonden een aantal interessante statistiekjes van de afgelopen en eerdere Tours de France, die een aardig licht werpen op de dopingmythe. Neem de top-10 van de Tours met de hoogste gemiddelde snelheden. Daarvan zou je verwachten dat de Tours, waarin 'iedereen' doping gebruikte deze lijst zouden aanvoeren. Het argument van dopinggebruikers was immers dat er zo hard gereden werd dat je wel gedwongen werd om verboden middelen te nemen. Gek genoeg komt alleen de Tour van 1998, de Tour Dopage, in het lijstje voor, op de vijfde plaats. Toen werden er trouwens wel verboden middelen gevonden, maar het gebruik ervan (EPO) kon nog niet worden aangetoond.
In de Tours gewonnen door grootgebruiker Lance Armstrong, waarin ook 'iedereen' gebruikte, werd helemaal niet harder gereden dan daarvoor of daarna. Toch wordt doping gebruikt om de prestatie te verhogen en er wordt zelden aan dit prestatieverhogende effect getwijfeld.

Vorige week stond er weer een leuk berichtje in de NRC, namelijk over onderzoek waaruit was gebleken dat wielrenners die vanaf 1947 aan de Tour de France hadden deelgenomen, gemiddeld zes jaar langer leefden dan hun leeftijdgenoten, ondanks doping, ongelukken en zware lichamelijke inspanning. Het argument van de Dopingautoriteit dat het gebruik van doping ongezond is komt hiermee ook te vervallen. Het werkt niet en het is ongevaarlijk, dus weg met die lijst en die controles.

Topsporters zijn kennelijk goedgelovige lui die denken dat ze dingen slikken die slecht zijn voor hun gezondheid (alles met mate, natuurlijk) en waar ze beter van presteren en dat dit 'oneerlijk' is tegenover hun concurrenten, zodat de meest bizarre maatregelen gerechtvaardigd zijn om de slikkers en spuiters te ontmaskeren en hen een paar jaar het brood uit de mond te stoten. Goedgelovig zijn topsporters zeker. Ze blijken zeer ontvankelijk voor het placebo-effect, dus met een vloeibare zoutoplossing geef je ze ook het gevoel dat ze de berg op vliegen. Maar om weer als 'normale' werknemers behandeld te worden, zullen ze zelf in het geweer moeten komen. Sommigen zijn intelligent genoeg om daar werk van te maken.
 
*********************************
Het plaatje is van Katharina Kouwenhoven
© 2013 Katharina Kouwenhoven
powered by CJ2