archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Een rustig mens delen printen terug
Bootsman Schalielegger Jan Willem Minderhout

1918BS Bootsman
Het is al weer minstens 50 jaar geleden dat ik, als vierde machinist, met bootsman Schalielegger op de Kwestor voer. Hij woonde in zijn kleine hutje achter op het poopdek en boven het dek- en machinekamerpersoneel. Zijn hutje was gevuld met alle zaken die in die tijd duur waren zoals zaklampen, batterijen, staven zeep, molenmessen, lampglazen enzovoort. Die kleine man lette als een waakhond op deze schatten.

De bootsman was een getaand mager mannetje met een hoog voorhoofd. In de tropen was hij altijd gekleed in een knokhemdje en een korte rafelige broek, opgehouden door een riem waaraan een groot mes hing. Zijn spillebenen verdwenen in hoge werkschoenen waarvan de veters tot halverwege vast zaten zodat hij altijd
snel uit en in zijn schoenen kon stappen. Dat snelle was in die tijd ook wel nodig omdat een goede bootsman altijd paraat moest zijn en voor een hongerloon een prestatie moest leveren als was hij een bedrijfsleider.

De bootsman had, vooral in de crisistijd en tijdens de Spaanse burgeroorlog, goed nagedacht over de wereld om hem heen en was, zoals zoveel zelfbewuste arbeiders, communist geworden. Mijn vader was in een andere hoek van de samenleving tot dezelfde conclusie gekomen maar voedde mij zodanig op dat er ruimte overbleef om een eigen mening te vormen. Dit nam niet weg dat ik de bootsman begreep. Bij goed weer hadden we na het avondeten lange gesprekken die uitgingen boven de standaard messroom verhalen.

De gesprekken gingen over Marx, Engels, de koloniale oorlog in Indië, varen voor het kapitaal in de oorlog en over de vakbond… We zaten dan onder de zichtbaar wordende sterrenhemel, dwarsscheeps op een bankje, met onze ruggen tegen de wand van zijn hut. Bij het geklop van de schroef en het ruisen van het water langs de romp zagen we aan stuur- en bakboord, over de rechte rand van de reling, de horizon op en neer gaan. Als de golfbeweging van overdwars kwam dan bewogen onze lichamen mee op de deining van de zee. Dat bewegen gebeurde niet vloeiend maar snokkerig omdat er ruimte in de verbinding zat tussen de zitplank en de poten van het bankje.

De bootsman werd door de hele bemanning gewaardeerd behalve door de kapitein. Deze had nog liever zonder bootsman gevaren dan met een communist die lid was van de Eenheids Vak Centrale.

Jaren later toen ik hoofdwerktuigkundige was op een On-boot – een snelle vrachtboot wiens naam op ‘on’ eindigde, zoals de ‘Marathon’- vertelde de kapitein me, kort na vertrek Amsterdam, dat we de as van een bootsman op zee moesten begraven. Het bleek de as van bootsman Schalielegger te zijn. Iets dat me toch wel
aangreep. Hoe deze wens van de bootsman gehonoreerd was begreep niemand omdat de wet dat toch niet toestond? We begrepen ook niet dat de directie zo welwillend had gereageerd op de laatste de wens van een communist.

Over de asbestemming van de rode bootsman werd niet meer gesproken totdat we de Azoren naderden. De kapitein roerde dit onderwerp aan tijdens het dagelijks borreluurtje met de eerste stuurman en mij. Hij stelde voor om op een rustige dag met weinig wind de as van de bootsman aan de zee toe te vertrouwen. De kapitein
zou de bemanning vragen om aanwezig te zijn en hij vroeg aan mij om gedurende de plechtigheid de hoofdmotor te stoppen.

De weerberichten werden goed in de gaten gehouden en de dag werd bepaald op de komende zaterdag om 11 uur. Het bleek inderdaad een rustige dag te zijn die aanvankelijk verliep zoals elke zaterdag op een schip. Het dek werd gewassen en de zaterdagse werkzaamheden werden uitgevoerd. Vanuit mijn hut hoorde ik de brandkleppen dichtvallen, de noodgenerator op toeren komen, en het verre geplof van het dieseltje in de sloep
dat beproefd werd. Iets voor elf uur hoorde ik de luchtcompressor aanslaan om de vaten met startlucht op de maximale druk te brengen waarna de motor gestopt werd.

Het schip ging langzaam dwarszee liggen en steeds meer slingeren. Geluiden werden hoorbaar die normaal niet gehoord werden. Het gehijg van de drinkwatertanks door de ontluchtingspijpen, het slaan van blokken tegen laadbomen, het gerammel in de kombuis van de pannen en het geluid van de zwel tijdens het omhoog bewegen en neerdalen van de scheepsromp door de deining van de zee.

We verzamelden ons op het dek, de officieren zagen er netjes uit in hun tropenuitrusting die voor het eerst na vertrek gedragen werd en dus goed gesteven en gestreken was. De bemanning had schone kleding aan, sommigen zelfs schoenen in plaats van slippers. Ik vroeg me af of mijn positieve verhalen over deze man hier een bijdrage aan geleverd hadden.

De kapitein haalde bij het luikhoofd de urn uit een donkergekleurde doos en liep vervolgens naar de zijkant van het schip. Bij de railing gekomen opende de kapitein de urn en poogde de as over zee te verspreiden. De as woei echter op via de wand van het schip en sloeg neer op de rouwende bemanning. De kapitein sloot de urn
weer en wierp hem vervolgens in zee waarbij hij enkele gesmoorde woorden, die vast wel plechtig geweest zijn, uitte.

Heel stil zijn we van dek weggeslopen. Het starten van de motor deed ons haast pijn en de stoot op de hoorn, ten afscheid, heeft vele ogen vochtig gemaakt.

Ik heb nog vele jaren, onder in mijn hutkoffer, een zakdoek in een doosje bewaard met een paar stofjes as van DE BOOTSMAN er op.

-----------

De illustratie is van Marcia Meerum Terwogt.M
Meer informatie: marciamt72@gmail.com


© 2022 Jan Willem Minderhout meer Jan Willem Minderhout - meer "Een rustig mens" -
Beschouwingen > Een rustig mens
Bootsman Schalielegger Jan Willem Minderhout
1918BS Bootsman
Het is al weer minstens 50 jaar geleden dat ik, als vierde machinist, met bootsman Schalielegger op de Kwestor voer. Hij woonde in zijn kleine hutje achter op het poopdek en boven het dek- en machinekamerpersoneel. Zijn hutje was gevuld met alle zaken die in die tijd duur waren zoals zaklampen, batterijen, staven zeep, molenmessen, lampglazen enzovoort. Die kleine man lette als een waakhond op deze schatten.

De bootsman was een getaand mager mannetje met een hoog voorhoofd. In de tropen was hij altijd gekleed in een knokhemdje en een korte rafelige broek, opgehouden door een riem waaraan een groot mes hing. Zijn spillebenen verdwenen in hoge werkschoenen waarvan de veters tot halverwege vast zaten zodat hij altijd
snel uit en in zijn schoenen kon stappen. Dat snelle was in die tijd ook wel nodig omdat een goede bootsman altijd paraat moest zijn en voor een hongerloon een prestatie moest leveren als was hij een bedrijfsleider.

De bootsman had, vooral in de crisistijd en tijdens de Spaanse burgeroorlog, goed nagedacht over de wereld om hem heen en was, zoals zoveel zelfbewuste arbeiders, communist geworden. Mijn vader was in een andere hoek van de samenleving tot dezelfde conclusie gekomen maar voedde mij zodanig op dat er ruimte overbleef om een eigen mening te vormen. Dit nam niet weg dat ik de bootsman begreep. Bij goed weer hadden we na het avondeten lange gesprekken die uitgingen boven de standaard messroom verhalen.

De gesprekken gingen over Marx, Engels, de koloniale oorlog in Indië, varen voor het kapitaal in de oorlog en over de vakbond… We zaten dan onder de zichtbaar wordende sterrenhemel, dwarsscheeps op een bankje, met onze ruggen tegen de wand van zijn hut. Bij het geklop van de schroef en het ruisen van het water langs de romp zagen we aan stuur- en bakboord, over de rechte rand van de reling, de horizon op en neer gaan. Als de golfbeweging van overdwars kwam dan bewogen onze lichamen mee op de deining van de zee. Dat bewegen gebeurde niet vloeiend maar snokkerig omdat er ruimte in de verbinding zat tussen de zitplank en de poten van het bankje.

De bootsman werd door de hele bemanning gewaardeerd behalve door de kapitein. Deze had nog liever zonder bootsman gevaren dan met een communist die lid was van de Eenheids Vak Centrale.

Jaren later toen ik hoofdwerktuigkundige was op een On-boot – een snelle vrachtboot wiens naam op ‘on’ eindigde, zoals de ‘Marathon’- vertelde de kapitein me, kort na vertrek Amsterdam, dat we de as van een bootsman op zee moesten begraven. Het bleek de as van bootsman Schalielegger te zijn. Iets dat me toch wel
aangreep. Hoe deze wens van de bootsman gehonoreerd was begreep niemand omdat de wet dat toch niet toestond? We begrepen ook niet dat de directie zo welwillend had gereageerd op de laatste de wens van een communist.

Over de asbestemming van de rode bootsman werd niet meer gesproken totdat we de Azoren naderden. De kapitein roerde dit onderwerp aan tijdens het dagelijks borreluurtje met de eerste stuurman en mij. Hij stelde voor om op een rustige dag met weinig wind de as van de bootsman aan de zee toe te vertrouwen. De kapitein
zou de bemanning vragen om aanwezig te zijn en hij vroeg aan mij om gedurende de plechtigheid de hoofdmotor te stoppen.

De weerberichten werden goed in de gaten gehouden en de dag werd bepaald op de komende zaterdag om 11 uur. Het bleek inderdaad een rustige dag te zijn die aanvankelijk verliep zoals elke zaterdag op een schip. Het dek werd gewassen en de zaterdagse werkzaamheden werden uitgevoerd. Vanuit mijn hut hoorde ik de brandkleppen dichtvallen, de noodgenerator op toeren komen, en het verre geplof van het dieseltje in de sloep
dat beproefd werd. Iets voor elf uur hoorde ik de luchtcompressor aanslaan om de vaten met startlucht op de maximale druk te brengen waarna de motor gestopt werd.

Het schip ging langzaam dwarszee liggen en steeds meer slingeren. Geluiden werden hoorbaar die normaal niet gehoord werden. Het gehijg van de drinkwatertanks door de ontluchtingspijpen, het slaan van blokken tegen laadbomen, het gerammel in de kombuis van de pannen en het geluid van de zwel tijdens het omhoog bewegen en neerdalen van de scheepsromp door de deining van de zee.

We verzamelden ons op het dek, de officieren zagen er netjes uit in hun tropenuitrusting die voor het eerst na vertrek gedragen werd en dus goed gesteven en gestreken was. De bemanning had schone kleding aan, sommigen zelfs schoenen in plaats van slippers. Ik vroeg me af of mijn positieve verhalen over deze man hier een bijdrage aan geleverd hadden.

De kapitein haalde bij het luikhoofd de urn uit een donkergekleurde doos en liep vervolgens naar de zijkant van het schip. Bij de railing gekomen opende de kapitein de urn en poogde de as over zee te verspreiden. De as woei echter op via de wand van het schip en sloeg neer op de rouwende bemanning. De kapitein sloot de urn
weer en wierp hem vervolgens in zee waarbij hij enkele gesmoorde woorden, die vast wel plechtig geweest zijn, uitte.

Heel stil zijn we van dek weggeslopen. Het starten van de motor deed ons haast pijn en de stoot op de hoorn, ten afscheid, heeft vele ogen vochtig gemaakt.

Ik heb nog vele jaren, onder in mijn hutkoffer, een zakdoek in een doosje bewaard met een paar stofjes as van DE BOOTSMAN er op.

-----------

De illustratie is van Marcia Meerum Terwogt.M
Meer informatie: marciamt72@gmail.com
© 2022 Jan Willem Minderhout
powered by CJ2