archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Een rustig mens delen printen terug
De grote beslissing van Nasir Refa. Willem Minderhout

0712BS Nasir

De grote beslissing van Nasir Refa.

 

 

‘In die tijd heb ik het uitgemaakt met Anne. Ze begreep er niets van. Ze dacht dat ik niet meer van haar hield. Maar dat was het niet. In tegendeel. Ik wist niet meer hoe ik verder moest met mijn leven en daar wilde ik haar niet de dupe van laten worden.’

 

Voor me zit Nasir Refa. Hij is tweedejaarsstudent aan de opleiding Bestuurskunde en Overheidsmanagement (BO) aan de Haagse Hogeschool. Hij is een van die vele studenten met een bijzondere geschiedenis die hier rondlopen. Ik heb het voornemen opgevat om een aantal van hen te interviewen voor De Leunstoel. Het ligt voor de hand om met Nasir te beginnen. Ik ken hem het langst. Hij heeft zijn MBO-stage bij de Tweede Kamerfractie van de PvdA gedaan en was dus een soort collega van me. Toen ik hem tijdens de lunch vroeg wat zijn plannen na het MBO waren vertelde hij me dat hij BO ging doen. Ik proestte het uit, want ik stond op het punt om daar als docent te gaan werken.  

 

Nasir werd in 1988 geboren in Herat, in het westen van Afghanistan. In Herat wonen Perzisch sprekende Tadzjieken. De streek heeft ook lang bij Iran gehoord, maar anders dan in Iran vormen de soenniten de overgrote meerderheid. Herat is een prachtige drieduizend jaar oude stad. Alexander de Grote, Dzjengiz Khan en Timoer Lenk zijn er de baas geweest. De oude binnenstad is helemaal gerestaureerd met geld van de Agha Khan Foundation.

 

Nasir komt uit een redelijk welvarend gezin. Zijn vader was landbouwkundig ingenieur en bezat ook wat grond in de buurt van Herat. Nadat zijn vader vijf jaar in dienst had gezeten, ging hij voor de overheid werken. ‘Hij werd ambtenaar in de tijd dat in Afghanistan de communisten aan de macht waren. Hij was ook lid van de communistische partij. Dat moest wel. Mijn vader was niet fanatiek en ik weet zeker dat hij nooit iemand kwaad heeft gedaan. Wij waren nergens fanatiek in. We zijn soennitische moslims, zoals de meeste inwoners van Herat, maar ook daar waren we niet zo fanatiek in. Gewoon zolas het uitkwam. Dat was vroeger heel normaal in die stad, al waren de inwoners van Herat altijd wel religieuzer dan in het Kaboel van die tijd.’

 

‘Ik heb eigenlijk altijd in een land in oorlog geleefd. Vlak na mijn geboorte trokken de Russen zich terug uit Afghanistan. Rond Herat vochten de moedjaheddien van de warlord Ismail Khan met het regeringsleger. In 1992 namen de moedjaheddien de macht over. Muziek werd verboden, vrouwen moesten zich bedekken en mochten niet meer alleen over straat. Mij viel dat allemaal niet zo op. Ik was een jongetje en ik speelde op straat. Ik voetbalde en vliegerde alleen maar. Regelmatig gingen we naar ons land buiten de stad. Daar is het prachtig. Overal bomen en beekjes. Ik had een heel prettige jeugd.‘

 

‘Ismil Khan was aanvankelijk wel populair. Hij was een soort ‘Che Guevarra’, die met zijn boerenleger de regeringstroepen had verdreven. Net als veel andere warlords, zoals Ahmad Shah Massood, was hij een voormalige student aan de Universiteit van Kaboel. Hij speelde als machthebber niets klaar. Bovendien stopte alle steun van Rusland. Alles kwam uit Rusland, van thee tot autowegen. We hadden ineens niets meer.’

 

‘Op school kregen we uiteraard religieus onderwijs. Die leraar was wel streng. Als je niet oplette kreeg je met de stok, maar dat deden de andere leraren ook! Mijn ouders niet, hoor.’

‘De eerste keer dat ik merkte dat er iets ergs aan de hand was, was toen in 1992 de Taliban op het punt stonden de moedjaheddien te verdrijven. Alle leraren en leraressen stonden op de gang met elkaar te praten. Er heerste een heel droevige sfeer.’ 

‘De nacht dat de Taliban Herat innamen is de stad voortdurend beschoten met kanonnen. Ik heb daar helemaal niets van gemerkt en ben daar gewoon doorheen geslapen. De veranderingen merkte ik wel. Er heerste totale chaos in de stad. Ik moest mijn rapport bij mijn lerares thuis ophalen, want zij mocht niet meer naar school. Ze huilde toen ik haar zag. Ze had alle leerlingen, ook de hele zwakke, over laten gaan.’

 

‘Voor ons brak een moeilijke tijd aan. Mijn vader, die bekend stond als regeringsambtenaar, moest onderduiken. Mijn moeder zat alleen thuis met negen kinderen en zonder inkomsten. Scholen waren er niet meer, behalve koranscholen. Al mijn broers en zussen wilden vooruit, maar er was geen enkel perspectief meer. Vooral voor mijn zussen moet dat ongelofelijk frustrerend zijn geweest. Zij konden helemaal geen kant meer op. ‘

 

‘Mijn ouders wilden het land niet uit, maar ze wilden ons een goede toekomst geven. Een oom, een broer van mijn moeder, heeft toen geregeld dat mijn drie jaar oudere broer en ik het land uit werden gesmokkeld. We werden met een auto naar de grens van Iran gebracht en vandaar naar het vliegveld in Teheran. Het was allemaal goed georganiseerd. Geen commerciële mensensmokkel, maar idealisten die wilden helpen.’

 

‘Op Schiphol werden we opgepakt. We werden goed opgevangen. Het was voor mij een hele belevenis. Ik was nog maar twaalf jaar oud en zag alles als een prachtig avontuur. Ik vond Nederland prachtig. Alles blonk en glom.’

 

‘We kwamen in een jeugdkamp in Lochem terecht. Ik vond het er geweldig. We konden sporten en spelen en we gingen naar school. Het was een kinderparadijs. Op zaterdag mochten we naar het dorp. Ik heb daar nooit een vijandige sfeer geproefd. Alles was goed. Na enige tijd kwam ook mijn broertje van tien daar terecht. Nederlands heb ik geleerd door ontzettend veel te lezen. Vooral stripverhalen. Ik kon me al snel redelijk redden in die taal.’  

 

‘Na een half jaar gingen we alledrie naar Den Haag, naar een begeleid wonenproject. Er zaten in dat huis ook drie Angolese jongens. Aanvankelijk ging dat goed, maar die Angolezen hadden op den duur een nogal afwijkend levensritme. Wij wilden studeren en op tijd naar bed. We woonden in Loosduinen. Heerlijk! We hadden fietsen en kenden dat deel van de stad op ons duimpje. Vooral op Kijkduin kwamen we vaak en ik voetbalde bij GDA. Alles was bijzonder, maar een cultuurschok was het niet echt. We hadden nooit een computer of een meisje in bikini gezien, maar we wisten wel dat het bestond, dus we keken er niet van op. Waar ik alleen nooit aan zal wennen is de respectloze manier waarop veel Nederlanders met elkaar en ook met ouderen omgaan. Het klinkt misschien gek, maar op dat gebied vind ik Afghanen toch veel beschaafder.’

 

‘Ze wilden me naar het VBO sturen, maar ik wilde per se naar het VMBO kaderberoeps. Ik was een druk kind en mijn Nederlands was niet zo goed, dus dat werd me afgeraden. Mijn zelfbewustzijn heeft me gered. Ik heb het gewoon doorgedrukt.’ En haalde mijn diploma daarna ging ik naar MBO.

 

‘Op het MBO had ik ruzie met iedereen. Ik voelde me eigenlijk een beetje te goed voor die school, al kwam dat door mijn taalachterstand niet bepaald tot uiting in mijn cijfers. Een lerares heeft me tot de orde geroepen. Ze zei dat ik moest doorzetten en me gedragen omdat ik anders die school nooit zou afmaken.’

‘Ik ben erg in politiek geïnteresseerd, dus toen ik een stage moest zoeken wist ik wat ik wilde: een stage in de Tweede Kamer en het liefst bij de PvdA. Dat is me nog gelukt ook! Ik heb een leerzame tijd gehad bij Martijn van Dam.’

 

‘In die tijd vond ik tijdens de vakantie de liefde van mijn leven. Anne, een gymnasiumleerlinge uit Rotterdam. Het was allemaal te mooi om waar te zijn, maar ineens besloop me een vreselijke twijfel. Ik was in 2006 voor het eerst weer in Herat geweest bij mijn ouders, broers en zussen. Ik had eigenlijk tot die tijd nooit heimwee gehad, maar dat was een zeer emotionele ervaring. In Afghanistan leek het op dat moment ook weer de goede kant op te gaan. Ik begon na te denken over een mogelijke terugkeer. Hoorde ik eigenlijk niet daar?’

 

‘Anne wilde echter voor geen geld naar Afghanistan. Toen ik zo begon te twijfelen heb ik het uitgemaakt. Ik ben heel serieus in relaties en ik wilde haar niet voor de gek houden. Stel je voor dat ik ineens zou verdwijnen? Ik vond dat ik haar dat niet aan kon doen. Zij begreep er niets van. Ze dacht dat ik niet meer van haar hield. Het tegendeel was het geval, maar ik zat vreselijk met mezelf in de knoop.‘

 

‘In 2008 ben ik weer teruggegaan. De optimistische sfeer in Herat was totaal verdwenen. Ontvoeringen en bomaanslagen waren aan de orde van de dag. Ik merkte ook dat ik geen ‘echte’ Afghaan meer was. Ik kan me wel aanpassen en zou er best kunnen leven, maar ik denk niet dat ik er gelukkig kan worden. Het komt vast ooit goed met Afghanistan, maar niet tijdens mijn leven.‘

 

‘De knop is toen volledig omgegaan. Ik blijf hier en ga er het beste van maken. Ook met Anne, die nu psychologie gaat studeren in september, is het weer helemaal goed gekomen. Ik beheers het Nederlands nog steeds niet tot in de puntjes, maar ik werk er hard aan om dat te perfectioneren. Die HBO-studie moet me lukken. En daarna? Misschien iets in de politiek. Wie weet?’

 



© 2013 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "Een rustig mens" -
Beschouwingen > Een rustig mens
De grote beslissing van Nasir Refa. Willem Minderhout
0712BS Nasir

De grote beslissing van Nasir Refa.

 

 

‘In die tijd heb ik het uitgemaakt met Anne. Ze begreep er niets van. Ze dacht dat ik niet meer van haar hield. Maar dat was het niet. In tegendeel. Ik wist niet meer hoe ik verder moest met mijn leven en daar wilde ik haar niet de dupe van laten worden.’

 

Voor me zit Nasir Refa. Hij is tweedejaarsstudent aan de opleiding Bestuurskunde en Overheidsmanagement (BO) aan de Haagse Hogeschool. Hij is een van die vele studenten met een bijzondere geschiedenis die hier rondlopen. Ik heb het voornemen opgevat om een aantal van hen te interviewen voor De Leunstoel. Het ligt voor de hand om met Nasir te beginnen. Ik ken hem het langst. Hij heeft zijn MBO-stage bij de Tweede Kamerfractie van de PvdA gedaan en was dus een soort collega van me. Toen ik hem tijdens de lunch vroeg wat zijn plannen na het MBO waren vertelde hij me dat hij BO ging doen. Ik proestte het uit, want ik stond op het punt om daar als docent te gaan werken.  

 

Nasir werd in 1988 geboren in Herat, in het westen van Afghanistan. In Herat wonen Perzisch sprekende Tadzjieken. De streek heeft ook lang bij Iran gehoord, maar anders dan in Iran vormen de soenniten de overgrote meerderheid. Herat is een prachtige drieduizend jaar oude stad. Alexander de Grote, Dzjengiz Khan en Timoer Lenk zijn er de baas geweest. De oude binnenstad is helemaal gerestaureerd met geld van de Agha Khan Foundation.

 

Nasir komt uit een redelijk welvarend gezin. Zijn vader was landbouwkundig ingenieur en bezat ook wat grond in de buurt van Herat. Nadat zijn vader vijf jaar in dienst had gezeten, ging hij voor de overheid werken. ‘Hij werd ambtenaar in de tijd dat in Afghanistan de communisten aan de macht waren. Hij was ook lid van de communistische partij. Dat moest wel. Mijn vader was niet fanatiek en ik weet zeker dat hij nooit iemand kwaad heeft gedaan. Wij waren nergens fanatiek in. We zijn soennitische moslims, zoals de meeste inwoners van Herat, maar ook daar waren we niet zo fanatiek in. Gewoon zolas het uitkwam. Dat was vroeger heel normaal in die stad, al waren de inwoners van Herat altijd wel religieuzer dan in het Kaboel van die tijd.’

 

‘Ik heb eigenlijk altijd in een land in oorlog geleefd. Vlak na mijn geboorte trokken de Russen zich terug uit Afghanistan. Rond Herat vochten de moedjaheddien van de warlord Ismail Khan met het regeringsleger. In 1992 namen de moedjaheddien de macht over. Muziek werd verboden, vrouwen moesten zich bedekken en mochten niet meer alleen over straat. Mij viel dat allemaal niet zo op. Ik was een jongetje en ik speelde op straat. Ik voetbalde en vliegerde alleen maar. Regelmatig gingen we naar ons land buiten de stad. Daar is het prachtig. Overal bomen en beekjes. Ik had een heel prettige jeugd.‘

 

‘Ismil Khan was aanvankelijk wel populair. Hij was een soort ‘Che Guevarra’, die met zijn boerenleger de regeringstroepen had verdreven. Net als veel andere warlords, zoals Ahmad Shah Massood, was hij een voormalige student aan de Universiteit van Kaboel. Hij speelde als machthebber niets klaar. Bovendien stopte alle steun van Rusland. Alles kwam uit Rusland, van thee tot autowegen. We hadden ineens niets meer.’

 

‘Op school kregen we uiteraard religieus onderwijs. Die leraar was wel streng. Als je niet oplette kreeg je met de stok, maar dat deden de andere leraren ook! Mijn ouders niet, hoor.’

‘De eerste keer dat ik merkte dat er iets ergs aan de hand was, was toen in 1992 de Taliban op het punt stonden de moedjaheddien te verdrijven. Alle leraren en leraressen stonden op de gang met elkaar te praten. Er heerste een heel droevige sfeer.’ 

‘De nacht dat de Taliban Herat innamen is de stad voortdurend beschoten met kanonnen. Ik heb daar helemaal niets van gemerkt en ben daar gewoon doorheen geslapen. De veranderingen merkte ik wel. Er heerste totale chaos in de stad. Ik moest mijn rapport bij mijn lerares thuis ophalen, want zij mocht niet meer naar school. Ze huilde toen ik haar zag. Ze had alle leerlingen, ook de hele zwakke, over laten gaan.’

 

‘Voor ons brak een moeilijke tijd aan. Mijn vader, die bekend stond als regeringsambtenaar, moest onderduiken. Mijn moeder zat alleen thuis met negen kinderen en zonder inkomsten. Scholen waren er niet meer, behalve koranscholen. Al mijn broers en zussen wilden vooruit, maar er was geen enkel perspectief meer. Vooral voor mijn zussen moet dat ongelofelijk frustrerend zijn geweest. Zij konden helemaal geen kant meer op. ‘

 

‘Mijn ouders wilden het land niet uit, maar ze wilden ons een goede toekomst geven. Een oom, een broer van mijn moeder, heeft toen geregeld dat mijn drie jaar oudere broer en ik het land uit werden gesmokkeld. We werden met een auto naar de grens van Iran gebracht en vandaar naar het vliegveld in Teheran. Het was allemaal goed georganiseerd. Geen commerciële mensensmokkel, maar idealisten die wilden helpen.’

 

‘Op Schiphol werden we opgepakt. We werden goed opgevangen. Het was voor mij een hele belevenis. Ik was nog maar twaalf jaar oud en zag alles als een prachtig avontuur. Ik vond Nederland prachtig. Alles blonk en glom.’

 

‘We kwamen in een jeugdkamp in Lochem terecht. Ik vond het er geweldig. We konden sporten en spelen en we gingen naar school. Het was een kinderparadijs. Op zaterdag mochten we naar het dorp. Ik heb daar nooit een vijandige sfeer geproefd. Alles was goed. Na enige tijd kwam ook mijn broertje van tien daar terecht. Nederlands heb ik geleerd door ontzettend veel te lezen. Vooral stripverhalen. Ik kon me al snel redelijk redden in die taal.’  

 

‘Na een half jaar gingen we alledrie naar Den Haag, naar een begeleid wonenproject. Er zaten in dat huis ook drie Angolese jongens. Aanvankelijk ging dat goed, maar die Angolezen hadden op den duur een nogal afwijkend levensritme. Wij wilden studeren en op tijd naar bed. We woonden in Loosduinen. Heerlijk! We hadden fietsen en kenden dat deel van de stad op ons duimpje. Vooral op Kijkduin kwamen we vaak en ik voetbalde bij GDA. Alles was bijzonder, maar een cultuurschok was het niet echt. We hadden nooit een computer of een meisje in bikini gezien, maar we wisten wel dat het bestond, dus we keken er niet van op. Waar ik alleen nooit aan zal wennen is de respectloze manier waarop veel Nederlanders met elkaar en ook met ouderen omgaan. Het klinkt misschien gek, maar op dat gebied vind ik Afghanen toch veel beschaafder.’

 

‘Ze wilden me naar het VBO sturen, maar ik wilde per se naar het VMBO kaderberoeps. Ik was een druk kind en mijn Nederlands was niet zo goed, dus dat werd me afgeraden. Mijn zelfbewustzijn heeft me gered. Ik heb het gewoon doorgedrukt.’ En haalde mijn diploma daarna ging ik naar MBO.

 

‘Op het MBO had ik ruzie met iedereen. Ik voelde me eigenlijk een beetje te goed voor die school, al kwam dat door mijn taalachterstand niet bepaald tot uiting in mijn cijfers. Een lerares heeft me tot de orde geroepen. Ze zei dat ik moest doorzetten en me gedragen omdat ik anders die school nooit zou afmaken.’

‘Ik ben erg in politiek geïnteresseerd, dus toen ik een stage moest zoeken wist ik wat ik wilde: een stage in de Tweede Kamer en het liefst bij de PvdA. Dat is me nog gelukt ook! Ik heb een leerzame tijd gehad bij Martijn van Dam.’

 

‘In die tijd vond ik tijdens de vakantie de liefde van mijn leven. Anne, een gymnasiumleerlinge uit Rotterdam. Het was allemaal te mooi om waar te zijn, maar ineens besloop me een vreselijke twijfel. Ik was in 2006 voor het eerst weer in Herat geweest bij mijn ouders, broers en zussen. Ik had eigenlijk tot die tijd nooit heimwee gehad, maar dat was een zeer emotionele ervaring. In Afghanistan leek het op dat moment ook weer de goede kant op te gaan. Ik begon na te denken over een mogelijke terugkeer. Hoorde ik eigenlijk niet daar?’

 

‘Anne wilde echter voor geen geld naar Afghanistan. Toen ik zo begon te twijfelen heb ik het uitgemaakt. Ik ben heel serieus in relaties en ik wilde haar niet voor de gek houden. Stel je voor dat ik ineens zou verdwijnen? Ik vond dat ik haar dat niet aan kon doen. Zij begreep er niets van. Ze dacht dat ik niet meer van haar hield. Het tegendeel was het geval, maar ik zat vreselijk met mezelf in de knoop.‘

 

‘In 2008 ben ik weer teruggegaan. De optimistische sfeer in Herat was totaal verdwenen. Ontvoeringen en bomaanslagen waren aan de orde van de dag. Ik merkte ook dat ik geen ‘echte’ Afghaan meer was. Ik kan me wel aanpassen en zou er best kunnen leven, maar ik denk niet dat ik er gelukkig kan worden. Het komt vast ooit goed met Afghanistan, maar niet tijdens mijn leven.‘

 

‘De knop is toen volledig omgegaan. Ik blijf hier en ga er het beste van maken. Ook met Anne, die nu psychologie gaat studeren in september, is het weer helemaal goed gekomen. Ik beheers het Nederlands nog steeds niet tot in de puntjes, maar ik werk er hard aan om dat te perfectioneren. Die HBO-studie moet me lukken. En daarna? Misschien iets in de politiek. Wie weet?’

 

© 2013 Willem Minderhout
powered by CJ2