archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Vermaak en Genot > Luister! | ||||
'Covers' waren er natuurlijk altijd al | Henk Klaren | |||
Alle jongens willen eigenlijk beroepsvoetballer worden, of anders popmuzikant. Nou ja, àlle jongens… , maar wel veel. Freek de Jonge moet er zo één geweest zijn. Hij is duidelijk voetballiefhebber of eigenlijk: Ajax-liefhebber. Hij bemoeit zich op allerlei manieren met die club. Daarmee maakt hij zich niet altijd even populair.
Ik heb begrepen dat hij ook wel voetbalt met een clubje met onder meer voormalige Ajax-vedetten. Volgens het zeldzame, in eigen beheer uitgegeven, boek Tussen de Benen van wijlen Maarten de Vos is hij overigens gespeend van ieder voetbaltalent. En dan toch met sterren spelen. Als je maar beroemd bent, bijvoorbeeld als cabaretier.
En popmuziek maakt hij ook al, bijvoorbeeld met de Nits. Hij had zelfs een paar hitjes, zoals Er is Leven na de Dood. Een lollige versie van Dylan’s Death is not the End, waardoor je nauwelijks meer serieus naar het origineel kan luisteren. En hij werd ook gevraagd voor de DWDD-recordings. Dat was een erg aardig onderdeel van dat programma, waarin Nederlandse en soms Belgische muzikanten hun favoriete nummers van anderen speelden, covers dus, met minimale begeleiding. Ik weet niet eens meer welk nummer de Jonge deed, maar ik vond het nogal gênant. Als je maar beroemd bent.
Die DWDD-recordings hebben twee seizoenen geduurd en elk seizoen werd afgesloten met een concert in Paradiso. Dat leverde heel aardige TV-registraties op. Niet alle artiesten, wiens hoofdberoep dat niet is, leverden plaatsvervangende schaamte op. Nico Dijkshoorn bijvoorbeeld gaf een fraaie versie ten beste van Bowie’s Heroes. Verder viel mij op dat Wende Snijders in The Man with the Child in his Eyes van Kate Bush de hoge noot op Child maar één keer pakte en dat Rita Reys gewoon een jazzclassic zong met haar vaste trio. Ze beschouwde dat geloof ik niet eens als een cover. Ze zingt altijd nummers van anderen. Maar er was niks mis mee en met de rest – nou ja, behalve Lee Towers met Honky Tonk Woman – ook niet en bijvoorbeeld Raccoon was erg leuk.
Volgens presentator Van Nieuwkerk waren de DWDD-recordings geïnspireerd door The American Recordings van Johnny Cash. En inderdaad, dat zijn zes fantastische albums met covers. Eén of twee eigen nummers daargelaten. Cash verstaat (om met Van Nieuwkerk te spreken) ‘als geen ander’ de kunst om een nummer naar zijn hand te zetten. Ik heb alle zes albums in huis.
Maar covers waren er natuurlijk altijd al. In het vroege begin van de popmuziek waren er liedjesschrijvers en zangers. De combinatie was niet vanzelfsprekend, behalve bij de ‘old-time-music’: blues en folk en zo. Buddy Holly was een uitzondering, Roy Orbison ook en er waren er natuurlijk veel meer: Jerry Lee, Chuck Berry, waar héb ik het eigenlijk over. Maar het ging over covers. Ik ben al heel lang van mening dat een goede cover beter is dan een slecht origineel en dat albums soms opfleuren van een covertje tussen de eigen nummers.
Zelfs de Beatles en de Stones deden dat in den beginne. En onze eigen Q65 natuurlijk. Een aantal van de nummers die ik noemde in mijn vorige stukje waren covers! (Jrg. 10 nr. 2). Er er bestaan tientallen (misschien wel duizenden) zogenoemde tribute-albums: The Songs of Bob Dylan, Tower of Song met Cohen-nummers. Als het om goede liedjesschrijvers gaat blijven die songs ook in andere uitvoeringen best overeind en soms voegen ze zelfs wat toe.
Dan heb je ook muzikanten die een heel album wijden aan liedjes van een collega. Dylanesque van Bryan Ferry mag er zijn en Me and Mr. Johnson van Eric Clapton is één van mijn favoriete CD’s.
Maar áls ik aan covers denk moet ik altijd even stilstaan bij Don Gibson’s Oh Lonesome Me van het album Hold Time van M Ward, Lucinda Williams zingt mee. Práchtig, bijna net zo mooi als Harry Nilsson’s versie van Save the last Dance for me. Ik kende die versie van dat nummer al een poos. Ooit eens ontdekt in mijn downloadperiode. Het nummer is van Doc Pomus en Mort Shuman en in 1960 voor het eerst opgenomen door Ben. E. King en de Drifters. Er zijn talloze versies van. Veel coverbandjes zullen het laat op de avond spelen en veel verliefden zullen dat op prijs stellen. Dolly Parton heeft het gedaan en zelfs de vreselijke Michael Bublé.
Zonder alle versies te kennen durf ik te zeggen dat die van Nilsson de beste is. Het staat op zijn album Pussy Cats, geproduceerd door John Lennon, en ook op Many Rivers to cross van Jimmy Cliff. De andere covers op het album zijn leuk maar wat minder, zoals Loop de loop (geintje lijkt me) en Rock around the Clock (!), maar voor mij toch aardiger dan de eigen nummers. Subterranean Homesick Blues staat er ook op. Ik had niet gedacht dat er een redelijk alternatief voor de Dylan-versie mogelijk was, maar ondertussen! Tsja, met Jim Keltner en Ringo Starr op drums… Een echt drummersalbum: behalve genoemde legendes speelt op Rock around the Clock Keith Moon ook nog mee! ********************************
De plaatjes zijn gemaakt door de schrijver |
||||
© 2012 Henk Klaren | ||||
powered by CJ2 |