archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > Een omweg waard delen printen terug
Geen omweg waard Katharina Kouwenhoven

0207 Geen omweg waard
Praktisch mijn hele leven blijk ik in huizen gewoond te hebben die architectonisch behoren tot de zogenaamde Amsterdamse School. Natuurlijk wist ik van mijn huidige woning lang voordat ik die betrok dat hij deel uitmaakte van een Amsterdamse Schoolwijkje, waarvoor toeristen van over de hele wereld hun camera trekken. Maar dat ook het huis, waarin ik geboren en getogen ben tot de Amsterdamse School behoorde, had ik nooit beseft. Pas een jaar of tien geleden, toen er opeens hoog opgegeven werd van het Mercatorplein en omgeving, realiseerde ik mij dat ook de Orteliusstraat kennelijk ontworpen was in die stijl. Die hype over die buurt in Oud-West irriteerde me behoorlijk. Het gejubel over de huizen aldaar kon alleen maar geschreven zijn door mensen, die daar zelf nooit gewoond hadden. Ik wist wel beter.

Van het blok in de Orteliusstraat waar ik een jaar of achttien gewoond heb, was bekend dat de architect van het vrouwelijk geslacht was. Daar deden wij thuis altijd wat lacherig over; aan de huizen waar wij en onze buren in woonden kon je duidelijk merken dat vrouwen geen verstand hebben van huizenbouw.

In het nummer van oktober 2004 van Ons Amsterdam werd een groot stuk geweid aan één van de weinige vrouwelijke architecten uit het begin van de vorige eeuw, Mevrouw Margreet Kropholler. Dat stuk was onder andere geïllustreerd met een foto van .............. het blok van de Orteliusstraat, waar ik mijn jeugd heb doorgebracht. De auteurs beweerden dat het ging om de oneven kant van dat blok, tussen de Jan Evertstraat en de Jan van Galenstraat. Niets is minder waar; de even kant bestond (en bestaat) uit precies dezelfde huizen. De betreffende architecte had in geschrifte het belang van vrouwelijke architecten onderstreept, omdat deze veel meer gevoel zouden hebben voor de praktische inrichting van huizen, die de huisvrouw ten goede zouden komen.

Toen ik dat las, brak mijn klomp. Op de foto van mijn blok, zal ik maar zeggen, is duidelijk te zien dat de gevel vanaf de eerste verdieping puntig toeloopt, zodat deze in zijn totaliteit een soort harmonicavorm heeft. Dit heeft als ‘praktische’ consequentie, dat de benedenhuizen een soort schuin uitstekend dak hebben, dat het toch al schaarse licht bijna geheel wegneemt. In zo’n benedenhuis moest je feitelijk altijd licht aan hebben om normaal te kunnen lezen, maar omdat wij daar geen geld voor hadden zaten we er onze ogen te verpesten. Voor de bovenhuizen is het gevolg dat de voorkamer een schuine gevelwand heeft en de kamer geen keurige rechthoek vormt maar een rechthoek met een driehoek eraan. Probeer zo’n ruimte maar eens ‘praktisch’ in te richten. Zet je een tafel voor het raam aan die gevelwand, dan steekt die schuin de kamer in. De meeste buren losten dit probleem op door een schuine vensterbak te installeren om die schuine hoeken recht te trekken. De ruimte onder die vensterbak is daarmee echter verder onbruikbaar geworden. Daar ging een gedeelte van het oppervlak van die toch al kleine huizen.

Een ander voorbeeld van het ‘praktisch’ inzicht van de architecte wordt gevormd door de indeling van het huis. Natuurlijk was er niet meer dan één stookplaats in huis, namelijk in de woonkamer. Helaas was de keuken van deze woonkamer gescheiden door een gang, zodat de huisvrouw, waar de architecte zo’n compassie mee zei te hebben, de hele winter bij het koken, wassen en afwassen stond te kleumen van de kou. Die keuken bevond zich bovendien tussen twee slaapkamertjes, wat toch ook een vreemde positionering is.

Maar het meest ‘praktische’ van deze huizen bestond, volgens de auteurs van het artikel, uit de gecombineerde douche- en wasplaats. Ach heremetijd! Deze onnozele schrijvers hebben kennelijk geen idee in welk jaar die huizen gebouwd zijn en ze hebben ze nooit van binnen gezien. Huizen met douches werden toen überhaupt nog niet gebouwd en waar zou je een ‘wasplaats’ moeten hebben in een huis zo groot als een postzegel. Ik schat de totale oppervlakte op zo’n 32 à 36 vierkante meter. Dat neemt niet weg dat deze huizen in hun tijd voor arbeiderswoningen iets van ‘luxe’ hadden, in vergelijking met woningen in de Jordaan bijvoorbeeld, hoewel ze slecht gebouwd waren. En ze werden intensief bewoond, want de meeste arbeidersgezinnen waren toen nog kinderrijk en de woningnood van na de oorlog dwong die kinderen, ook als ze eenmaal getrouwd waren, tot langdurige inwoning. Maar de benedenwoningen hadden allemaal een tuintje en de bovenwoningen een balkon en een bergzolder en die toevoegingen werden ten nutte gemaakt voor het houden van kippen, duiven en konijnen. Elke dag een vers eitje en met de Kerst een stukje ‘wildbraat’.

De Amsterdamse School in Oud West. Ik heb er gewoond en vond het vreselijk. Afgezien van het Mercatorplein, dat wel iets heeft, zeker nu het gerenoveerd is, zijn de meeste straten daar van een hemeltergende saaiheid. Grote stukken van de Hoofdweg zijn niet anders dan woonkazernes avant la lettre, nog niet van beton, maar van baksteen, met ramen van een afmeting waar gevangenisbewoners nu terecht hun beklag over zouden doen. In de Van Spilbergenstraat lijken de gevels van de huizen zich elk moment op je te kunnen storten en in andere delen van de Orteliusstraat lijk je door spoken te worden achtervolgd. Iemand moet mij maar eens uitleggen wat in ‘s hemelsnaam de esthetische waarde van de façades van deze woonblokken is. En dan heb ik het nog niet eens over de krappe afmetingen en bezopen indelingen en hun ‘luxe’ voorzieningen. Eén kraan met koud stromend water in de keuken, een aanrecht zo laag geplaatst dat zelfs mijn moeder en ik, die beiden iets langer zijn dan een dwerg, er rugpijn kregen als we een paar uien hadden staan snijden. Alleen het bezit van een watercloset was in die tijd waarschijnlijk een opmerkelijke aangelegenheid, al kon je dat alleen gebruiken met de deur open of met je knieën in je nek.

De Amsterdamse School in Oud West, het mocht wat! Het is niet meer dan een slap aftreksel van wat in Zuid een imponerende en fantasievolle stijl is gebleken. En Mevrouw Kropholler had er inderdaad geen benul van hoe een fatsoenlijk huis te bouwen. Gelukkig heeft zij weinig navolgers gehad; vrouwelijke architecten zijn nog steeds schaars. Dat is ook logisch, want de meeste vrouwen mankeert het nu eenmaal danig aan ruimtelijk inzicht.


© 2005 Katharina Kouwenhoven meer Katharina Kouwenhoven - meer "Een omweg waard" -
Vermaak en Genot > Een omweg waard
Geen omweg waard Katharina Kouwenhoven
0207 Geen omweg waard
Praktisch mijn hele leven blijk ik in huizen gewoond te hebben die architectonisch behoren tot de zogenaamde Amsterdamse School. Natuurlijk wist ik van mijn huidige woning lang voordat ik die betrok dat hij deel uitmaakte van een Amsterdamse Schoolwijkje, waarvoor toeristen van over de hele wereld hun camera trekken. Maar dat ook het huis, waarin ik geboren en getogen ben tot de Amsterdamse School behoorde, had ik nooit beseft. Pas een jaar of tien geleden, toen er opeens hoog opgegeven werd van het Mercatorplein en omgeving, realiseerde ik mij dat ook de Orteliusstraat kennelijk ontworpen was in die stijl. Die hype over die buurt in Oud-West irriteerde me behoorlijk. Het gejubel over de huizen aldaar kon alleen maar geschreven zijn door mensen, die daar zelf nooit gewoond hadden. Ik wist wel beter.

Van het blok in de Orteliusstraat waar ik een jaar of achttien gewoond heb, was bekend dat de architect van het vrouwelijk geslacht was. Daar deden wij thuis altijd wat lacherig over; aan de huizen waar wij en onze buren in woonden kon je duidelijk merken dat vrouwen geen verstand hebben van huizenbouw.

In het nummer van oktober 2004 van Ons Amsterdam werd een groot stuk geweid aan één van de weinige vrouwelijke architecten uit het begin van de vorige eeuw, Mevrouw Margreet Kropholler. Dat stuk was onder andere geïllustreerd met een foto van .............. het blok van de Orteliusstraat, waar ik mijn jeugd heb doorgebracht. De auteurs beweerden dat het ging om de oneven kant van dat blok, tussen de Jan Evertstraat en de Jan van Galenstraat. Niets is minder waar; de even kant bestond (en bestaat) uit precies dezelfde huizen. De betreffende architecte had in geschrifte het belang van vrouwelijke architecten onderstreept, omdat deze veel meer gevoel zouden hebben voor de praktische inrichting van huizen, die de huisvrouw ten goede zouden komen.

Toen ik dat las, brak mijn klomp. Op de foto van mijn blok, zal ik maar zeggen, is duidelijk te zien dat de gevel vanaf de eerste verdieping puntig toeloopt, zodat deze in zijn totaliteit een soort harmonicavorm heeft. Dit heeft als ‘praktische’ consequentie, dat de benedenhuizen een soort schuin uitstekend dak hebben, dat het toch al schaarse licht bijna geheel wegneemt. In zo’n benedenhuis moest je feitelijk altijd licht aan hebben om normaal te kunnen lezen, maar omdat wij daar geen geld voor hadden zaten we er onze ogen te verpesten. Voor de bovenhuizen is het gevolg dat de voorkamer een schuine gevelwand heeft en de kamer geen keurige rechthoek vormt maar een rechthoek met een driehoek eraan. Probeer zo’n ruimte maar eens ‘praktisch’ in te richten. Zet je een tafel voor het raam aan die gevelwand, dan steekt die schuin de kamer in. De meeste buren losten dit probleem op door een schuine vensterbak te installeren om die schuine hoeken recht te trekken. De ruimte onder die vensterbak is daarmee echter verder onbruikbaar geworden. Daar ging een gedeelte van het oppervlak van die toch al kleine huizen.

Een ander voorbeeld van het ‘praktisch’ inzicht van de architecte wordt gevormd door de indeling van het huis. Natuurlijk was er niet meer dan één stookplaats in huis, namelijk in de woonkamer. Helaas was de keuken van deze woonkamer gescheiden door een gang, zodat de huisvrouw, waar de architecte zo’n compassie mee zei te hebben, de hele winter bij het koken, wassen en afwassen stond te kleumen van de kou. Die keuken bevond zich bovendien tussen twee slaapkamertjes, wat toch ook een vreemde positionering is.

Maar het meest ‘praktische’ van deze huizen bestond, volgens de auteurs van het artikel, uit de gecombineerde douche- en wasplaats. Ach heremetijd! Deze onnozele schrijvers hebben kennelijk geen idee in welk jaar die huizen gebouwd zijn en ze hebben ze nooit van binnen gezien. Huizen met douches werden toen überhaupt nog niet gebouwd en waar zou je een ‘wasplaats’ moeten hebben in een huis zo groot als een postzegel. Ik schat de totale oppervlakte op zo’n 32 à 36 vierkante meter. Dat neemt niet weg dat deze huizen in hun tijd voor arbeiderswoningen iets van ‘luxe’ hadden, in vergelijking met woningen in de Jordaan bijvoorbeeld, hoewel ze slecht gebouwd waren. En ze werden intensief bewoond, want de meeste arbeidersgezinnen waren toen nog kinderrijk en de woningnood van na de oorlog dwong die kinderen, ook als ze eenmaal getrouwd waren, tot langdurige inwoning. Maar de benedenwoningen hadden allemaal een tuintje en de bovenwoningen een balkon en een bergzolder en die toevoegingen werden ten nutte gemaakt voor het houden van kippen, duiven en konijnen. Elke dag een vers eitje en met de Kerst een stukje ‘wildbraat’.

De Amsterdamse School in Oud West. Ik heb er gewoond en vond het vreselijk. Afgezien van het Mercatorplein, dat wel iets heeft, zeker nu het gerenoveerd is, zijn de meeste straten daar van een hemeltergende saaiheid. Grote stukken van de Hoofdweg zijn niet anders dan woonkazernes avant la lettre, nog niet van beton, maar van baksteen, met ramen van een afmeting waar gevangenisbewoners nu terecht hun beklag over zouden doen. In de Van Spilbergenstraat lijken de gevels van de huizen zich elk moment op je te kunnen storten en in andere delen van de Orteliusstraat lijk je door spoken te worden achtervolgd. Iemand moet mij maar eens uitleggen wat in ‘s hemelsnaam de esthetische waarde van de façades van deze woonblokken is. En dan heb ik het nog niet eens over de krappe afmetingen en bezopen indelingen en hun ‘luxe’ voorzieningen. Eén kraan met koud stromend water in de keuken, een aanrecht zo laag geplaatst dat zelfs mijn moeder en ik, die beiden iets langer zijn dan een dwerg, er rugpijn kregen als we een paar uien hadden staan snijden. Alleen het bezit van een watercloset was in die tijd waarschijnlijk een opmerkelijke aangelegenheid, al kon je dat alleen gebruiken met de deur open of met je knieën in je nek.

De Amsterdamse School in Oud West, het mocht wat! Het is niet meer dan een slap aftreksel van wat in Zuid een imponerende en fantasievolle stijl is gebleken. En Mevrouw Kropholler had er inderdaad geen benul van hoe een fatsoenlijk huis te bouwen. Gelukkig heeft zij weinig navolgers gehad; vrouwelijke architecten zijn nog steeds schaars. Dat is ook logisch, want de meeste vrouwen mankeert het nu eenmaal danig aan ruimtelijk inzicht.
© 2005 Katharina Kouwenhoven
powered by CJ2